Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 30 november 2023 door Soudal NV tegen het arrest van het Gerecht (Tweede kamer -- uitgebreid) van 20 september 2023 in zaken T–201/16, T–335/16, T–357/16 en T–369/16, Soudal e.a. tegen Commissie

(Zaak C-734/23 P)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Rekwirante: Soudal NV (vertegenwoordiger: H. Viaene, advocaat)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Rekwirante verzoekt dat het Hof:

Het arrest van het Gerecht vernietigt, de bestreden beslissing1 vernietigt en de Commissie verwijst in de kosten in de procedure voor het Gerecht en de procedure voor uw Hof, en alternatief, zo het Hof enkel het derde middel volgt, het bevel tot terugvordering neergelegd in artikel 2 van de bestreden beslissing te vernietigen en de Commissie verwijst in de kosten in de procedure voor het Gerecht en de procedure voor uw Hof;

Alternatief, indien het Hof de middelen van rekwirante bevestigt, doch van mening is dat de zaak nog niet in wijzen is omdat het Gerecht geen uitspraak gedaan heeft over de secundaire redenering inzake het zakelijkheidsbeginsel, dat het Hof de zaak terug verwijst naar het Gerecht, enkel en alleen voor wat betreft de subsidiaire redenering inzake selectiviteit, en de kosten in de procedure voor het Gerecht en de procedure voor uw Hof onder voorbehoud houdt, en bijkomend, dat het Hof ook hier het derde middel volgt en minstens reeds het bevel tot terugvordering neergelegd in artikel 2 van de bestreden beslissing vernietigt.

Middelen en voornaamste argumenten

Het eerste middel is gebaseerd op verschillende onjuiste rechtsopvattingen en onjuiste opvattingen van de feiten door te oordelen dat de Commissie de referentieregeling correct heeft gedefinieerd en dat zij terecht het bestaan van afwijkingen van de referentieregeling heeft aangetoond. Dit middel wordt onderverdeeld in drie onderdelen. Ieder van deze onderdelen, wanneer bevestigd door uw Hof, volstaat om het bestreden arrest en dus ook de bestreden beslissing te vernietigen.

Eerste onderdeel: In het eerste onderdeel zal rekwirante aantonen dat het bestreden arrest vernietigd moet worden omdat het Gerecht op basis van onjuiste rechtsopvattingen en een verdraaiing van de feiten de referentieregeling heeft proberen te bepalen.

Tweede onderdeel: in het tweede onderdeel zal rekwirante aantonen dat het Gerecht blijk geeft van een onjuiste rechtsopvatting en het Belgisch recht verdraaid heeft door te oordelen dat artikel 185, paragraaf 2, b) WIB 921 een neerwaartse aanpassing in België slechts toelaat wanneer er een corresponderende of correlatieve opwaartse aanpassing gebeurt door een belastingdienst in een ander land.

Derde onderdeel: in het derde onderdeel zal rekwirante aantonen dat de bevindingen van het Gerecht behept zijn door onjuiste rechtsopvattingen en een verdraaiing van de feiten door te stellen dat artikel 185, paragraaf 2, b) WIB 92 niet toelaat dat er aanpassingen worden doorgevoerd onder verwijzing naar een ‘hypothetische winst’.

Het tweede middel is gebaseerd op het feit dat het Gerecht artikel 61 van het Statuut schendt, blijk heeft gegeven van verschillende onjuiste rechtsopvattingen en onjuiste opvattingen van de feiten door te oordelen dat de Commissie terecht de regeling als selectief heeft gekwalificeerd. Hierbij zal rekwirante aantonen dat de drie scenario’s die de beweerde selectiviteit aantonen niet stoelen op de werkelijkheid. Wanneer het Hof de weerlegging van de drie scenario’s volgt, is er geen sprake van selectiviteit en dient het bestreden arrest en de bestreden beslissing vernietigd te worden.

Het derde middel is gebaseerd op het feit dat het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door vast te stellen dat het bevel tot terugvordering van de steun niet strijdt met het rechtszekerheidsbeginsel en de bescherming van het gewettigd vertrouwen.

____________

1     Besluit van de Commissie van 11 januari 2016 betreffende de staatssteunregeling inzake vrijstelling van overwinst, SA.37667 (2015/C) (ex 2015/NN) door België ten uitvoer gelegd (PB 2016, L260, blz. 61).

1 Wetboek van de inkomstenbelastingen 1992.