Language of document : ECLI:EU:T:2007:82

BESCHIKKING VAN HET GERECHT (Vierde kamer)

12 maart 2007 (*)

„Beroep tot nietigverklaring – Verordening (EG) nr. 1429/2004 – Landbouw – Gemeenschappelijke ordening van wijnmarkt – Regeling van gebruik van namen van druivenrassen en synoniemen daarvan – Beperking van gebruik in de tijd – Beroep ingesteld door lager openbaar lichaam – Individueel geraakte personen – Niet-ontvankelijkheid”

In zaak T‑417/04,

Regione autonoma Friuli-Venezia Giulia, vertegenwoordigd door E. Bevilacqua en F. Capelli, advocaten,

verzoekster,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door L. Visaggio en E. Righini als gemachtigden,

verweerster,

ondersteund door

Republiek Hongarije, vertegenwoordigd door P. Gottfried als gemachtigde,

betreffende een beroep tot nietigverklaring van het verbod om na 31 maart 2007 de naam „Tocai friulano” te gebruiken, dat als verklarende noot is opgenomen in punt 103 van bijlage I bij verordening (EG) nr. 1429/2004 van de Commissie van 9 augustus 2004 houdende wijziging van verordening (EG) nr. 753/2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad wat betreft de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten (PB L 263, blz. 11),

geeft

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: H. Legal, kamerpresident, V. Vadapalas en N. Wahl, rechters,

griffier: E. Coulon,

de navolgende

Beschikking

 Rechtskader

1        Verordening (EG) nr. 1493/1999 van de Raad van 17 mei 1999 houdende een gemeenschappelijke ordening van de wijnmarkt (PB L 179, blz. 1; hierna: „basisverordening”), die van toepassing was met ingang van 1 augustus 2000, bepaalt in artikel 19 dat: „[d]e lidstaten [...] een indeling van de voor wijnbereiding bestemde wijnstokrassen [opstellen]” en dat zij in hun indeling „de wijnstokrassen [aangeven] die voor de bereiding van elke van de op hun grondgebied geproduceerde [in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen] geschikt zijn”.

2        In de basisverordening wordt in de artikelen 47 tot en met 53 en in de bijlagen VII en VIII ervan de toepasselijke gemeenschapsregeling uiteengezet voor de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten.

3        Artikel 47, lid 1, van de basisverordening bepaalt:

„De voorschriften voor de omschrijving, de aanduiding en de aanbiedingsvorm van bepaalde onder deze verordening vallende producten, alsmede voor de bescherming van bepaalde aanduidingen, staan in dit hoofdstuk en in de bijlagen VII en VIII. [...]”

4        Artikel 50 van de basisverordening luidt:

„1. De lidstaten nemen de nodige maatregelen om de belanghebbende partijen in staat te stellen om, overeenkomstig de bepalingen in de artikelen 23 en 24 van de Overeenkomst inzake handelsgerelateerde aspecten van intellectuele eigendom, te voorkomen dat in de Gemeenschap een geografische aanduiding voor de in artikel 1, lid 2, onder b), bedoelde producten wordt gebruikt voor producten die niet van oorsprong zijn uit de plaats die met de betrokken geografische aanduiding wordt aangegeven, zelfs indien de werkelijke oorsprong van de goederen wordt vermeld of de geografische aanduiding in een vertaling wordt gebruikt of vergezeld gaat van uitdrukkingen als „soort”, „type”, „stijl”, „imitatie” en dergelijke.

2. Voor de doeleinden van dit artikel wordt verstaan onder „geografische aanduiding”, een aanduiding die aangeeft dat het product van oorsprong is uit het grondgebied van een derde land dat lid is van de Wereldhandelsorganisatie, of van een regio of plaats binnen dat grondgebied, wanneer een bepaalde kwaliteit, faam of enig ander kenmerk van het product hoofdzakelijk aan die geografische plaats van oorsprong kan worden toegeschreven.

[...]”

5        Artikel 52, lid 1, van de basisverordening luidt:

„1. Indien een lidstaat de naam van een bepaald gebied verleent aan een [in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijn] en, in voorkomend geval, aan een wijn die bestemd is om tot [in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijn] te worden verwerkt, mag deze naam niet worden gebruikt voor de omschrijving van producten uit de wijnbouwsector die niet afkomstig zijn uit dat gebied en/of waaraan deze naam niet is verleend overeenkomstig de toepasselijke communautaire en nationale voorschriften. [...]

Onverminderd de communautaire bepalingen betreffende meer in het bijzonder bepaalde typen [in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen], kunnen de lidstaten, onder door hen vast te stellen productievoorwaarden, toestaan dat de naam van een bepaald gebied wordt gecombineerd met een mededeling omtrent de wijze van bereiding of het type product, dan wel met de naam van een wijnstokras of het synoniem daarvoor. [...]”

6        Bijlage VII, punt B, lid 1, bij de basisverordening preciseert de facultatieve aanduidingen die op het wijnetiket kunnen staan. Zij bepaalt:

„De omschrijving op het etiket van in de Gemeenschap verkregen producten kan, onder nader te bepalen voorwaarden, worden aangevuld met de volgende aanduidingen:

[...]

b)      voor tafelwijnen met geografische aanduiding en [in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen]:

[...]

–        de naam van een of meer druivenrassen [...]”

7        Bijlage VII, punt G, lid 3, van de basisverordening bepaalt:

„Iedere lidstaat ziet toe op de controle en de bescherming van [in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen] en tafelwijnen met een geografische aanduiding die overeenkomstig deze verordening in de handel worden gebracht.”

8        De basisverordening is ten uitvoer gelegd bij verordening (EG) nr. 753/2002 van de Commissie van 29 april 2002 tot vaststelling van uitvoeringsbepalingen van verordening nr. 1493/1999 wat betreft de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten (PB L 118, blz. 1). Verordening nr. 753/2002 is in werking getreden op 1 augustus 2003.

9        Artikel 19 van verordening nr. 753/2002, onder de titel „Vermelding van druivenrassen”, bepaalt:

„1. Op de etikettering van tafelwijn met een geografische aanduiding of van [in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen] mag de naam van de voor de bereiding van de betrokken wijnen gebruikte druivenrassen of hun synoniem worden vermeld op voorwaarde dat:

[...]

c)      de naam van het druivenras of een synoniem ervan geen geografische aanduiding bevat die wordt gebruikt om een [in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijn], een tafelwijn of een ingevoerde wijn te omschrijven die voorkomt op de lijsten van de tussen de derde landen en de Gemeenschap gesloten overeenkomsten en, wanneer hij vergezeld gaat van een andere geografische term, op de etikettering voorkomt zonder deze geografische term;

[...]

2. In afwijking van het bepaalde in lid 1, sub c:

a)      mag de naam van een druivenras die een geografische aanduiding bevat, of een van de synoniemen ervan, voorkomen op de etikettering van wijn met deze geografische aanduiding;

b)      mogen de in bijlage II vermelde namen van druivenrassen en de synoniemen ervan worden gebruikt volgens de op de datum van inwerkingtreding van deze verordening geldende nationale en communautaire voorwaarden. [...]”

10      Bijlage II bij verordening nr. 753/2002, onder de titel „Namen van druivenrassen of synoniemen daarvan die een geografische aanduiding bevatten en die op grond van artikel 19, lid 2, op de etikettering van wijn mogen voorkomen”, betreft met name voor Italië de vermelding „Tocai friulano, Tocai italico”. Volgens een voetnoot over deze vermelding mogen „[d]e naam ‚Tocai friulano’ en het synoniem daarvan ‚Tocai italico’ [...] worden gebruikt gedurende een overgangsperiode die op 31 maart 2007 afloopt”.

11      Verordening nr. 753/2002 is na de toetreding tot de Europese Unie per 1 mei 2004 van tien nieuwe landen, waaronder de Republiek Hongarije, gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1429/2004 van de Commissie van 9 augustus 2004 houdende wijziging van verordening nr. 753/2002 (PB L 263, blz. 11; hierna: „bestreden verordening”). De bestreden verordening is in werking getreden op 1 mei 2004.

12      Artikel 19 van voormelde verordening nr. 753/2002 bleef ongewijzigd. Bijlage II bij deze verordening bleef in wezen ook ongewijzigd wat de vermelding „Tocai friulano, Tocai italico” betreft.

13      Blijkens deze bijlage, zoals gewijzigd overeenkomstig bijlage I bij de bestreden verordening, behoren namelijk tot de daarin aangegeven druivenrassen of synoniemen daarvan voor Italië de naam „Tocai friulano” in punt 103 en de naam „Tocai italico” in punt 104. Wat „Tocai friulano” betreft, wordt in een nota bene gezegd dat „de naam ‚Tocai friulano’ mag worden gebruikt gedurende een overgangsperiode tot en met 31 maart 2007, zulks uitsluitend voor [in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen] van oorsprong uit de regio’s Veneto en Friuli”. Wat „Tocai italico” betreft, wordt ook in een nota bene gezegd dat „het synoniem ‚Tocai friulano’ mag worden gebruikt gedurende een overgangsperiode tot en met 31 maart 2007, zulks uitsluitend voor [in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen] van oorsprong uit de regio’s Veneto en Friuli”.

14      Een soortgelijke vermelding, waarin dezelfde overgangsperiode wordt vastgesteld, staat in punt 105 van bijlage I betreffende voor Frankrijk het druivenras tokay pinot gris waarvoor in een nota bene ook wordt gezegd dat „het synoniem ‚Tokay Pinot gris’ mag worden gebruikt gedurende een overgangsperiode tot en met 31 maart 2007, zulks uitsluitend voor [in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijnen] van oorsprong uit de departementen Bas-Rhin en Haut-Rhin”.

15      Blijkens bijlage I bij de bestreden verordening in haar geheel geldt een dergelijk verbod om bepaalde namen van druivenrassen en synoniemen daarvan na 31 maart 2007 te gebruiken slechts voor voormelde drie namen.

 Procesverloop en conclusies van partijen

16      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 15 oktober 2004, heeft de Regione autonoma Friuli-Venezia Giulia het onderhavige beroep ingesteld.

17      Bij afzonderlijke akte, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 27 januari 2005, heeft de Commissie krachtens artikel 114, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht een exceptie van niet-ontvankelijkheid opgeworpen.

18      Bij beschikking van 21 februari 2005 heeft de president van de Vierde kamer van het Gerecht het verzoek van de Republiek Hongarije om toelating tot interventie aan de zijde van de Commissie toegewezen.

19      Verzoekster heeft op 30 maart 2005 haar opmerkingen over de door de Commissie opgeworpen exceptie van niet-ontvankelijkheid ingediend.

20      De Republiek Hongarije heeft op 13 april 2005 haar memorie in interventie ingediend.

21      De Commissie en verzoekster hebben op 24 respectievelijk 29 juni 2005 hun opmerkingen over de memorie in interventie van de Republiek Hongarije ingediend.

22      In haar verzoekschrift concludeert de Regione autonoma Friuli-Venezia Giulia dat het het Gerecht behage:

–        het beroep ontvankelijk te verklaren;

–        het verbod om de naam „Tocai friulano” na 31 maart 2007 te gebruiken, die als verklarende noot in punt 103 van bijlage I bij de bestreden verordening is opgenomen, nietig te verklaren;

–        de Commissie te verwijzen in de kosten.

23      In haar exceptie van niet-ontvankelijkheid concludeert de Commissie dat het het Gerecht behage:

–        het beroep niet-ontvankelijk te verklaren;

–        verzoekster te verwijzen in de kosten.

24      In haar memorie in interventie concludeert de Republiek Hongarije dat het het Gerecht behage:

–         het beroep niet-ontvankelijk te verklaren;

–        verzoekster te verwijzen in de kosten.

 In rechte

25      Volgens artikel 114, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering kan het Gerecht, indien een partij daarom verzoekt, uitspraak doen over de niet-ontvankelijkheid zonder daarbij op de zaak ten gronde in te gaan. Volgens lid 3 van hetzelfde artikel geschiedt de verdere behandeling van het verzoek mondeling, tenzij het Gerecht anders beslist. In casu acht het Gerecht zich door de processtukken voldoende voorgelicht om zonder mondelinge behandeling uitspraak te kunnen doen.

 Argumenten van partijen

26      Volgens de Commissie wordt de Regione autonoma Friuli-Venezia Giulia door de bestreden verordening niet individueel geraakt in de zin van artikel 230, vierde alinea, EG.

27      Zij stelt dat deze verordening en meer bepaald punt 103 van bijlage I algemene en abstracte regels bevat, gericht is aan alle marktdeelnemers die in de sectoren wijnproductie en ‑handel werkzaam zijn, dat wil zeggen personen die algemeen en abstract worden beschouwd, zodat zij algemeen normatief is.

28      De Commissie zet uiteen dat, ook al stond vast dat verzoekster zelf een producent van het druivenras „Tocai friulano” was, dit onvoldoende is om haar door de bestreden verordening individueel geraakt te achten. Dat de concrete gevolgen van een normatieve handeling verschillen voor de verschillende rechtssubjecten op wie zij van toepassing is, kan hen namelijk niet ten opzichte van alle andere betrokken marktdeelnemers karakteriseren, daar de toepassing van die handeling plaatsvindt op grond van een objectief bepaalde situatie.

29      Volgens de Commissie kan verzoekster, ofschoon zij stelt dat de naam „Tocai friulano” de functie van collectief merk vervult, rechtens niet gelden als houdster van dit zogenaamde merk. De zaak die aanleiding heeft gegeven tot het arrest van het Hof van 18 mei 1994, Codorníu/Raad (C‑309/89, Jurispr. blz. I‑1853), is dus irrelevant voor het onderhavige geschil. Voorts stelt zij dat de naam „Tocai friulano” geen geografische aanduiding, maar alleen de naam van een druivenras is en anders dan oorsprongsbenamingen niet valt onder de rechten van industriële of commerciële eigendom. Het Verdrag van Parijs tot bescherming van de industriële eigendom van 20 maart 1983 of nog de overeenkomst inzake handelsgerelateerde aspecten van intellectuele eigendom (hierna: „TRIPs”), gesloten in het kader van de Wereldhandelsorganisatie (PB 1994, L 336, blz. 214), is in casu niet van toepassing.

30      Volgens verweerster vormt de bestreden verordening geen inmenging in de vrije uitoefening van verzoeksters regionale bevoegdheid, met name in de landbouwsector, daar in Italië de staat bevoegd is voor oorsprongsbenamingen van wijn, en niet de regio’s, hetgeen blijkt uit het feit dat de relevante nationale wetgeving, die de beperking in de tijd van het gebruik van de naam „Tocai friulano” heeft overgenomen, is vastgesteld door een handeling van de staat. Bovendien stelt zij dat op het gebied van de gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten het ingrijpen van de lidstaten door de gemeenschapsregeling beperkt is en dat, gesteld dat verzoekster naar nationaal recht het gebruik van de naam van de betrokken wijnstokvariëteit kan regelen, zij bij de uitoefening van haar bevoegdheid het gemeenschapsrecht in acht moet nemen. Dat de toepassing van een gemeenschapshandeling de sociaal-economische omstandigheden op het grondgebied van een lager openbaar lichaam kan aantasten, volstaat bovendien niet om dit door de betrokken handeling individueel geraakt te kunnen achten.

31      Ten slotte, aldus de Commissie, wordt een effectieve rechtsbescherming gegarandeerd, aangezien de rechtmatigheid van de betrokken verordening indirect kan worden betwist door het aanvechten van de nationale handelingen die ermee verband houden, waarbij de nationale rechter ertoe kan worden gebracht het Hof een prejudiciële vraag te stellen zoals het geval is geweest met de naam „Tocai friulano”.

32      De Republiek Hongarije, die het door de Commissie in haar exceptie van niet-ontvankelijkheid ontwikkelde betoog ondersteunt, stelt bovendien dat de bepaling van de bestreden verordening, waarvan de nietigverklaring wordt gevorderd, reeds in dezelfde bewoordingen in verordening nr. 753/2002 stond, waartegen geen beroep tot nietigverklaring meer kan worden ingesteld, daar de beroepstermijn is verstreken.

33      Bovendien is verzoeksters directe belang bij de nietigverklaring van de bestreden verordening niet aangetoond, want daarbij wordt aan de landen en niet aan de territoriale onderverdelingen een recht op het gebruik van elke naam van wijnstokvariëteit toegekend. De bestreden bepaling roept dus geen rechten of plichten voor de Italiaanse regio’s in het leven.

34      Dat verzoekster geen individueel belang heeft, blijkt ook uit het feit dat de litigieuze beperking in de tijd niet alleen voor haar geldt, daar die maatregel ook op de Franse wijnbouwers voor de wijnstokvariëteit tokay pinot gris van toepassing is.

35      De Regione autonoma Friuli-Venezia Giulia stelt dat haar beroep ontvankelijk is.

36      Zij stelt dat zij door de bestreden bepaling rechtstreeks wordt geraakt want zij is rechtstreeks toepasselijk, laat geen enkele beoordelingsmarge aan de autoriteiten die de maatregelen moeten nemen die noodzakelijk zijn voor de toepassing ervan, en betreft uitdrukkelijk de benaming „Tocai friulano”, waarvan zij het gebruik in de tijd beperkt. Verzoekster heeft een direct belang bij de handhaving van deze benaming als producente van de betrokken wijnstokvariëteit en omdat de wijn met deze benaming wordt geproduceerd met druiven die volledig op haar grondgebied worden geoogst, en een belangrijk deel van de wijnproductie van de regio vertegenwoordigt.

37      Verzoekster stelt dat zij door de bestreden bepaling individueel wordt geraakt als eigenares van een proefwijngaard en producente van de wijnstokvariëteit „Tocai friulano”, waarvan zij de verbetering nastreeft, en dat de omstandigheden van de zaak Codorníu op de onderhavige zaak kunnen worden getransponeerd. Zij stelt dat de lidstaten door de basisverordening worden gemachtigd een bepaalde geografische aanduiding aan te vullen met de naam van een druivenras, hetgeen het geval is geweest in Italië met de naam „Tocai friulano” zodat de naam van een druivenras een wezenlijk onderdeel van een geografische aanduiding is die een wijn kan aanduiden. Bovendien vormt de naam van een druivenras een vermogensbestanddeel waarvan de bijzondere economische en commerciële waarde door het internationaal recht, in het bijzonder de TRIPs, wordt erkend.

38      De bestreden bepaling tast de economische belangen van de producenten van de wijn „Tocai friulano” van de verzoekende regio aan, welke belangen laatstgenoemde tot taak heeft te beschermen. Bovendien treft deze schade alleen de Regione autonoma Friuli-Venezia Giulia, waar deze wijnstokvariëteit onder uitsluiting van elke andere regio wordt verbouwd. Verzoekster heeft dus een bijzonder belang bij de handhaving van de betrokken benaming die een vermogen vormt dat zowel uit economisch als sociaal oogpunt tot haar grondgebied behoort.

39      Verzoekster stelt ook dat zij individueel wordt geraakt als autonome instelling die een uitsluitende wetgevende bevoegdheid inzake landbouw heeft krachtens de Italiaanse grondwet die haar het recht toekent in de materies die binnen haar bevoegdheid vallen, de nationale wetgeving te wijzigen, wanneer zij zulks geschikt acht. Zij stelt dat de regio’s, die vanaf 1963 een adviesbevoegdheid inzake de inschrijving van de wijnen in het nationaal register van de wijnstokvariëteiten druivensoorten hadden, op basis van verordening (EEG) nr. 2389/89 van de Raad van 24 juli 1989 betreffende de algemene voorschriften inzake de indeling van de wijnstokrassen (PB L 232, blz. 1) de bevoegdheid hebben gekregen de op hun grondgebied te verbouwen wijnstokvariëteiten aan te geven.

40      Verzoekster stelt bovendien dat het Gerecht in het arrest van 15 juni 1999, Regione autonoma Friuli-Venezia Giulia/Commissie (T‑288/97, Jurispr. blz. II‑1871, punten 31 en 41) heeft erkend dat een adequate rechtsbescherming met name moet worden toegekend aan een openbaar lichaam dat de vereiste rechtspersoonlijkheid bezit en door een gemeenschapshandeling rechtstreeks en individueel wordt geraakt, wanneer deze het belet zijn bevoegdheden naar eigen goeddunken uit te oefenen.

41      Voorts stelt verzoekster dat rekening moet worden gehouden met het Ontwerp-Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa, dat voorziet in wijziging van artikel 230, vierde alinea, EG, want in de nieuwe versie van deze bepaling dienen verzoekers, om ontvankelijk te zijn in beroepen tegen gemeenschapshandelingen die hen rechtstreeks raken, niet langer ook individueel geraakt te zijn.

42      Wat het argument van de Republiek Hongarije over het verval van recht betreft, merkt verzoekster op dat verweerster geen exceptie van niet-ontvankelijkheid uit dien hoofde heeft opgeworpen. Zij stelt dat de beperking in de tijd van het gebruik van de naam „Tocai friulano” in verordening nr. 753/2002 was gebaseerd op de wijnovereenkomst tussen de Gemeenschap en de Republiek Hongarije, waarvan zij de geldigheid had betwist in het kader van de prejudiciële verwijzing die heeft geleid tot het arrest van het Hof van 12 mei 2005, Regione autonoma Friuli-Venezia Giulia en ERSA (C‑347/03, Jurispr. blz. I‑3785). Het had dus geen zin voormelde verordening te betwisten, daar zij op een internationale overeenkomst berustte. Sinds de toetreding van interveniënte tot de Europese Unie is de situatie evenwel volledig veranderd, want het Toetredingsverdrag heeft de vorige overeenkomsten opgeheven en bij gebrek aan een uitdrukkelijke afwijking in dit Verdrag is alleen het gemene gemeenschapsrecht van toepassing.

 Beoordeling door het Gerecht

43       Volgens artikel 230, vierde alinea, EG kan „[i]edere natuurlijke of rechtspersoon [...] beroep instellen [...] tegen beschikkingen die, hoewel genomen in de vorm van een verordening, [...], hem rechtstreeks en individueel raken”.

 De aard van de bestreden bepaling

44      Volgens vaste rechtspraak moet het criterium voor het onderscheid tussen een verordening en een beschikking in de al dan niet algemene strekking van de betrokken handeling worden gezocht (arrest Hof van 14 december 1962, Confédération nationale des producteurs de fruits et légumes e.a./Raad, 16/62 en 17/62, Jurispr. blz. 901, 918, en arrest Gerecht van 3 februari 2005, Comafrica en Dole Fresh Fruit Europe/Commissie, T‑139/01, Jurispr. blz. II‑409, punt 87). Een handeling heeft een algemene strekking indien zij van toepassing is op objectief bepaalde situaties en rechtsgevolgen heeft voor abstract aangewezen categorieën personen (arrest Comafrica en Dole Fresh Fruit Europe/Commissie, reeds aangehaald, punt 87; zie ook in die zin arrest Hof van 21 november 1989, Usines coopératives de déshydratation du Vexin e.a./Commissie, C‑244/88, Jurispr. blz. 3811, punt 13).

45      In casu, aldus de bepaling van de bestreden verordening waarvan verzoekster de nietigverklaring vordert, namelijk de verklarende noot met een beperking in de tijd van het gebruik van de aanduiding „Tocai friulano” in punt 103 van bijlage I bij deze verordening, mag „de naam ‚Tocai friulano’ [...] worden gebruikt gedurende een overgangsperiode tot en met 31 maart 2007, zulks uitsluitend voor [in bepaalde gebieden voortgebrachte kwaliteitswijn] van oorsprong uit de regio’s Veneto en Friuli”. Deze bepaling staat in een bijlage met de titel „Namen van druivenrassen en synoniemen daarvan die een geografische aanduiding bevatten en die op grond van artikel 19, lid 2, [van verordening nr. 753/2002] op de etikettering van wijn mogen voorkomen”. Deze bijlage bevat twee kolommen, de eerste met de namen van het druivenras en synoniemen daarvan, en de tweede met voor elke in de eerste kolom vermelde naam het land of de landen die hem mogen gebruiken. De bijlage vermeldt 122 namen van druivenrassen of synoniemen daarvan en bevat een verklarende noot waarbij het recht de bedoelde naam te gebruiken in drie gevallen wordt beperkt. Uit de bijlage volgt dat de beperking in de tijd van het gebruik van de naam „Tocai friulano”, ook betrekking heeft op het synoniem daarvan in punt 104, „Tocai italico”, en dat in punt 105 voor Frankrijk dezelfde beperking in de tijd wordt gesteld voor de naam „tokay pinot gris”. Voor de andere 119 namen en synoniemen dan de drie voormelde is geen dergelijke beperking van het recht ze te gebruiken gesteld.

46      De bestreden bepaling maakt dus deel uit van een algemene regeling die tot doel heeft de regels voor het gebruik van de namen van druivenrassen en synoniemen daarvan die een geografische aanduiding bevatten, nader te bepalen om bepaalde wijnproducten in de Europese Gemeenschap in haar geheel te beschermen. Deze regeling betreft objectief bepaalde situaties. Zij bestaan uit 122 gevallen waarin de namen van druivenrassen en synoniemen daarvan bij wijze van afwijking op de etikettering van wijn mogen voorkomen. In het kader van artikel 19, lid 2, sub b, van verordening nr. 753/2002 beperkt bijlage II bij deze verordening, zoals gewijzigd bij bijlage I bij de bestreden verordening, in drie gevallen het gebruik van een naam in de tijd, waaronder de bepaling waarvan verzoekster de nietigverklaring vordert.

47      Deze bepaling is van toepassing op alle – huidige en potentiële – landbouwers, producenten en handelaars die bij het gebruik van de daarin bedoelde naam zijn betrokken. Zij maakt deel uit van het algemene kader van de bepalingen betreffende de omschrijving, de aanduiding, de aanbiedingsvorm en de bescherming van bepaalde wijnbouwproducten in de zin van de bestreden verordening, die alle marktdeelnemers en alle gebieden van de Europese Gemeenschap betreft.

48      De gemeenschapsregeling heeft dus in objectief bepaalde situaties het gebruik van bepaalde namen van druivenrassen en synoniemen daarvan in de tijd beperkt, waarbij deze beperking, die op algemene en abstracte wijze rechtsgevolgen heeft voor de betrokken categorieën van personen, in casu in drie gevallen van toepassing is (zie in die zin arrest Hof van 31 mei 2001, Sadam Zuccherifici e.a./Raad, C‑41/99 P, Jurispr. blz. I‑4239, punt 25).

49      Het Hof heeft reeds erkend, dat wanneer een tekst beperkingen of afwijkingen van tijdelijke aard (arresten Hof van 11 juli 1968, Zuckerfabrik Watenstedt/Raad, 6/68, Jurispr. blz. 570, 579, en 16 april 1970, Compagnie française commerciale et financière/Commissie, 64/69, Jurispr. blz. 221, punten 12‑15) of met een territoriale strekking (arrest van 18 januari 1979, Société des usines de Beauport e.a./Commissie, 103/78-109/78, Jurispr. blz. 17, punten 15‑19) bevat, deze een wezenlijk onderdeel zijn van het samenstel van bepalingen waarin zij voorkomen en, behoudens in geval van misbruik van bevoegdheid, dezelfde algemene strekking hebben als die bepalingen (arrest Hof van 29 juni 1993, Gibraltar/Raad, C‑298/89, Jurispr. blz. I‑3605, punt 18).

50      De algemene strekking van de bestreden bepaling wordt bovendien bevestigd door het feit dat een maatregel met dezelfde rechtsgevolgen als de beperking in de tijd, die geldt voor het gebruik van de naam „Tocai friulano”, geldt voor een andere naam van een druivenras, „tokay pinot gris”, een beperking die op objectief dezelfde wijze geldt voor de Franse Elzas (zie in die zin arrest Hof van 10 april 2003, Commissie/Nederlandse Antillen, C‑142/00 P, Jurispr. blz. I‑3483, punten 60‑63).

51      De bestreden bepaling is dus een maatregel van algemene strekking in de zin van artikel 249, tweede alinea, EG en is dus normatief.

 Verzoeksters individuele geraaktheid

52      Volgens de rechtspraak is niet uitgesloten dat een bepaling die naar aard en strekking normatief is, doordat zij op alle betrokken marktdeelnemers van toepassing is, een aantal van hen individueel raakt. Dat is het geval wanneer de betrokken handeling een natuurlijke of rechtspersoon treft uit hoofde van een bepaalde bijzondere hoedanigheid of van een feitelijke situatie die hem ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hem derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als de adressaat (zie arresten Hof Codorníu/Raad, reeds aangehaald, punten 19 en 20, en 25 juli 2002, Unión de Pequeños Agricultores/Raad, C‑50/00 P, Jurispr. blz. I‑6677, punt 36, en aldaar aangehaalde rechtspraak).

53      In casu beroept de Regione autonoma Friuli-Venezia Giulia zich in de eerste plaats op haar hoedanigheid van eigenares van een proefwijngaard, die de wijnstokvariëteit „Tocai friulano” produceert, en op de relevantie van het arrest Codorníu, gelet op de economische en commerciële waarde van het betrokken druivenras, dat een functie van „collectief merk” vervult en door het internationaal recht, in het bijzonder de TRIPs, wordt erkend.

54      De hoedanigheid van producent waarop verzoekster zich beroept, kan haar niet individualiseren op dezelfde wijze als de adressaat van een beschikking. Volgens vaste rechtspraak worden de algemene strekking, en dus het normatieve karakter, van een handeling niet aangetast doordat het aantal of zelfs de identiteit van de rechtssubjecten op wie zij op een bepaald moment van toepassing is, min of meer nauwkeurig kan worden bepaald, zolang deze toepassing geschiedt op grond van een rechtens of feitelijk objectieve situatie die door de handeling is omschreven in samenhang met de doelstelling van die handeling (zie arresten Codorníu/Raad, reeds aangehaald, punt 18, en Sadam Zuccherifici e.a./Raad, reeds aangehaald, punt 29).

55      Het verbod de naam „Tocai friulano”  na 31 maart 2007 te gebruiken is algemeen en voor onbepaalde tijd van toepassing op iedere betrokken marktdeelnemer, namelijk degenen die dit druivenras verbouwen, en de betrokken wijnproducenten en ‑handelaren.

56      Dat een verordening de rechtspositie van een particulier beïnvloedt, volstaat bovendien niet om hem te onderscheiden van alle anderen (beschikking Gerecht van 2 april 2004, Gonnelli en AIFO/Commissie, T‑231/02, Jurispr. blz. II‑1051, punt 38).

57      Ook al kan de bepaling van bijlage I bij de bestreden verordening, waarvan verzoekster de nietigverklaring vordert, voor de Italiaanse producenten van „Tocai friulano”, waaronder de Regione autonoma Friuli-Venezia Giulia, belangrijke economische gevolgen hebben, wordt overigens in dezelfde bijlage voor tokay pinot gris juist hetzelfde bepaald, met dezelfde gevolgen voor de betrokken Franse producenten, waarbij het recht een druivenrasnaam te gebruiken in de tijd wordt beperkt met in het ene en het andere geval dezelfde einddatum (zie in die zin arrest Commissie/Nederlandse Antillen, reeds aangehaald, punt 77). Bijgevolg kunnen de gevolgen die verzoekster voor de Italiaanse producenten schadelijk acht, haar niet individualiseren ten opzichte van de andere betrokken marktdeelnemers.

58      Dat bepaalde marktdeelnemers door een handeling economisch sterker worden getroffen dan hun concurrenten, volstaat hoe dan ook niet om hen door die behandeling individueel geraakt te achten (beschikking Gerecht van 10 december 2004, EFfCI/Parlement en Raad, T‑196/03, Jurispr. blz. II‑4263, punt 47).

59      Bovendien zijn de omstandigheden van de zaak die tot het arrest Codorníu/Raad, reeds aangehaald, heeft geleid, niet op de onderhavige zaak transponeerbaar. In die zaak belette een bepaling van algemene strekking de verzoekster een grafisch merk te gebruiken, dat zij had geregistreerd en vanouds gedurende een lange periode had gebruikt vóór de vaststelling van de litigieuze verordening, zodat zij zich, gelet op het exclusieve recht dat voortvloeit uit de registratie van een merk, na de vaststelling van de betrokken verordening in een situatie bevond die volledig verschilde van die van alle andere marktdeelnemers.

60      Dat is hier niet het geval. Blijkens het dossier en verzoeksters schrifturen zelf is de naam „Tocai friulano” in de zin van de gemeenschapsregeling en overigens van de nationale wetgeving een druivenras dat een geografische aanduiding bevat, maar niet een geografische aanduiding als zodanig, die binnen de intellectuele-eigendomsrechten valt en uit dien hoofde bescherming geniet. Overigens heeft het Hof in het kader van de bepalingen, die vóór de inwerkingtreding van de bestreden verordening van toepassing waren, verklaard dat de namen „Tocai friulano” en „Tocai italico” geen geografische aanduiding vormden, maar de naam van een wijnstokvariëteit die of een wijnstokras dat in Italië als geschikt was erkend voor de bereiding van bepaalde in bepaalde gebieden van deze lidstaat voortgebrachte kwaliteitswijnen, terwijl de Hongaarse wijnen met de benaming „Tokaj” of „Tokaji” met een geografische aanduiding werden omschreven (arrest Regione autonoma Friuli-Venezia Giulia en ERSA, reeds aangehaald, punten 92 en 94). Niet aangetoond of gesteld is evenwel dat de juridische status van „Tocai friulano” sindsdien is gewijzigd. De Regione heeft weliswaar gewezen op de oudheid van de cultuur van de wijnstokvariëteit „Tocai friulano” in Italië, de waarde ervan uit economisch en sociaal oogpunt, alsook een zogenaamde functie als „collectief merk”, maar zij heeft op geen enkel ogenblik gesteld dat de naam „Tocai friulano” binnen de rechten van de industriële, commerciële of intellectuele eigendom viel. De verwijzing naar de zaak Codorníu is dus irrelevant in het onderhavige geding.

61      De Regione autonoma Friuli-Venezia Giulia stelt in het tweede plaats dat zij volgens haar statuten tot taak heeft de economische belangen van de producenten van de wijn „Tocai friulano” te beschermen en preciseert dat de schade die haar door de bestreden bepaling zal worden berokkend, alleen haar zal raken aangezien de betrokken wijnstokvariëteit alleen op haar grondgebied wordt verbouwd. Dienaangaande dient te worden opgemerkt dat het algemene belang dat een regio, als op haar grondgebied voor economische en sociale vraagstukken bevoegd lichaam, erbij kan hebben om een voor het economisch welvaren ervan gunstig resultaat te bereiken, op zich niet voldoende is om haar als geraakt in de zin van artikel 230, vierde alinea, EG te beschouwen (arrest Commissie/Nederlandse Antillen, reeds aangehaald, punt 69, en beschikking president Gerecht van 7 juli 2004, Região autónoma dos Açores/Raad, T‑37/04 R, Jurispr. blz. II‑2153, punt 118).

62      De Regione autonoma Friuli-Venezia Giulia stelt in de derde plaats dat zij als op haar grondgebied voor landbouw bevoegd lichaam, indien zij het geschikt acht, de desbetreffende nationale wetgeving kan wijzigen en zij naar nationaal recht ook de op haar grondgebied te verbouwen wijnstokvariëteiten kan aangeven. Dienaangaande volstaat het op te merken dat de verdeling van de wettelijke en bestuursrechtelijke bevoegdheden in een lidstaat alleen onder het grondwettelijk recht van die staat valt en de beoordeling van de eventuele aantasting van de belangen van een territoriaal lichaam door een maatregel van gemeenschapsrecht onverlet laat. In de gemeenschapsorde dienen namelijk de autoriteiten van de lidstaat een eventueel belang op basis van de verdediging van de nationale wetgeving te vertegenwoordigen, ongeacht de grondwettelijke vorm of de territoriale organisatie van deze staat.

63      Bovendien geven de wettelijke en bestuursrechtelijke voorrechten, die een andere publiekrechtelijke rechtspersoon van een lidstaat dan de staat eventueel kan hebben, op zich aan deze persoon geen individueel belang bij de nietigverklaring van deze of gene bepaling van materieel gemeenschapsrecht, die geen invloed heeft op de omvang van zijn bevoegdheden, aangezien deze voorrechten door de persoon die ze heeft, in beginsel niet in eigen belang worden uitgeoefend.

64      Ten slotte en ten overvloede overtuigen verzoeksters stellingen over de bevoegdheidsverdeling in de Italiaanse grondwet hoe dan ook niet, daar daarbij de specifieke vraag van de regeling van de oorsprongsbenamingen van wijn niet wordt behandeld. De Commissie verwijst onweersproken naar een arrest van het Italiaanse grondwettelijk Hof, volgens hetwelk de bevoegdheid inzake de oorsprongsbenaming van wijn bij de staat en niet bij de regio’s ligt. De nationale regeling inzake het gebruik van de naam van de wijnstokvariëteit „Tocai friulano” is hoe dan ook vastgesteld door een handeling van de staat, namelijk een ministerieel decreet van 26 september 2002, dat verweerster bij het dossier leeft gevoegd.

65      De verzoekende regio kan dus niet op goede gronden stellen dat de bestreden bepaling haar raakt doordat zij haar institutionele bevoegdheden aantast.

66      Uit voorgaande overwegingen volgt dat verzoekster niet aantoont individueel te worden geraakt door de bijzondere bepaling van de bestreden verordening waarvan zij de nietigverklaring vordert.

67      De argumenten van de verzoekende regio betreffende de vereisten van een effectieve rechtsbescherming en de noodzaak van een ruimere uitlegging van artikel 230, vierde alinea, EG doen niet af aan deze conclusie. Het Hof heeft namelijk verklaard dat het vereiste van een effectieve rechtsbescherming het door artikel 230, vierde alinea, EG gestelde vereiste van individuele geraaktheid niet tot een dode letter mag maken (arrest Unión de Pequeños Agricultores/Raad, reeds aangehaald, punt 44, en arrest Hof van 1 april 2004, Commissie/Jégo-Quéré, C‑263/02 P, Jurispr. blz. I‑3425, punt 36).

68      Ten slotte kan verzoeksters argument betreffende artikel III‑365, lid 4, van het Ontwerp-Verdrag tot vaststelling van een grondwet voor Europa niet slagen, daar deze tekst niet van kracht is.

69      Uit alle voorgaande overwegingen volgt dat de Regione autonoma Friuli-Venezia Giulia niet kan worden geacht individueel te worden geraakt in de zin van artikel 230, vierde alinea, EG door de bepaling in de verklarende noot bij punt 103 van bijlage I bij de bestreden verordening betreffende de beperking van het gebruik van de naam „Tocai friulano” tot 31 maart 2007, zodat het beroep in zijn geheel niet-ontvankelijk moet worden verklaard zonder dat uitspraak hoeft te worden gedaan over de gegrondheid van de andere door de Republiek Hongarije aangevoerde gronden van niet-ontvankelijkheid.

 Kosten

70      Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering moet de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden verwezen, voor zover dat is gevorderd. Aangezien verzoekster in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vordering van de Commissie te worden verwezen in de kosten.

71      Volgens artikel 87, lid 4, van dit Reglement dragen de lidstaten die in het geding zijn tussengekomen, hun eigen kosten. In casu zal de Republiek Hongarije die is tussengekomen ter ondersteuning van de conclusies van de Commissie, haar eigen kosten dragen.

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vierde kamer)

beschikt:

1)      Het beroep wordt niet-ontvankelijk verklaard.

2)      Verzoekster zal haar eigen kosten en die van de Commissie dragen.

3)      De Republiek Hongarije zal haar eigen kosten dragen.

Luxemburg, 12 maart 2007.

De griffier

 

      De president van de Vierde kamer

E. Coulon

 

      H. Legal


* Procestaal: Italiaans.