Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale di Rieti (Italië) op 26 mei 2021 – Strafzaak tegen G.B., R.H.

(Zaak C-334/21)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale di Rieti

Partijen in de strafzaak

G.B., R.H.

Prejudiciële vragen

Moet artikel 15, lid 1, van richtlijn 2002/581 , gelezen in het licht van de artikelen 7, 8, 11, en artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, mede op grond van de beginselen die het [Hof van Justitie van de Europese Unie] in zijn arrest van 2 maart 2021 in zaak C-746/18 heeft geformuleerd, aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling als neergelegd in artikel 132, lid 3, van decreto legislativo nr. 196/2003, op grond waarvan het openbaar ministerie – een orgaan dat alle in titel IV van de Italiaanse grondwet bedoelde waarborgen van onafhankelijkheid en autonomie geniet – bevoegd is om bij een met redenen omkleed besluit de verkrijging van verkeers- en locatiegegevens ten behoeve van een strafrechtelijk onderzoek te gelasten?

Indien de eerste vraag ontkennend wordt beantwoord, kan dan een nadere uitleg worden gegeven volgens welke de in het arrest van 2 maart 2021 in zaak C-746/18 neergelegde beginselen geen terugwerkende kracht hebben, gelet op de dwingende behoefte aan rechtszekerheid in het kader van de voorkoming, opsporing en bestrijding van zware criminaliteit of bedreigingen van de veiligheid?

Moet artikel 15, lid 1, van richtlijn 2002/58, gelezen in het licht van de artikelen 7, 8, 11, en artikel 52, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, mede op grond van de beginselen die het Hof van Justitie van de Europese Unie in zijn arrest van 2 maart 2021 in zaak C-746/18 heeft geformuleerd, aldus worden uitgelegd dat het zich verzet tegen een nationale regeling als neergelegd in artikel 132, lid 3, van decreto legislativo nr. 196/2003, gelezen in het licht van artikel 267, lid 2, van de codice di procedura penale (Wetboek van strafvordering), op grond waarvan het openbaar ministerie de gegevens van telefoonverkeer in spoedeisende gevallen onmiddellijk kan verkrijgen en deze verkrijging vervolgens door de bevoegde rechter wordt onderzocht en gecontroleerd?

____________

1 Richtlijn 2002/58/EG van het Europees Parlement en de Raad van 12 juli 2002 betreffende de verwerking van persoonsgegevens en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer in de sector elektronische communicatie (richtlijn betreffende privacy en elektronische communicatie) (PB 2002, L 201, blz. 37).