Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 15 december 2021 door Oriol Junqueras i Vies tegen de beschikking van het Gerecht (Zesde kamer) van 5 oktober 2021 in zaak T-613/20, Junqueras i Vies / Parlement

(Zaak C-780/21 P)

Procestaal: Spaans

Partijen

Rekwirant: Oriol Junqueras i Vies (vertegenwoordiger: M. Marsal i Ferret, abogado)

Andere partij in de procedure: Europees Parlement

Conclusies

De beschikking van de Zesde kamer van het Gerecht van de Europese Unie van 5 oktober 2021 in zaak T-613/20 vernietigen.

De hogere voorziening in haar geheel ontvankelijk verklaren.

De zaak voortzetten opdat de Zesde kamer van het Gerecht de ontvankelijk verklaarde hogere voorziening behandelt.

Het Europees Parlement verwijzen in de kosten van de procedure inzake de exceptie van niet-ontvankelijkheid en in die van de onderhavige hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn hogere voorziening voert rekwirant vijf met juridische argumenten onderbouwde middelen aan.

Eerste middel: De beschikking doet afbreuk aan het recht op effectieve rechterlijke bescherming (artikel 47 VWEU en de artikelen 6 en 13 EVRM), aangezien zij, doordat hierbij het beroep niet-ontvankelijk is verklaard (en is beslist dat de zaken niet worden gevoegd en de procedure niet wordt geschorst), elk nuttig effect ontneemt aan de beslissing die het Hof van Justitie van de Europese Unie kan geven in zaak C-115/21 P en, indien de zaak wordt terugverwezen, aan de beslissing die het Gerecht van de Europese Unie kan geven in zaak T-24/201 . Dit omdat het Gerecht ook blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van de rechtsgevolgen van de rechterlijke beslissing die kan worden gegeven in de zaken T-24/20 en C-115/21 P. Het Gerecht was van oordeel dat een nieuw besluit van de nationale autoriteiten van het Koninkrijk Spanje nodig was om Junqueras in staat te stellen zijn zetel opnieuw in te nemen, terwijl dat de rechterlijke beslissingen ten gunste van zijn verzoek zouden betekenen dat Junqueras zijn zetel zou hebben kunnen behouden.

Tweede middel: De bestreden beschikking geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting bij de uitlegging van de jurisprudentiële voorwaarden voor de vaststelling dat de bestreden handeling leidt tot rechtstreekse geraaktheid, en geeft derhalve blijk van een onjuiste rechtsopvatting door te concluderen dat verzoekster geen procesbevoegdheid in de zin van artikel 263, lid 4, VWEU heeft. De beschikking ontneemt elk nuttig effect aan de rechterlijke beslissingen die kunnen worden gegeven in de zaken C-115/21 P en T-24/20 en miskent dat, indien de handeling niet was vastgesteld, de zetel van Junqueras nog steeds vacant zou zijn, hij deze weer had kunnen innemen en het herstel van zijn rechten niet zou zijn verhinderd.

Derde middel: De beschikking schendt het recht op gelijke behandeling (art. 20 VWEU) en het recht op effectieve rechterlijke bescherming (art. 47 VWEU). In de beschikking worden deze bepalingen verkeerd uitgelegd, namelijk in die zin dat de schending van deze rechten enkel tot uiting komt in de behandeling van de zaak ten gronde, terwijl, indien Junqueras op dezelfde wijze zou zijn behandeld als het lid van het Europees Parlement tot wie de bestreden handeling was gericht (rechtstreekse toepassing van de gevolgen van het arrest van het Hof van Justitie van 19 december 2019 in zaak C-502/191 en vaststelling van het besluit van het Europees Parlement in tegenstelling tot hetgeen door het Koninkrijk Spanje is meegedeeld), de thans bestreden beschikking niet zou zijn vastgesteld, aangezien Junqueras zijn zetel zou hebben behouden. De schending van het recht op gelijke behandeling en van het recht op effectieve rechterlijke bescherming toont aan dat Junqueras rechtstreeks is geraakt, hetgeen hem procesbevoegdheid krachtens artikel 263, lid 4, VWEU verleent.

Vierde middel: De beschikking geeft een juridisch onjuiste uitlegging van de gevolgen van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De beschikking gaat er ten onrechte van uit dat de rechtstreekse gevolgen van bestreden handelingen voor uit het VWEU voortvloeiende rechten niet leiden tot procesbevoegdheid in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU, en miskent dat in casu geen afbreuk wordt gedaan aan de bevoegdheden van rechterlijke toetsing van het Unierecht, omdat van Junqueras niet kan worden verlangd dat hij in eigen land opkomt tegen een handeling waarbij de zetel die hij opnieuw wenst in te nemen, vacant is verklaard, en geeft derhalve blijk van een onjuiste rechtsopvatting.

Vijfde middel: In de beschikking is een rechtens onjuiste toepassing gegeven aan de beginselen van doeltreffendheid en voorrang van het Unierecht. De beschikking geeft blijk van een onjuiste rechtsopvatting door niet vast te stellen dat uit de bestreden handeling bleek dat het voornemen bestond om geen nuttige werking te verlenen aan het arrest van het Hof van Justitie van 19 december 2019 in zaak C-502/19, hetgeen tevens schending opleverde van het recht op effectieve rechterlijke bescherming van art. 47 VWEU in de vorm van het recht op correcte tenuitvoerlegging van rechterlijke beslissingen, zodat Junqueras procesbevoegdheid heeft in de zin van artikel 263, vierde alinea, VWEU.

____________

1 Beschikking van 15 december 2020, Junqueras i Vies/Parlement (T-24/20, EU:T:2020:601)

1 Arrest van 19 december 2019, Junqueras Vies (C-502/19, EU:C:2019:1115)