Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 26 juli 2005 ingesteld door Arcangelo Milella e.a. tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-289/05)

Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 26 juli 2005 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Arcangelo Milella, wonende te Niederanven (Luxemburg) en Delfina Campanella, wonende te Luxemburg, vertegenwoordigd door M.-A. Lucas, advocaat.

Verzoekers concluderen dat het het Gerecht behage:

nietig te verklaren het besluit van de Directeur-generaal Personeelszaken en algemeen beheer van de Commissie van 18 april 2005 voorzover daarin is gepreciseerd dat de methode d'Hondt voor de verdeling van de zetels van de vertegenwoordigers van het Plaatselijk personeelscomité Luxemburg (PPL) in het Centraal personeelscomité (CPC) in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel, en voorzover het PPL daarbij is uitgenodigd, hiermee rekening te houden bij het vaststellen van een nieuw benoemingsbesluit voor zijn vertegenwoordigers in het CPC;

vast te stellen dat de besluiten van het PPL van 26 april en 10 mei 2005 houdende aanwijzing van zijn vertegenwoordigers in het CCP, onwettig zijn voorzover ze met toepassing van de methode d'Hondt vijf zetels toekenden aan lijst nr. 2 en twee zetels aan lijst nr. 1, en niet met toepassing van de regel van de meeste reststemmen, vier zetels aan lijst nr. 2 en drie zetels aan lijst nr. 1;

nietig te verklaren het besluit van de Directeur-generaal Personeelszaken en algemeen beheer van 11 mei 2005 houdende bevestiging van de regelmatigheid van de door het PPL op 26 april en 10 mei 2005 gedane nieuwe aanwijzing van zijn vertegenwoordigers in het CPC;

verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Het geschil betreft de aanwijzing van de vertegenwoordigers van het PPL in het CCP na de verkiezingen van 24 november 2004. Bij nota van 18 april 2005 heeft de directeur-generaal van DG ADMIN van de Commissie aan de voorzitters van het PPL en het CCP meegedeeld dat de "methode d'Hondt" - een rekenkundige methode om de zetels in het CCP te verdelen over de lijsten die aan de verkiezingen hadden deelgenomen - zijns inziens in overeenstemming is met het evenredigheidsbeginsel. In dezelfde nota heeft de directeur evenwel om andere redenen de aanwijzing van de vertegenwoordigers in het CCP geannuleerd. Naar aanleiding van deze nota heeft het PPL op 26 april 2005 zijn vertegenwoordigers aangewezen met toepassing van de methode d'Hondt. Bij nota van 11 mei 2005 heeft de directeur-generaal van DG ADMIN verklaard dat hij deze aanwijzing als regelmatig beschouwde.

Verzoekers, in Luxemburg tewerkgestelde ambtenaren van de Commissie, vorderen nietigverklaring van deze besluiten. Zij stellen schending van artikel 14, laatste lid, van de door de Commissie op 27 april 1988 vastgestelde regeling betreffende de samenstelling en de werkwijze van het personeelscomité, alsmede van de regel van evenredigheid van de verdeling van de zetels van het CCP met die van de zetels van het PPL en van de regel van representativiteit van het CCP. Verzoekers betogen dat een andere methode voor de verdeling van de zetels, te weten deze van de meeste reststemmen, had moeten worden toegepast en dat deze tot een meer representatieve verdeling zou hebben geleid.

Volgens verzoekers heeft het PPL zijn bevoegdheid misbruikt. De meerderheid binnen het PPL zou proberen haar vertegenwoordiging op kunstmatige wijze te verhogen ten nadele van lijst nr. 1, en het TABG zou blijk hebben gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en een kennelijke beoordelingsfout hebben gemaakt door de toepassing van de methode d'Hondt goed te keuren.

Verzoekers betogen bovendien dat het TABG het beginsel van gelijke behandeling heeft geschonden door af te wijken van zijn eerdere praktijk die erin bestond de methode van de meeste reststemmen te beschouwen als de enige methode die evenredigheid kan garanderen.

Ten slotte voeren verzoekers aan dat het TABG artikel 1, lid 3, van bijlage II bij het Statuut en artikel 16, leden 1 en 2, van de statuten van het PPL heeft geschonden door het PPL de methode d'Hondt te hebben opgelegd of, tenminste, het te hebben toegestaan, inbreuk te plegen op de bevoegdheid van de algemene vergadering van het personeel, die de uitsluitende bevoegdheid bezit inzake de keuze van de toepasselijke methode.

____________