Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Korkein oikeus (Finland) op 27 februari 2024 – A / Rikoskomisario B

(Zaak C-150/24, Aroja1 )

Procestaal: Fins

Verwijzende rechter

Korkein oikeus

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: A

Verwerende partij: Rikoskomisario B (Commissaris van de recherche B)

Prejudiciële vragen

1. a)    Moet artikel 15, leden 5 en 6, van richtlijn 2008/115/EG (hierna: terugkeerrichtlijn”) 1 aldus worden uitgelegd dat bij de berekening van de daarin genoemde maximale bewaringsduur alle eerdere perioden van bewaring in aanmerking moeten worden genomen? Indien een dergelijke verplichting niet in alle gevallen bestaat, met welke aspecten moet dan rekening worden gehouden om te bepalen of de duur van een eerdere bewaringsperiode in aanmerking moet worden genomen bij de berekening van de maximale duur?

b)    Hoe moet in het bijzonder de situatie worden beoordeeld waarin sprake is van omstandigheden als in het hoofdgeding waarin enerzijds de belangrijkste rechtsgrond van de bewaring, namelijk het waarborgen van de verwijdering van een illegaal verblijvende onderdaan van een derde land, hoofdzakelijk dezelfde is gebleven, maar waarin anderzijds gedeeltelijk nieuwe feitelijke en juridische gronden zijn aangevoerd ter onderbouwing van de nieuwe bewaring, de betrokkene tussen de perioden van bewaring naar een andere lidstaat is gegaan waar hij naar Finland is teruggestuurd en tevens meerdere maanden zijn verstreken tussen het einde van de eerdere periode van bewaring en de nieuwe bewaring?

2. a)    Verzet artikel 15, lid 3, tweede volzin, van de terugkeerrichtlijn zich tegen een nationale wettelijke regeling op grond waarvan de overschrijding van de maximale duur van zes maanden alleen door de rechter wordt getoetst indien de in bewaring gestelde persoon daarom verzoekt?

b)    Moet de in artikel 15, lid 3, tweede volzin, van de terugkeerrichtlijn bedoelde rechterlijke toetsing, met betrekking tot een besluit van een administratieve autoriteit om de oorspronkelijke maximale duur van zes maanden bewaring te overschrijden, worden verricht voordat deze maximale duur is bereikt en zo niet, moet die toetsing dan in elk geval zo spoedig mogelijk na het besluit van die administratieve autoriteit worden verricht?

3.    Leidt het ontbreken van de in artikel 15, lid 3, tweede volzin, van de terugkeerrichtlijn bedoelde rechterlijke toetsing in het kader van de overschrijding van de maximale bewaringsduur van zes maanden als bedoeld in artikel 15, lid 5, tot de verplichting om de in bewaring gestelde persoon in vrijheid te stellen, zelfs indien op het moment waarop die tardieve rechterlijke controle wordt verricht, wordt vastgesteld dat aan alle inhoudelijke voorwaarden voor de bewaring is voldaan en de zaak in procedureel opzicht volgens de regels is behandeld? Indien een automatische invrijheidstelling in een dergelijke situatie niet verplicht is, welke aspecten moeten dan in het licht van het Unierecht in aanmerking worden genomen om te bepalen welke gevolgen een te laat verrichte rechterlijke toetsing heeft, in het bijzonder in omstandigheden als die in het hoofdgeding?

____________

1 Dit is een fictieve naam, die niet overeenkomt met de werkelijke naam van enige partij in de procedure.

1 Richtlijn van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 over gemeenschappelijke normen en procedures in de lidstaten voor de terugkeer van onderdanen van derde landen die illegaal op hun grondgebied verblijven (PB 2008, L 348, blz. 98).