Language of document : ECLI:EU:T:2015:931

ARREST VAN HET GERECHT (Kamer voor hogere voorzieningen)

3 december 2015

Zaak T‑506/12 P

Eva Cuallado Martorell

tegen

Europese Commissie

„Hogere voorziening – Openbare dienst – Ambtenaren – Aanwerving – Algemeen vergelijkend onderzoek voor de vorming van een reservelijst van Spaanse juristen-linguïsten – Besluit van de jury houdende bevestiging dat de betrokkene niet is geslaagd voor de laatste schriftelijke toets en niet wordt toegelaten tot de mondelinge toets – Artikel 90, lid 2, van het Statuut – Ontvankelijkheid van het beroep in eerste aanleg – Motiveringsplicht – Weigering om rekwirante de gecorrigeerde schriftelijke toetsen toe te sturen – Toegang tot documenten”

Betreft:      Hogere voorziening tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 18 september 2012, Cuallado Martorell/Commissie (F‑96/09, JurAmbt., EU:F:2012:129), en strekkende tot vernietiging van dat arrest.

Beslissing:      Het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van de Europese Unie (Tweede kamer) van 18 september 2012, Cuallado Martorell/Commissie (F‑96/09, JurAmbt., EU:F:2012:129), wordt vernietigd, voor zover daarbij het beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard, voor zover het strekt tot nietigverklaring van het besluit houdende weigering om rekwirante toe te laten tot de mondelinge toets en, dientengevolge, van de reservelijst. De hogere voorziening wordt afgewezen voor het overige. De zaak wordt terugverwezen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken. De beslissing omtrent de kosten wordt aangehouden.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Vergelijkend onderzoek – Jury – Weigering om de gecorrigeerde schriftelijke toetsen toe te zenden – Motiveringsplicht – Omvang – Eerbiediging van het geheim van de werkzaamheden

(Ambtenarenstatuut, art. 25 en bijlage III, art. 6)

2.      Beroepen van ambtenaren – Besluit van een jury van een vergelijkend onderzoek – Voorafgaande administratieve klacht – Facultatief – Indiening – Gevolgen – Inachtneming van procedurevoorschriften, verband houdende met de voorafgaande klacht

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

3.      Beroepen van ambtenaren – Voorafgaande administratieve klacht – Begrip

(Ambtenarenstatuut, art. 90, lid 2)

1.      De motivering van een bezwarend besluit heeft tot doel, ten eerste de betrokkene voldoende gegevens te verschaffen om te beoordelen of het besluit gegrond is en of het zin heeft beroep bij de Unierechter in te stellen en, ten tweede, de rechter in staat te stellen zijn toezicht op de rechtmatigheid van dat besluit uit te oefenen.

Wat de besluiten van een jury van een vergelijkend onderzoek betreft, moet de motiveringsplicht in overeenstemming worden gebracht met de eerbiediging van het geheim van de werkzaamheden van de jury, zodat de mededeling van de voor de verschillende toetsen verkregen punten een afdoende motivering van de besluiten van de jury vormt. Een expliciet besluit waarbij wordt geweigerd om de gecorrigeerde schriftelijke toetsen toe te zenden is immers voldoende gemotiveerd, voor zover het verwijst naar artikel 6 van bijlage III bij het Statuut, dat bepaalt dat de werkzaamheden van de jury geheim zijn.

(cf. punten 37‑39 en 67)

Referentie:

Hof: arrest van 4 juli 1996, Parlement/Innamorati, C‑254/95 P, Jurispr., EU:C:1996:276, punt 31

Gerecht: arresten van 25 juni 2003, Pyres/Commissie, T‑72/01, JurAmbt., EU:T:2003:176, punt 66 en aldaar aangehaalde rechtspraak; van 5 april 2005, Hendrickx/Raad, T‑376/03, JurAmbt., EU:T:2005:116, punten 73 en 74 en aldaar aangehaalde rechtspraak; van 12 februari 2014, De Mendoza Asensi/Commissie, F‑127/11, JurAmbt., EU:F:2014:14, punt 94, en van 11 december 2014, van der Aat e.a./Commissie, T‑304/13 P, JurAmbt., EU:T:2014:1055, punten 43 en aldaar aangehaalde rechtspraak

2.      Het rechtsmiddel dat openstaat tegen een besluit van een jury van een vergelijkend onderzoek bestaat normaliter in een rechtstreeks beroep bij de Unierechter. De mogelijkheid voor een betrokkene om gebruik te maken van een rechtstreekse beroepsweg zonder voorafgaande administratieve klacht beoogt nu juist de toepassing van het recht op een effectieve rechterlijke bescherming. Het gaat immers om een mogelijkheid en niet om een verplichting.

Indien de betrokkene evenwel, in plaats van zich rechtstreeks tot de Unierechter te wenden, met een beroep op de bepalingen van het Statuut een administratieve klacht bij het tot aanstelling bevoegd gezag indient tegen een besluit van de jury van een vergelijkend onderzoek, is het later door hem ingestelde beroep in rechte slechts ontvankelijk indien hij alle procedurevoorschriften van de voorafgaande klachtprocedure heeft geëerbiedigd.

(cf. punten 54, 55 en 62)

Referentie:

Gerecht: arrest van 23 januari 2002, Gonçalves/Parlement, T‑386/00, JurAmbt., EU:T:2002:12, punten 34 en 35 en aldaar aangehaalde rechtspraak

3.      Als klacht in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut wordt beschouwd de brief waarin een ambtenaar weliswaar niet uitdrukkelijk de intrekking van een besluit vraagt, doch waaruit duidelijk blijkt dat hij langs minnelijke weg genoegdoening tracht te verkrijgen of een brief waarin de verzoeker duidelijk zijn intentie aangeeft om het bezwarende besluit aan te vechten.

Aangezien de precontentieuze procedure tot doel heeft de minnelijke regeling van het op het ogenblik van de klacht ontstane geschil mogelijk te maken, moet het tot aanstelling bevoegd gezag met voldoende nauwkeurigheid kennis kunnen nemen van de argumenten die de ambtenaar tegen het administratieve besluit aanvoert. Hieruit volgt dat de klacht een uitzetting moet bevatten van de middelen en argumenten die worden aangevoerd tegen het administratieve besluit waartegen de klacht is gericht.

Een klacht behoeft overigens geen bijzondere vorm te hebben. Het volstaat dat uit de klacht duidelijk en precies blijkt dat de indiener ervan een jegens hem genomen besluit wil betwisten.

De administratie moet de klachten met een open geest onderzoeken en om vast te stellen dat er sprake is van een klacht in de zin van artikel 90, lid 2, van het Statuut volstaat het dat een middel vooraf, in het kader van de administratieve procedure, voldoende duidelijk is aangevoerd om het tot aanstelling bevoegd gezag in staat te stellen kennis te nemen van de bezwaren die de betrokkene tegen het bestreden besluit aanvoerde. Zelfs al zijn de middelen of argumenten niet opgenomen in de klacht zelf, voor zover dat gezag daarvan kennis heeft kunnen nemen door middel van een hem afzonderlijk ter beschikking gesteld document, kan de klacht niet niet-ontvankelijk worden geacht.

(cf. punten 63‑66)

Referentie:

Hof: arresten van 31 mei 1988, Rousseau/Rekenkamer, 167/86, Jurispr., EU:C:1988:266, punt 8, en van 14 juli 1988, Aldinger en Virgili/Parlement, 23/87 en 24/87, Jurispr., EU:C:1988:406, punt 13

Gerecht: arresten van 7 maart 1996, Williams/Rekenkamer, T‑146/94, JurAmbt., EU:T:1996:34, punten 44 en 50 en aldaar aangehaalde rechtspraak; van 13 januari 1998, Volger/Parlement, T‑176/96, JurAmbt., EU:T:1998:1, punt 65, en van 16 februari 2005, Reggimenti/Parlement, T‑354/03, JurAmbt., EU:T:2005:54, punten 43 en 44 en aldaar aangehaalde rechtspraak