Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Curte de Apel Ploieşti (Roemenië) op 6 april 2021 – Asociaţia „Forumul Judecătorilor din România”, YN / Consiliul Superior al Magistraturii

(Zaak C-216/21)

Procestaal: Roemeens

Verwijzende rechter

Curtea de Apel Ploieşti

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partijen: Asociaţia „Forumul Judecătorilor din România”, YN

Verwerende partij: Consiliul Superior al Magistraturii

Prejudiciële vragen

Dient het bij beschikking 2006/928/EG van de Europese Commissie van 13 december 20061 ingestelde mechanisme voor samenwerking en toetsing te worden beschouwd als een handeling van een instelling van de Unie in de zin van artikel 267 VWEU, die ter uitlegging kan worden voorgelegd aan het Hof van Justitie van de Europese Unie? Behoren de inhoud, de aard en de looptijd van het bij beschikking 2006/928/EG van de Europese Commissie van 13 december 2006 ingestelde mechanisme voor samenwerking en toetsing tot de werkingssfeer van het Verdrag betreffende de toetreding van de Republiek Bulgarije en Roemenië tot de Europese Unie, dat Roemenië op 25 april 2005 in Luxemburg heeft ondertekend? Zijn de vereisten die zijn geformuleerd in de in het kader van dat mechanisme opgestelde verslagen bindend voor Roemenië?

Kan het beginsel van rechterlijke onafhankelijkheid, dat is neergelegd in artikel 19, [lid] 1, tweede [alinea] van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten, alsmede in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie betreffende artikel 2 VEU, aldus worden gelezen dat het ook slaat op procedures tot bevordering van zittende rechters?

Wordt dit beginsel geschonden wanneer een systeem voor bevordering naar de hoogste rechterlijke instantie wordt ingesteld dat uitsluitend is gebaseerd op een summiere beoordeling van de werkzaamheden en het gedrag door een commissie bestaande uit de president en rechters van deze beroepsinstantie, die afzonderlijk rechters periodiek evalueren en hen beoordelen met het oog op bevordering maar ook de rechterlijke toetsing van hun uitspraken uitvoeren?

Wordt het beginsel van rechterlijke onafhankelijkheid, dat is neergelegd in artikel 19 [lid] 1, tweede [alinea], van het Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU) en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten, alsmede in de rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie betreffende artikel 2 VEU, geschonden indien Roemenië de voorspelbaarheid en rechtszekerheid van het Unierecht ondermijnt door gedurende 10 jaar het mechanisme voor samenwerking en toetsing met de op grond daarvan opgestelde verslagen te aanvaarden en zich eraan te conformeren, maar daarna onaangekondigd de bevorderingsprocedure voor rechters met uitvoerende functies te wijzigen, in strijd met de aanbevelingen in het kader van dat mechanisme?

____________

1 Beschikking van de Commissie van 13 december 2006 tot vaststelling van een mechanisme voor samenwerking en toetsing van de vooruitgang in Roemenië ten aanzien van specifieke ijkpunten op het gebied van de hervorming van het justitiële stelsel en de bestrijding van corruptie (PB 2006, L 354, blz. 56).