Language of document :

Beroep ingesteld op 14 februari 2013 - Heli-Flight/EASA

(Zaak T-102/13)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Heli-Flight GmbH & Co. KG (Reichelsheim, Duitsland) (vertegenwoordiger: T. Kittner, advocaat)

Verwerende partij: Europees Agentschap voor de veiligheid van de luchtvaart (EASA)

Conclusies

De verzoekende partij verzoekt het Gerecht:

verweerders besluit van 13 januari 2012 waarbij verzoeksters verzoek om goedkeuring van de vluchtvoorwaarden voor helikopter Robinson R66 (serienr. 0034) is afgewezen, nietig te verklaren;

vast te stellen dat verweerder ten onrechte heeft nagelaten te beslissen op verzoeksters verzoeken om goedkeuring van de vluchtvoorwaarden voor helikopter Robinson R66 (serienr. 0034) van 11 juli 2011 en 10 januari 2012;

vast te stellen dat verweerder verplicht is om verzoekster te vergoeden voor alle schade die zij heeft geleden doordat verweerder de verzoeken om goedkeuring van de vluchtvoorwaarden voor helikopter Robinson R66 (serienr. 0034) van 11 juli 2011 en 10 januari 2012 heeft afgewezen en/of ten onrechte heeft nagelaten een beslissing te nemen inzake de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden voor deze helikopter;

verweerder te verwijzen in de kosten van de procedure.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar eerste vordering voert verzoekster in wezen het volgende aan:

Volgens verzoekster is de beslissing inzake de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden geen discretionaire beslissing. In dit verband wordt onder meer aangevoerd dat verweerder en niet verzoekster het bewijs moet leveren dat het betrokken luchtvaartuig onder bepaalde voorwaarden veilig kan vliegen.

Voorts voert verzoekster aan dat indien verweerders beslissing inzake de goedkeuring van de vluchtvoorwaarden een discretionaire beslissing is, verweerder zijn beoordelingsbevoegdheid niet of in elk geval onjuist heeft uitgeoefend. Volgens verzoekster maakt verweerder een beoordelingsfout wanneer hij zich beroept op veiligheidsinzichten die zijn verkregen uit het typecertificeringsproces waarin verzoekster geen partij was. Bovendien wordt aangevoerd dat verweerder in de onderhavige procedure de vermeende veiligheidsrisico's niet voldoende heeft gespecificeerd. In dit verband stelt verzoekster dat zij niet de mogelijkheid heeft gekregen om haar standpunt over de vermeende risicobronnen kenbaar te maken. Verzoekster stelt ook dat verweerders betoog kennelijk tegenstrijdig is.

Subsidiair voert verzoekster aan dat zij het bewijs heeft geleverd dat het betrokken luchtvaartuig onder bepaalde voorwaarden veilig kan vliegen.

Tot slot betoogt verzoekster dat verweerder, wat haar verzoek tot nietigverklaring betreft, inbreuken heeft gemaakt op de verplichting tot behoorlijk bestuur. Volgens verzoekster heeft verweerder zijn onderzoeksplicht geschonden, zich ten onrechte op de vertrouwelijkheid inzake het typecertificeringsproces beroepen, inbreuk gemaakt op verzoeksters recht om te worden gehoord en de motiveringsplicht geschonden.

____________