Language of document :

Beroep ingesteld op 23 december 2010 - Acron en Dorogobuzh / Raad

(Zaak T-582/10)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Acron OAO (Veliky Novgorod, Russische Federatie) en Dorogobuzh OAO (Verkhnedneprovsky Settlement, Russische Federatie) (vertegenwoordiger: B. Evtimov, advocaat)

Verwerende partij: Raad van de Europese Unie

Conclusies

uitvoeringsverordening (EU) nr. 856/2010 van de Raad van 27september 20101 nietig verklaren, voor zover deze betrekking heeft op verzoeksters; en

de Raad verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Overeenkomstig artikel 263 VWEU vorderen verzoeksters nietigverklaring van verordening (EU) nr. 856/2010 van de Raad, waarbij werd beëindigd een gedeeltelijk tussentijds nieuw onderzoek dat werd geopend na het verzoek van verzoeksters om wijziging van de vorm van de antidumpingmaatregel door opneming van een verbonden handelaar in de huidige verbintenis.

Ter onderbouwing van hun beroep voeren verzoeksters de volgende argumenten aan:

Verzoeksters voeren aan dat de instellingen van de Unie zich hebben gebaseerd op een onjuiste rechtsgrondslag voor de afwijzing van hun verzoek en de beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek zonder wijziging van de maatregel.

Verzoeksters stellen in het bijzonder dat de instellingen van de Unie artikel 143, lid 1, sub a, van verordening (EEG) nr. 2454/93 van de Commissie van 2 juli 1993 houdende vaststelling van enkele bepalingen ter uitvoering van verordening (EEG) nr. 2913/92 van de Raad tot vaststelling van het communautair douanewetboek (PB 1993, L 253, blz. 1) hebben geschonden en dat zij blijk hebben gegeven van een kennelijk onjuiste opvatting door te stellen dat hun verbonden handelaar verbonden was met een andere onderneming.

Voorts verwijten verzoeksters de instellingen bij hun onderzoek en vaststellingen in verordening (EU) nr. 856/2010 van de Raad schending van artikel 5, lid 4, VEU, volgens hetwelk de instellingen van de Unie het evenredigheidsbeginsel moeten eerbiedigen, en van artikel 41 van het Handvest van de grondrechten, dat het beginsel van behoorlijk bestuur vaststelt.

____________

1 - Uitvoeringsverordening (EU) nr. 856/2010 van de Raad van 27 september 2010 tot beëindiging van het gedeeltelijke tussentijdse nieuwe onderzoek van verordening (EG) nr. 661/2008 tot instelling van een definitief antidumpingrecht op ammoniumnitraat van oorsprong uit Rusland (PB 2010, L 254, blz. 5).