Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 28 maart 2024 door Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland tegen het arrest van het Gerecht (Tiende kamer) van 31 januari 2024 in zaak T-56/22, Verenigd Koninkrijk / Commissie

(Zaak C-237/24 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirant: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (vertegenwoordigers: S. Fuller, gemachtigde, en T. Buley, KC)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie en Tsjechische Republiek

Conclusies

Rekwirant verzoekt het Hof:

het bestreden arrest te vernietigen;

uitvoeringsbesluit (EU) 2021/2019 van de Commissie1 nietig verklaren voor zover daarbij bepaalde door de erkende betaalorganen van het Verenigd Koninkrijk uit hoofde van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en uit hoofde van het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) verrichte uitgaven aan EU-financiering zijn onttrokken wegens een zwak punt in de definitie van „actieve landbouwer – verbonden ondernemingen”;

de Commissie te verwijzen in de kosten van het Verenigd Koninkrijk in de procedure bij het Gerecht en in de procedure in hogere voorziening.

Middelen en voornaamste argumenten

De hogere voorziening is gebaseerd op één middel, namelijk een verkeerde uitlegging door het Gerecht van artikel 9, lid 2, van verordening (EU) 1307/20131 . Rekwirant betoogt dat dit artikel 9, lid 2, enkel ziet op rechtstreekse betalingen aan landbouwers die zelf de relevante infrastructuur of diensten te exploiteren.

Samengevat is dit zo omdat:

(i) de bewoording van artikel 9, lid 2, letterlijk gelezen in in overeenstemming met de natuurlijke betekenis ervan, heeft niet tot gevolg dat het verboden is betalingen toe te kennen aan een landbouwer louter omdat een verbonden entiteit een activiteit van de negatieve lijst van artikel 9, lid 2 uitoefent;

(ii) deze uitlegging van artikel 9, lid 2, in sterke mate wordt ondersteund door het feit dat de relevante zinsnede van artikel 9, lid 2, waar het Gerecht zich op beroept, namelijk „natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel groepen natuurlijke personen of rechtspersonen” zelf slechts de bewoording van de definitie van „landbouwer” in artikel 4, lid 1, weergeeft;

(iii) er geen op het doel gebaseerde of teleologische basis is voor de uitlegging van het Gerecht van artikel 9, lid 2, welke uitlegging niet in overeenstemming is met de doelstellingen van artikel 9 van verordening (EU) 1307/2013.

____________

1 Uitvoeringsbesluit (EU) 2021/2019 van de Commissie van 17 november 2021 tot onttrekking aan financiering door de Europese Unie van bepaalde uitgaven die het Verenigd Koninkrijk heeft verricht in het kader van het Europees Landbouwgarantiefonds (ELGF) en het Europees Landbouwfonds voor plattelandsontwikkeling (Elfpo) (Kennisgeving geschied onder nummer C(2021) 8164) (PB 2021, L 413, blz. 3).

1 Verordening (EU) nr. 1307/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 17 december 2013 tot vaststelling van voorschriften voor rechtstreekse betalingen aan landbouwers in het kader van de steunregelingen van het gemeenschappelijk landbouwbeleid en tot intrekking van verordening (EG) nr. 637/2008 van de Raad en verordening (EG) nr. 73/2009 van de Raad (PB 2013, L 347, blz. 608).