Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Augstākā tiesa (Senāts) (Letland) op 15 juni 2023 – SIA ,,BALTIC CONTAINER TERMINAL” / Valsts ieņēmumu dienests

(Zaak C-376/23, BALTIC CONTAINER TERMINAL)

Procestaal: Lets

Verwijzende rechter

Augstākā tiesa (Senāts)

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekster in eerste aanleg en eiseres tot cassatie: SIA ,,BALTIC CONTAINER TERMINAL”

Verweerder in eerste aanleg en verweerder in cassatie: Valsts ieņēmumu dienests

Prejudiciële vragen

Is het op grond van artikel 178, lid 1, onder b) en c), van gedelegeerde verordening 2015/24461 , gelezen in samenhang met artikel 214, lid 1, van het douanewetboek van de Unie2 , mogelijk om de bijzondere regeling „vrije zone” te zuiveren zonder het masterreferentienummer (MRN) ter identificatie van de douaneaangifte waarbij de goederen onder een volgende douaneregeling worden geplaatst, te hebben ingevoerd in de elektronische administratie?

Is het op grond van artikel 214, lid 1, en artikel 215, lid 1, van het douanewetboek van de Unie en artikel 178, lid 1, onder b) en c), van gedelegeerde verordening 2015/2446 mogelijk voor de houder van de bijzondere regeling „vrije zone” om die regeling te zuiveren op basis van enkel een door de douanebeambte aangebrachte vermelding met betrekking tot de douanestatus van de goederen op het vervoersdocument voor de goederen (CMR-vrachtbrief), zonder zelf te verifiëren of de douanestatus van die goederen juist is?

Indien de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, wat moet dan overeenkomstig artikel 214, lid 1, en artikel 215, lid 1, van het douanewetboek van de Unie en artikel 178, lid 1, onder b) en c), van gedelegeerde verordening 2015/2446 de reikwijdte van de verificatie zijn om te kunnen aannemen dat de bijzondere regeling „vrije zone” op correcte wijze is gezuiverd?

Kan de houder van de bijzondere regeling „vrije zone” zich, na bevestiging door de douaneautoriteiten dat de douanestatus van de goederen is gewijzigd van „niet-Uniegoederen” in „Uniegoederen”, beroepen op bescherming van het gewettigd vertrouwen, ook al bevat die bevestiging geen vermelding van de reden waarom de status van de goederen is gewijzigd, noch informatie aan de hand waarvan die reden kan worden geverifieerd?

Indien de vierde vraag ontkennend wordt beantwoord, kan het feit dat in een andere bij een nationale rechter aanhangige zaak bij onherroepelijke beslissing is vastgesteld dat de houder van de douaneregeling volgens de door de douaneautoriteiten vastgestelde procedures geen inbreuk met betrekking tot de douaneregeling „vrije zone” heeft gepleegd, dan een grond vormen voor vrijstelling van de verplichting om de ingevolge artikel 79, lid 1, onder a), en lid 3, onder a), van het douanewetboek van de Unie ontstane douaneschuld te betalen, gelet op het in het nationale en in het Unierecht erkende beginsel van het gezag van gewijsde?

____________

1     Gedelegeerde verordening (EU) 2015/2446 van de Commissie van 28 juli 2015 tot aanvulling van verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad met nadere regels betreffende een aantal bepalingen van het douanewetboek van de Unie (PB 2015, L 343, blz. 1).

1     Verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB 2013, L 269, blz. 1).