Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 10 januari 2002 ingesteld door Schlüsselverlag J. S. Moser Gesellschaft mbH en zes andere ondernemingen tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

    (Zaak T-3/02)

    Procestaal: Duits

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 10 januari 2002 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door Schlüsselverlag J. S. Moser Gesellschaft mbH, Innsbruck (Oostenrijk), J. Wimmer GmbH, Linz (Oostenrijk), Styria Medien AG, Graz (Oostenrijk), Zeitungs- und Verlags-Gesellschaft mbH, Bregenz (Oostenrijk), Eugen Russ Vorarlberger Zeitungsverlag und Druckerei Gesellschaft mbH, Schwarzach (Oostenrijk), "Die Presse" Verlags-Gesellschaft mbH, Wien (Oostenrijk), en "Salzburger Nachrichten" Verlags-Gesellschaft mbH & Co. KG, Salzburg (Oostenrijk), vertegenwoordigd door M. Krüger, advocaat.

Verzoeksters concluderen dat het het Gerecht behage:

(vast te stellen dat verweerster haar verplichtingen krachtens het EG-Verdrag niet is nagekomen, doordat zij geen standpunt heeft bepaald ten aanzien van verzoeksters' klachten betreffende de verwezenlijking van een concentratie van communautaire dimensie, die is aangemeld en bij beslissing van het Oberlandesgericht Wien, als kartelrechter, van 26 januari 2001 op nationaal niveau is goedgekeurd, of althans heeft nagelaten de bij de concentratie betrokken partijen te bevelen om de concentratie bij verweerster aan te melden.

(verweerster in de kosten te verwijzen.

Middelen en voornaamste argumenten

Bij brief van 25 mei 2001 dienden verzoeksters als eigenaars van Oostenrijkse dagbladen bij verweerster klachten in tegen een in Oostenrijk goedgekeurde concentratie van de media, waarbij de ondernemingen Bertelsmann, Gruner+Jahr, Raiffeisen, KURIER-Magazine en NEWS partij waren, en die volgens verzoeksters een communautaire dimensie had. Bij de klachten was een verzoek gevoegd om de partijen bij de concentratie te bevelen, deze concentratie overeenkomstig verordening (EEG) nr. 4064/89 van de Raad aan te melden.

DG Concurrentie stelde zich in verscheidene brieven op het standpunt, dat genoemde verordening niet van toepassing was op de onderhavige concentratie, daar enkel een gedeeltelijke verkoop had plaatsgevonden, waarbij niet ten minste twee ondernemingen met een omzet van meer dan 250 miljoen euro betrokken waren. DG Concurrentie wees er echter op, dat dit standpunt voor verzoeksters niet bindend was.

Daar verweerster niet binnen twee maanden op het verzoek van verzoeksters om een formele beschikking inzake de klachten heeft gereageerd, stellen verzoeksters een beroep wegens nalaten krachtens artikel 232 EG in. Zij betogen, dat het bij gebreke van een beschikking van verweerster niet mogelijk is een beroep tot nietigverklaring bij het Gerecht van eerste aanleg in te stellen, en dat verzoeksters rechtstreeks en individueel worden geraakt door verweersters verzuim om een beschikking te geven.

Verzoeksters stellen, dat de nationale beslissing krachtens artikel 81, EG juncto verordening nr. 4064/89, nietig is daar de Republiek Oostenrijk in strijd met artikel 21, lid 2, van deze verordening haar nationale mededingingswetgeving op een concentratie van communautaire dimensie heeft toegepast. Verder voeren zij aan dat twee partijen bij de concentratie een omzet van meer dan 250 miljoen euro hebben, waarvan een niet meer dan twee derde van haar totale omzet in een zelfde lidstaat behaalt. Ten slotte is er geen sprake van een gedeeltelijke verkoop maar van een fusie.

____________