Language of document : ECLI:EU:F:2007:31

ARREST VAN HET GERECHT VOOR AMBTENARENZAKEN

(Tweede kamer)

1 maart 2007

Zaak F‑30/05

Asa Sundholm

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Ambtenaren – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport – Beoordeling voor het jaar 2003 – Verplichting tot motivering van rapport – Rechten van verdediging”

Betreft: Beroep krachtens de artikelen 236 EG en 152 EA, waarbij A. Sundholm verzoekt om nietigverklaring van haar loopbaanontwikkelingsrapport over de periode van 1 januari tot en met 31 december 2003.

Beslissing: Het beroep wordt verworpen. Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Samenvatting

1.      Ambtenaren – Beoordeling – Slechtere beoordeling met gevolgen voor omvang van motiveringsplicht

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

2.      Ambtenaren – Beoordeling – Eerbiediging van rechten van verdediging

(Ambtenarenstatuut, art. 26, eerste en tweede alinea, en 43)

3.      Ambtenaren – Beoordeling – Loopbaanontwikkelingsrapport

(Ambtenarenstatuut, art. 43)

1.      Het rapport dat als referentie dient om uit te maken of de beoordeling voor een bepaald jaar een verslechtering tot uitdrukking brengt, wat vereist dat bijzondere aandacht aan de motivering wordt besteed, is het beoordelingsrapport dat voor het voorgaande jaar is opgesteld, ongeacht het feit dat dit rapport later nietig is verklaard.

(cf. punt 44)

2.      Noch het grondbeginsel van de eerbiediging van de rechten van de verdediging noch artikel 26, eerste en tweede alinea, van het Statuut, dat daarvan een bijzondere uitdrukking vormt, stelt de mogelijkheid om een feit ten laste in het beoordelingsrapport van een ambtenaar op te nemen, afhankelijk van de voorwaarde dat voorafgaand aan de procedure tot vaststelling van dat rapport, een schriftelijke waarschuwing is opgesteld en ter kennis van de betrokkene is gebracht.

Die betrokkene kan voorts niet op goede gronden stellen dat zijn rechten van verdediging zijn geschonden wegens niet-naleving van de interne richtsnoeren van zijn instelling betreffende de op de hiërarchieke meerderen rustende verplichting om tijdens de referentieperiode zelf regelmatig „feedback” te geven over de prestaties van de ambtenaren. De rechten van de verdediging, opgevat als de mogelijkheid voor de adressaat van een besluit dat bezwarend is voor hem, om zijn standpunt naar behoren kenbaar te maken, dienen slechts te worden geëerbiedigd zodra de procedure die tot de vaststelling van een dergelijk besluit kan leiden, is ingeleid. In het kader van de beoordeling van ambtenaren kan dit beginsel dus slechts in acht worden genomen in de loop van de beoordelingsprocedure, die noodzakelijkerwijs begint nadat de referentieperiode is verstreken.

(cf. punten 74 en 76-78)

Referentie:

Gerecht van eerste aanleg: 12 juli 2005, De Bry/Commissie, T‑157/04, JurAmbt. blz. II‑901, punten 41, 42 en 45

3.      Een ambtenaar kan zich ter ondersteuning van een beroep tegen een loopbaanontwikkelingsrapport niet met succes beroepen op de omstandigheid dat onbevoegde derden toegang tot dat rapport zouden hebben gekregen. Die omstandigheid, gesteld dat zij is bewezen, heeft geen weerslag op de wettigheid van dat document.

(cf. punt 85)