Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 8 april 2022 door Scania AB, Scania CV AB, Scania Deutschland GmbH tegen het arrest van het Gerecht (Tiende kamer – uitgebreid) van 2 februari 2022 in zaak T-799/17, Scania e.a./Commissie

(Zaak C-251/22 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwiranten: Scania AB, Scania CV AB, Scania Deutschland GmbH (vertegenwoordigers: D. Arts, advocaat, F. Miotto, avocate, N. De Backer, advocate, C. E. Schillemans, advocaat, C. Langenius, S. Falkner, L. Ulrichs, P. Hammarskiöld, advokater)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

het bestreden arrest geheel of gedeeltelijk vernietigen;

besluit C(2017) 6467 final van 27 september 2017 inzake een procedure op grond van artikel 101 VWEU en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak AT.39824 – Vrachtwagens), geheel of gedeeltelijk nietig verklaren en/of de bijbehorende boetes intrekken of verlagen; of

de zaak terugverwijzen naar het Gerecht voor een nieuwe uitspraak, en

de Europese Commissie verwijzen in de kosten van eerste aanleg en van de onderhavige hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun hogere voorziening voeren rekwiranten de volgende vier middelen aan:

Met hun eerste middel betogen rekwiranten dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door niet te erkennen dat de Commissie artikel 41, lid 1, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, zoals uitgelegd in de rechtspraak van het Hof van Justitie, heeft geschonden door het schikkingsbesluit1 vast te stellen en daarna het onderzoek tegen Scania voort te zetten met hetzelfde caseteam.

Met hun tweede middel betogen rekwiranten dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de geografische reikwijdte van gedragingen op Duits niveau zich uitstrekte tot de gehele EER, terwijl zij tot Duitsland was beperkt.

Met hun derde middel betogen rekwiranten dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door de reeks gedragingen op de drie verschillende niveaus te kwalificeren als één enkele inbreuk.

Subsidiair betogen rekwiranten met hun vierde middel dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door een geldboete te bevestigen ter zake van gedragingen die verjaard zijn.

____________

1 Besluit C(2016) 4673 final van de Commissie van 19.7.2016 inzake een procedure op grond van artikel 101 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie en artikel 53 van de EER-overeenkomst (Zaak AT.39824 – Vrachtwagens).