Language of document :

Beroep ingesteld op 11 september 2006 - ISD Polska en Industrial Union of Donbass / Commissie

(Zaak T-273/06)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partijen: ISD Polska sp. z.o.o. (Czestochowa, Polen) en Industrial Union of Donbass Corp. (Donetsk, Oekraïne) (vertegenwoordigers: C. Rapin en E. Van den Haute, advocaten)

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies

het onderhavige beroep ontvankelijk te verklaren;

artikel 3 van de beschikking van de Commissie van 5 juli 2005 betreffende steun van Polen aan Huta Częstochowa SA [kennisgeving geschied onder nummer C (2005) 1962] nietig te verklaren;

subsidiair, vast te stellen dat op de dag van het onderhavige beroep voor Polen geen verplichting tot terugvordering van de in artikel 3 van de beschikking vermelde steun en interesten bestaat, zodat de bedragen van deze steun en interesten niet verschuldigd zijn;

meer subsidiair, artikel 3, lid 2, tweede alinea, van de beschikking nietig te verklaren, en de kwestie van de interesten naar de Commissie terug te wijzen voor een nieuwe beschikking in de zin van bijlage A bij het verzoekschrift in het onderhavige beroep of van elke andere overweging van het Gerecht in de motivering van het arrest;

de Commissie hoe dan ook te verwijzen in alle kosten;

voor het geval het Gerecht oordeelt dat op het beroep geen uitspraak behoeft te worden gedaan, de Commissie overeenkomstig de bepalingen van artikel 87, lid 6, juncto artikel 90, sub a, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Bij beschikking C (2005) 1962 def. van 5 juli 2005 (steunmaatregel nr. C 20/04, ex NN 25/04) heeft de Commissie bepaalde vormen van herstructureringssteun van Polen aan staalproducent Huta Częstochowa SA onverenigbaar met de gemeenschappelijke markt verklaard en de terugvordering ervan gelast. Verzoekster ISD Polska is een opvolgster van de steunontvangende onderneming en een volle dochteronderneming van tweede verzoekster, Industrial Union of Donbass. De twee verzoeksters worden in de bestreden beschikking genoemd bij de ondernemingen die gezamenlijk en hoofdelijk gehouden zijn tot terugbetaling van de met de gemeenschappelijke markt onverenigbaar verklaarde steun.

Tot staving van hun beroep tot gedeeltelijke nietigverklaring van de beschikking, voeren verzoeksters zes middelen aan.

Met hun eerste middel betogen zij dat de Commissie de feiten die beslissend zijn voor het resultaat van het onderzoek kennelijk onjuist heeft beoordeeld. Zij stellen dat na de verkoop van de activa van de aanvankelijke begunstigde van de onverenigbare steun aan ISD Polska (en Donbass), de verkoper van de aanvankelijke steunontvangende onderneming het voordeel van deze steun behoudt, zodat hij voor de terugbetaling van de betrokken steun moet instaan. Volgens verzoeksters zou de Commissie, had zij de relevante feiten betreffende de verkoop van de activa van Huta Częstochowa aan ISD Polska (en Donbass) naar behoren vastgesteld, tot de conclusie zijn gekomen dat als gevolg van de overname van de productiemiddelen van Huta Częstochowa tegen een prijs die overeenkomt met de marktprijs, de steun reeds aan de verkoper was terugbetaald. Volgens verzoeksters heeft de Commissie bijgevolg in strijd gehandeld met haar verplichting om alle relevante gegevens van het concrete geval zorgvuldig en onpartijdig te onderzoeken.

Met hun tweede middel stellen verzoeksters schending van het recht om opmerkingen te maken, zoals dat bij artikel 88 EG en artikel 6 van verordening nr. 659/19991 is erkend. Zij voeren aan dat de in het Publicatieblad bekendgemaakte beschikking tot inleiding van de formele onderzoeksprocedure onvoldoende preciseert welke steunmaatregelen worden aangevochten en wat het bedrag daarvan is - ofschoon volgens verzoeksters de Commissie wel over deze informatie beschikte -, zodat zij niet konden weten op welke steunmaatregelen het onderzoek betrekking had, en evenmin konden beoordelen of het nuttig was hun opmerkingen in te dienen.

Deze gestelde onregelmatigheid ligt ook ten grondslag aan het derde middel van verzoeksters, te weten schending van het vertrouwensbeginsel. Had Donbass uit de beschikking tot opening van het onderzoek kunnen opmaken op welke steunmaatregelen de procedure betrekking had, dan had zij volgens verzoeksters, net als ISD Polska en Donbass in het onderhavige beroep doen, de Commissie het bewijs kunnen leveren dat deze steunmaatregelen verenigbaar waren met het gemeenschapsrecht.

Met hun vierde middel stellen verzoeksters dat de Commissie het aan het Toetredingsverdrag gehechte Protocol nr. 8 betreffende de herstructurering van de Poolse ijzer- en staalindustrie2 heeft geschonden door sommige bepalingen daarvan zuiver letterlijk uit te leggen, terwijl zij deze had moeten uitleggen in het licht van de doelstellingen die met dit Protocol worden nagestreefd, en van de context waarin het is vastgesteld. Als gevolg van deze volgens hen onjuiste uitlegging zou de Commissie met haar beschikking terugbetaling hebben verlangd van staatssteun die vóór de vaststelling van Protocol nr. 8 is verleend aan vennootschappen die in bijlage 1 daarbij niet worden genoemd als één van de acht ondernemingen die in afwijking van de artikelen 87 EG en 88 EG voor overheidssteun van Polen in aanmerking komen. Verzoeksters betogen dat de Commissie zodoende zonder rechtsgrondslag heeft gehandeld, zodat zij onbevoegd is om inzake bepaalde van de in de bestreden beschikking bedoelde steunmaatregelen een beschikking te geven, en inbreuk heeft gemaakt op de bevoegdheid ratione temporis van andere gemeenschapsinstellingen.

Het vijfde middel betreft de schending van artikel 14, lid 1, van verordening nr. 659/1999 doordat de beschikking tot terugvordering van de steun in strijd is met de beginselen van gewettigd vertrouwen, rechtszekerheid en gelijke behandeling.

Met hun zesde middel betogen verzoeksters subsidiair dat de Commissie bij de berekening van de rentevoet die in het onderhavige geval van toepassing is voor de terugvordering van de steun, verordening nr. 794/20043 heeft geschonden.

____________

1 - Verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad van 22 maart 1999 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag, PB L 83, blz. 1.

2 - PB 2003, L 236, blz. 948.

3 - Verordening (EG) nr. 794/2004 van de Commissie van 21 april 2004 tot uitvoering van verordening (EG) nr. 659/1999 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 93 van het EG-Verdrag, PB L 140, blz. 1.