Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 17 april 2024 door Alisher Usmanov tegen het arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 7 februari 2024 in zaak T-237/22, Usmanov / Raad

(Zaak C-274/24 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Alisher Usmanov (vertegenwoordigers: D. Rovetta, M. Campa, V. Villante, M. Pirovano en M. Moretto, avvocati)

Andere partij in de procedure: Raad van de Europese Unie

Conclusies

Rekwirant verzoekt het Hof om:

vernietiging van het arrest van het Gerecht van 7 februari 2024 in zaak T-237/22, Alisher Usmanov tegen Raad van de Europese Unie, EU:T:2024:56 waarvan rekwirant op diezelfde dag in kennis is gesteld;

nietigverklaring van:

besluit (GBVB) 2022/337 van de Raad van 28 februari 2022 tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB en uitvoeringsverordening (EU) 2022/336 van de Raad van 28 februari 2022 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 269/2014;

besluit (GBVB) 2023/572 van de Raad van 13 maart 2023 tot wijziging van besluit 2014/145/GBVB en uitvoeringsverordening (EU) 2023/571 van de Raad van 13 maart 2023 tot uitvoering van verordening (EU) nr. 269/2014;

subsidiair, vernietiging van voornoemd arrest en terugverwijzing van de zaak naar het Gerecht;

verwijzing van de Raad van de Europese Unie in de kosten van de procedure in eerste aanleg en van de onderhavige hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert rekwirant in hoofdzaak zes middelen aan.

Eerste middel: het Gerecht is zijn verplichting niet nagekomen om te voorzien in een doeltreffende rechterlijke bescherming overeenkomstig de artikelen 41 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU en heeft artikel 274 VWEU alsmede het evenredigheidsbeginsel en artikel 52 van het Handvest van de grondrechten van de EU geschonden.

Tweede middel: het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het verzoek van rekwirant om heropening van de mondelinge behandeling af te wijzen en heeft de artikelen 41 en 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU en het beginsel audi alteram partem geschonden.

Derde middel: het Gerecht heeft plaatsingscriterium a) volgens artikel 2, lid 1, van besluit 2014/1451 en artikel 3, lid 1, van verordening nr. 269/20142 geschonden en onjuist uitgelegd. Subsidiair voert rekwirant op grond van artikel 277 VWEU een exceptie van onwettigheid en niet-toepasselijkheid van dit criterium a) aan.

Vierde middel: het Gerecht heeft met betrekking tot de openbaarmaking van de heer Medvedev in de Kommersant het bewijs onjuist opgevat, wezenlijke vormvoorschriften en zijn motiveringsplicht krachtens artikel 296 VWEU geschonden alsmede voornoemd criterium a) onjuist toegepast.

Vijfde middel: het Gerecht heeft het bewijs betreffende de redactionele vrijheid van de Kommersant onjuist opgevat, de voorschriften betreffende de bewijslast en de bewijsvereisten onjuist toegepast en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de EU en het beginsel van gelijke wapens geschonden.

Zesde middel: het Gerecht heeft het primaire EU-recht, en in het bijzonder het recht op vrijheid van meningsuiting, geschonden en onjuist uitgelegd.

____________

1     Besluit 2014/145/GBVB van de Raad van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2014, L 78, blz. 16).

1     Verordening (EU) nr. 269/2014 van de Raad van 17 maart 2014 betreffende beperkende maatregelen met betrekking tot acties die de territoriale integriteit, soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne ondermijnen of bedreigen (PB 2014, L 78, blz. 6).