Language of document : ECLI:EU:T:2014:167

Zaak T‑43/13

Beniamino Donnici

tegen

Europees Parlement

„Beroep tot schadevergoeding – Leden van het Europees Parlement – Onderzoek van geloofsbrieven – Besluit van het Parlement waarbij het mandaat van een Europees afgevaardigde ongeldig wordt verklaard – Nietigverklaring van het besluit van het Parlement bij een arrest van het Hof – Beroep ten dele kennelijk niet-ontvankelijk en ten dele kennelijk rechtens ongegrond”

Samenvatting – Beschikking van het Gerecht (Zesde kamer) van 20 maart 2014

1.      Gerechtelijke procedure – Exceptie van niet-ontvankelijkheid – Termijn voor indiening – Aanvang – Ontvangst van het verzoekschrift door de verwerende partij

(Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, art. 46, lid 1, en 114, lid 1)

2.      Beroep tot schadevergoeding – Verjaringstermijn – Aanvang – Aansprakelijkheid wegens een individuele handeling – Datum waarop de betrokkene de schadelijke gevolgen van de handeling ondervindt – Inaanmerkingneming van een subjectief oordeel over het bestaan van schade – Ontoelaatbaarheid

(Art. 340, tweede alinea, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 46)

3.      Beroep tot schadevergoeding – Verjaringstermijn – Aanvang – Voortdurende schade – Datum die in aanmerking moet worden genomen

(Art. 340, tweede alinea, VWEU; Statuut van het Hof van Justitie, art. 46)

4.      Niet-contractuele aansprakelijkheid – Voorwaarden – Onrechtmatigheid – Schade – Causaal verband – Ontbreken van een van de voorwaarden – Volledige verwerping van het beroep tot schadevergoeding

(Art. 340, tweede alinea, VWEU)

1.      De termijn voor het indienen van het verweerschrift bedraagt twee maanden. Die termijn is de termijn waarover de verwerende partij beschikt om op het verzoekschrift te antwoorden door ervoor te kiezen ten gronde te antwoorden door een verweerschrift neer te leggen dan wel aan te voeren dat het beroep niet-ontvankelijk is door een exceptie in die zin op te werpen overeenkomstig artikel 114, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht. Bijgevolg moet worden vastgesteld dat de termijn voor het indienen van de exceptie van niet-ontvankelijkheid eveneens twee maanden bedraagt.

Bovendien gaat de in artikel 46, lid 1, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht bedoelde termijn voor het indienen van het verweerschrift slechts in op de datum waarop de verwerende partij het verzoekschrift heeft ontvangen. Vastgesteld moet worden dat die oplossing tevens van toepassing is op de termijn voor het indienen van een exceptie van niet-ontvankelijkheid.

(cf. punten 37‑39, 41, 42)

2.      Volgens artikel 46 van het Statuut van het Hof verjaren de vorderingen tegen de Europese Unie inzake niet-contractuele aansprakelijkheid vijf jaar na het feit dat tot deze vordering aanleiding heeft gegeven. Die termijn gaat in wanneer aan alle vereisten voor het ontstaan van de schadevergoedingsplicht is voldaan, met name wanneer de schade waarvan vergoeding wordt verlangd, zich heeft geconcretiseerd. Evenwel mogen de vereisten voor het ontstaan van de verplichting tot vergoeding van de in artikel 340, tweede alinea, VWEU bedoelde schade en dus ook de verjaringsregeling voor de betrokken schadevorderingen niet zijn gebaseerd op andere dan strikt objectieve criteria. Duidelijke en nauwkeurige kennis van de feiten behoort dus niet tot de voorwaarden waaraan moet zijn voldaan om de verjaringstermijn te doen ingaan. Zo kan ook de subjectieve beoordeling door de benadeelde van het bestaan van schade geen rol spelen bij de vaststelling van het tijdstip waarop de verjaringstermijn van de vordering inzake niet-contractuele aansprakelijkheid van de Unie ingaat.

In het geval van geschillen voortkomend uit individuele handelingen gaat de verjaringstermijn in wanneer de gevolgen van de beschikking zijn ingetreden voor de personen tot wie zij is gericht. In dat verband doet voor het ingaan van de verjaringstermijn niet ter zake dat de onrechtmatige gedraging van de Unie bij rechterlijke beslissing is vastgesteld.

(cf. punten 46, 48, 50‑52, 56)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 59, 60)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 81‑87)