Language of document : ECLI:EU:T:2017:907

Zaak T21/17

RL

tegen

Hof van Justitie van de Europese Unie

„Openbare dienst – Ambtenaren – Bevordering – Bevorderingsronde 2015 – Besluit om verzoeker niet met ingang van 1 juli 2015 te bevorderen naar de rang AD 10 – Overplaatsing naar een andere instelling – Pro-rata-temporis-systeem – Vergelijkende beoordeling van de verdiensten – Artikel 45 van het Statuut – Aansprakelijkheid”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Negende kamer) van 14 december 2017

1.      Beroepen van ambtenaren – Beroep tegen het besluit tot afwijzing van de klacht – Ontvankelijkheid

(Ambtenarenstatuut, art. 90 en 91)

2.      Ambtenaren – Bevordering – Vergelijking van de verdiensten – Overplaatsing naar een andere instelling in de loop van de bevorderingsronde – Bevoegdheid van de instelling van herkomst om over de bevordering te beslissen

(Ambtenarenstatuut, art. 45)

3.      Ambtenaren – Bevordering – Vergelijking van de verdiensten – Overplaatsing naar een andere instelling in de loop van de bevorderingsronde – Toekenning van bevorderingspunten – Modaliteiten – Pro-rata-temporis-bevorderingssysteem van het Hof van Justitie van de Europese Unie

(Ambtenarenstatuut, art. 6 en 45)

4.      Ambtenaren – Bevordering – Vergelijking van de verdiensten – Gelijke behandeling

(Ambtenarenstatuut, art. 45)

5.      Ambtenaren – Bevordering – Vergelijking van de verdiensten – Beoordelingsbevoegdheid van de administratie – Omvang – Autonomie van de instellingen – Ambtenaar die naar een andere instelling is overgeplaatst – Niet-bevordering ondanks het feit dat hij in zijn instelling van herkomst voldeed aan de voorwaarden voor bevordering – Bestraffing van de betrokken ambtenaar wegens zijn overplaatsing – Geen

(Ambtenarenstatuut, art. 45)

6.      Ambtenaren – Niet-contractuele aansprakelijkheid van de instellingen – Voorwaarden – Onrechtmatigheid – Schade – Causaal verband – Cumulatieve voorwaarden

(Art. 340 VWEU)

7.      Ambtenaren – Niet-contractuele aansprakelijkheid van de instellingen – Voorwaarden – Schade – Materiële schade die zou zijn veroorzaakt door een weigering van bevordering – Schade niet zeker wegens het ontbreken van een recht op bevordering

(Ambtenarenstatuut, art. 45)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 26)

2.      Wanneer een ambtenaar kan worden bevorderd in de loop van het jaar gedurende hetwelk hij wordt overgeplaatst naar een andere instelling, is het tot aanstelling bevoegd gezag van zijn instelling van herkomst overeenkomstig de voorwaarden van artikel 45 van het Statuut het gezag dat bevoegd is om over zijn bevordering te beslissen.

Uit de bevoegdheid van het tot aanstelling bevoegd gezag van de instelling van herkomst om te beslissen over de bevordering van een ambtenaar in de loop van het jaar gedurende hetwelk hij is overgeplaatst, en uit het feit dat de grondslag voor die bevoegdheid de noodzakelijke vergelijkende beoordeling is van de verdiensten van ambtenaren die op het moment van vergelijking collega’s van dezelfde instelling waren, vloeit noodzakelijkerwijs voort dat de betrokken instelling van herkomst haar eigen bevorderingsstelsel toepast.

(zie punten 33, 35)

3.      Wat de bevordering in het geval van een overplaatsing naar een andere instelling betreft, moeten de verdiensten van de overgeplaatste ambtenaren worden vergeleken met die van de ambtenaren die gedurende het jaar voorafgaande aan de overplaatsing nog hun collega’s waren. Om te beslissen of een ambtenaar met terugwerkende kracht tot 1 januari van het jaar N moet worden bevorderd, kan het tot aanstelling bevoegd gezag in de praktijk immers slechts de verdiensten van ambtenaren in het verleden vergelijken, met name in de loop van het jaar N-1, en gelet op de beoordelingsrapporten van de prestaties van die ambtenaren in de loop van het jaar N-1 en voorgaande jaren.

Bevordering vindt plaats met terugwerkende kracht en gaat in op een datum waarop de betrokken ambtenaar werkzaam was bij de instelling die bevoegd is om over zijn bevordering te beslissen. Aangezien een bevordering veronderstelt dat er een vacante, op de begroting voorziene post is die overeenstemt met de betrokken rang en elke instelling op grond van artikel 6 van het Statuut zelfstandig het aantal posten vaststelt en tegelijkertijd de lijst van vacante posten, kan de instelling die bevoegd is om over de bevordering te beslissen de betrokken ambtenaar alleen bevorderen op een datum waarop zij hem tewerk kan stellen in een bij haar vacante post, dat wil zeggen in de loop van de periode gedurende welke die ambtenaar bij haar werkzaam is.

Vastgesteld moet echter worden dat de punten die in het jaar N op grond van het pro-rata-temporis-systeem zijn verleend, of deze nu het resultaat zijn van een vergelijkende beoordeling van de verdiensten over het jaar N of dat zij louter het resultaat zijn van een fictieve extrapolatie van de vergelijkende beoordeling van de verdiensten uit hoofde van het jaar N-1, alleen kunnen worden toegekend zolang de betrokken ambtenaar werkzaam is bij de instelling die bevoegd is om die vergelijkende beoordeling te verrichten en dus om over de bevordering te beslissen. Aangezien de toekenning van die punten, evenals de latere tussenkomst van het paritair bevorderingscomité en van het tot aanstelling bevoegd gezag, plaatsvindt in het kader van de bevorderingsprocedure van het jaar N teneinde de datum van bevordering van de betrokken ambtenaar te bepalen, kunnen die punten immers alleen worden toegekend tot en met de datum waarop de instelling bevoegd is de verdiensten van de betrokken ambtenaar te vergelijken met die van zijn collega’s van de instelling en in staat is om hem te bevorderen, dat wil zeggen de datum van overplaatsing van die ambtenaar.

(zie punten 37, 38, 40)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punten 47, 48)

5.      De instellingen moeten er ten eerste voor zorgen dat een overplaatsing geen nadelig invloed heeft op het loopbaanverloop van de overgeplaatste ambtenaren, en ten tweede dat de overgeplaatste ambtenaren niet zijn bestraft in het kader van de bevorderingsronde.

Uit het belang van de autonomie van elke instelling als werkgever volgt dat een naar een instelling overgeplaatste ambtenaar geen aanspraak kan maken op de toepassing van dezelfde bevorderingsregels als die welke in zijn instelling van herkomst worden toegepast en gunstiger zijn, teneinde te stellen dat hij wegens zijn overplaatsing is bestraft bij zijn bevordering.

Het Statuut verleent geen enkel recht op bevordering, zelfs niet aan ambtenaren die voldoen aan alle voorwaarden om te worden bevorderd, daaronder begrepen het behalen van een bevorderingsdrempel. De toekenning van bevorderingspunten vormt immers niet de vastlegging van het definitieve standpunt van de instelling na afloop van een bevorderingsprocedure, zodat het tot aanstelling bevoegd gezag zijn beoordelingsbevoegdheid behoudt en niet gebonden is aan de door de directeuren of de diensthoofden toegekende bevorderingspunten noch aan de referentiedrempel noch aan het paritair bevorderingscomité.

(zie punten 53‑55)

6.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 59)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(zie punt 60)