Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 1 maart 2024 door Mainova AG tegen het arrest van het Gerecht (Vijfde kamer – uitgebreid) van 20 december 2023 in zaak T-64/21, Mainova AG / Europese Commissie

(Zaak C-178/24 P)

Procestaal: Duits

Partijen

Rekwirante: Mainova AG (vertegenwoordiger: C. Schalast, Rechtsanwalt)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, E.ON SE, RWE AG

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het arrest van het Gerecht van 20 december 2023, Mainova/Commissie (T-64/21), te vernietigen en het bestreden besluit van de Europese Commissie nietig te verklaren;

subsidiair, het bestreden arrest te vernietigen en de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht;

de Commissie te verwijzen in de kosten van beide instanties.

Middelen en voornaamste argumenten

De hogere voorziening berust op vijf middelen.

Ten eerste heeft het Gerecht artikel 3, lid 1, van de concentratieverordening1 met betrekking tot de uitsplitsing van de totale transactie tussen RWE en E onjuist uitgelegd door uitsluitend te verwijzen naar de geconsolideerde mededeling over bevoegdheidskwesties2 van de Commissie en door zowel het arrest „Cementbouw”3 als overweging 20 van de concentratieverordening buiten beschouwing te laten. Aldus heeft het Gerecht de beginselen van de hiërarchie van normen, de voorrang van de wet en de scheiding der machten geschonden.

Ten tweede heeft het Gerecht in zijn beslissing niet onderzocht of de door de partijen bij de concentratie gesloten afbakeningsovereenkomst voor de opdeling van de markten, op grond waarvan RWE zich uitsluitend op de productiemarkt en E.ON zich uitsluitend op de distributiemarkt zou concentreren, een inbreuk op de mededingingsregels in de zin van artikel 101 VWEU vormt. In dit verband heeft het Gerecht er met name geen rekening mee gehouden dat artikel 21, lid 1, van de concentratieverordening niet uitsluit dat primair recht zoals artikel 101 VWEU toepasselijk zou kunnen zijn. Het Gerecht heeft dus nagelaten wezenlijke belangen te onderzoeken en heeft bijgevolg een beslissing gegeven die blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting.

Ten derde heeft het Gerecht ten onrechte geoordeeld dat de Commissie haar dataset correct had vastgesteld. Het Gerecht is er daarbij aan voorbijgegaan dat de door de Commissie gehanteerde marktraadpleging geen geschikte dataset vormt. De omstandigheden waarin het marktonderzoek is gevoerd doen ernstige twijfels rijzen over de betrouwbaarheid van de informatie die de ondervraagde ondernemingen hebben verstrekt. Bovendien zijn de resultaten van het marktonderzoek niet eenduidig en bevestigen zij de conclusie van de Commissie niet. De door rekwirante overgelegde deskundigenrapporten, waaruit blijkt dat de Commissie kennelijke beoordelingsfouten heeft gemaakt, zijn daarentegen door het Gerecht ten onrechte buiten beschouwing gelaten, omdat het Gerecht ten onrechte heeft geoordeeld dat die rapporten gegevens bevatten die dateren van na de vaststelling van de goedkeuringsbeslissing.

Ten vierde heeft het Gerecht de afbakening van de markt voor detailhandel in elektriciteit onjuist beoordeeld. Het Gerecht is ten onrechte tot de slotsom gekomen dat de basisleveranciers en de leveranciers van speciale contracten niet met elkaar concurreerden en dat het dan ook om twee afzonderlijke markten ging. Bij zijn beoordeling heeft het Gerecht belangrijke argumenten van rekwirante niet in aanmerking genomen en heeft het als gevolg daarvan de kennelijke beoordelingsfouten van de Commissie genegeerd.

Ten vijfde en ten slotte heeft het Gerecht de potentiële concurrentiedruk onjuist beoordeeld. Het is eraan voorbijgegaan dat er tussen de partijen bij de concentratie sprake was van potentiële concurrentie, die op elk moment in daadwerkelijke concurrentie had kunnen overgaan. De vaststelling van het Gerecht dat de partijen bij de concentratie geen nauwe concurrenten waren, is dus onjuist.

____________

1     Verordening (EG) nr. 139/2004 van de Raad van 20 januari 2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen („EG-concentratieverordening”, afgekort „concentratieverordening”) (PB 2004, L 24, blz. 1).

1 Geconsolideerde mededeling van de Commissie over bevoegdheidskwesties op grond van Verordening (EG) nr. 139/2004 betreffende de controle op concentraties van ondernemingen (PB 2008, C 95, blz. 1).

1     Arrest van 23 februari 2006, Cementbouw Handel le Industrie/Commissie, T-282/02, EU:T:2006:64.