Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 4 mei 2011 door Luigi Marcuccio tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 15 februari 2011 in zaak F-81/09, Marcuccio/Commissie

(Zaak T-238/11 P)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Rekwirant: Luigi Marcuccio (Tricase, Italië) (vertegenwoordiger: G. Cipressa, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Rekwirant concludeert dat het het Gerecht behage:

-    het bestreden arrest te vernietigen, voor zover de rechter in eerste aanleg: a) rekwirants beroep heeft verworpen; b) heeft bepaald dat rekwirant drie vierde van de door hem in eerste aanleg gemaakte kosten zelf zal dragen, en voorts,

primair:

(B.1.1) alle door rekwirant in eerste aanleg geformuleerde vorderingen toe te wijzen, met uitzondering van die welke verband houden met de verwijzing in de kosten;

(B.2.2) de verwerende partij te veroordelen tot terugbetaling aan rekwirant van het drievierde deel van de proceskosten waarin de rechter in eerste aanleg rekwirant heeft verwezen;

voorts, subsidiair:

(B.2) de zaak te verwijzen naar het Gerecht voor ambtenarenzaken in een andere samenstelling voor een nieuwe uitspraak over de in de punten (B.1.1.) en (B.2.2.) geformuleerde vorderingen.

Middelen en voornaamste argumenten

Deze hogere voorziening is gericht tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (GVA) van 15 februari 2011 in zaak F-81/09. Bij dit arrest is verworpen een beroep strekkende tot, enerzijds, nietigverklaring van het besluit van de Commissie van de Europese Gemeenschappen tot gedeeltelijk afwijzing van rekwirants verzoek tot betaling van vertragingsrente over de achterstallige invaliditeitsuitkeringen die hem door die instelling zijn betaald en, anderzijds, veroordeling van de Commissie tot betaling aan hem van het bedrag bestaande in het verschil tussen het bedrag van de vertragingsrente berekend volgens de criteria die zijns inziens hadden moeten worden toegepast en het daadwerkelijk betaalde bedrag.

1.     Eerste middel: volledig ontbreken van motivering van het in punt 32 van het bestreden arrest genoemde besluit alsmede [schending] van de op elke instelling van de Europese Unie rustende motiveringsplicht (punt 41 tot en met 47 van het bestreden arrest).

2.        Tweede middel: verkeerde, onjuiste en onredelijke uitlegging en toepassing van de inhoud van de mededeling van 8 mei 2003, genoemd in punt 53 van het bestreden arrest.

3.         Derde middel: verkeerde, onjuiste en onredelijke uitlegging en toepassing van het begrip overeenkomstige toepassing van een regeling en van de betrokken rechtsregels en rechtspraak (punten 57 en 58 van het bestreden arrest).

4.        Vierde middel: schending van het rechtsbeginsel patere legem quam ipse feristi, waardoor het bestreden arrest op onherstelbare wijze is aangetast, en volledig ontbreken van motivering van de afwijzing van het argument betreffende schending van het beginsel patere legem quam ipse fecisti (meer bepaald, punt 59 van het bestreden arrest).

5.         Vijfde middel: onrechtmatigheid van de afwijzing (punten 69 en 70 van het bestreden arrest) van het "verzoek om betaling van een geldbedrag", alleen al wegens het verzuim om uitspraak te doen over rekwirants verzoek om betaling van rente.

6.         Zesde middel: onrechtmatigheid van de afwijzing (punten 73 en 76 van het bestreden arrest) van het verzoek om vergoeding van de schade.

7.         Zevende middel: onrechtmatigheid van de beslissing dat rekwirant drie vierde van de proceskosten zal dragen.

____________