Language of document : ECLI:EU:T:2011:131

ARREST VAN HET GERECHT (Zesde kamer)

31 maart 2011 (*)

„Regeling van taalgebruik – Kennisgeving van vacature voor aanwerving van secretaris-generaal van EESC – Bekendmaking in drie officiële talen – Informatie over kennisgeving van vacature – Bekendmaking in alle officiële talen – Beroep tot nietigverklaring – Ontvankelijkheid – Artikelen 12 EG en 290 EG – Artikel 12 RAP – Verordening nr. 1”

In zaak T‑117/08,

Italiaanse Republiek, vertegenwoordigd door R. Adam als gemachtigde, bijgestaan door P. Gentili, avvocato dello Stato,

verzoekster,

ondersteund door

Koninkrijk Spanje, vertegenwoordigd door F. Díez Moreno als gemachtigde,

interveniënt,

tegen

Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC), aanvankelijk vertegenwoordigd door M. Bermejo Garde, vervolgens door M. Arsène, als gemachtigden, bijgestaan door A. Dal Ferro, advocaat,

verweerder,

betreffende een verzoek om nietigverklaring van, enerzijds, kennisgeving van vacature nr. 73/07 betreffende een ambt van secretaris(esse)-generaal bij het secretariaat van het EESC, bekendgemaakt in de Duitse, de Engelse en de Franse versie van het Publicatieblad van de Europese Unie van 28 december 2007 (PB C 316 A, blz. 1), en, anderzijds, de rectificatie van deze kennisgeving van vacature, bekendgemaakt in de Duitse, de Engelse en de Franse versie van het Publicatieblad van de Europese Unie van 30 januari 2008 (PB C 25 A, blz. 19),

wijst

HET GERECHT (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: V. Vadapalas (rapporteur), waarnemend voor de president, K. Jürimäe en L. Truchot, rechters,

griffier: J. Palacio González, hoofdadministrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 14 april 2010,

het navolgende

Arrest

 Toepasselijke bepalingen

1        De artikelen 12 EG en 290 EG luiden:

„Artikel 12

Binnen de werkingssfeer van dit Verdrag en onverminderd de bijzondere bepalingen, daarin gesteld, is elke discriminatie op grond van nationaliteit verboden.

[...]

Artikel 290

De regeling van het taalgebruik door de instellingen van de Gemeenschap wordt, onverminderd de bepalingen van het Statuut van het Hof van Justitie, door de Raad met eenparigheid van stemmen vastgesteld.”

2        Artikel 22 van het op 7 december 2000 te Nice afgekondigde Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (PB C 364, blz. 1; hierna: „Handvest”) bepaalt:

„De Unie eerbiedigt de culturele, godsdienstige en taalkundige verscheidenheid.”

3        De artikelen 1, 4, 5 en 6 van verordening nr. 1 van de Raad van 15 april 1958 tot regeling van het taalgebruik in de Europese Economische Gemeenschap (PB 1958, 17, blz. 385) luiden in de op de onderhavige zaak toepasselijke versie:

„Artikel 1

De officiële talen en de werktalen van de instellingen van de Unie zijn het Bulgaars, het Deens, het Duits, het Engels, het Ests, het Fins, het Frans, het Grieks, het Hongaars, het Iers, het Italiaans, het Lets, het Litouws, het Maltees, het Nederlands, het Pools, het Portugees, het Roemeens, het Sloveens, het Slowaaks, het Spaans, het Tsjechisch en het Zweeds.

[...]

Artikel 4

De verordeningen en andere stukken van algemene strekking worden gesteld in de officiële talen.

Artikel 5

Het Publicatieblad van de Europese Unie verschijnt in de officiële talen.

Artikel 6

De instellingen kunnen de wijze van toepassing van de onderhavige regeling in hun reglement van orde vaststellen.”

4        Artikel 1, leden 2 en 3, van bijlage III bij het Statuut van de ambtenaren van de Europese Gemeenschappen (hierna: „Statuut”) luidt:

„2.      Een algemeen vergelijkend onderzoek moet worden aangekondigd in het Publicatieblad van de Europese Gemeenschappen en wel ten minste één maand voor de uiterste datum van ontvangst der sollicitaties en ten minste twee maanden voor de datum van het eventuele examen.

3.      Elk vergelijkend onderzoek wordt binnen de instellingen der drie Europese Gemeenschappen aangekondigd binnen dezelfde termijnen.”

5        Artikel 12 van de Regeling welke van toepassing is op de andere personeelsleden van de Europese Gemeenschappen (hierna: „RAP”) luidt:

„1.      De aanstelling van tijdelijke functionarissen dient erop gericht te zijn, de instelling de medewerking te verzekeren van personen die uit een oogpunt van vakbekwaamheid, prestatievermogen en onkreukbaarheid aan de hoogste eisen voldoen en die uit de onderdanen van de lidstaten der Gemeenschappen zijn aangeworven met inachtneming van een zo breed mogelijke aardrijkskundige spreiding.”

 Voorgeschiedenis van het geding

6        Op 28 december 2007 is volgens de artikelen 2, sub a, en 8 RAP kennisgeving van vacature nr. 73/07 betreffende een ambt van secretaris(esse)-generaal bij het secretariaat van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC) (hierna: „betwiste kennisgeving van vacature”) bekendgemaakt, doch alleen in de Duitse, de Engelse en de Franse versie van het Publicatieblad (PB C 316 A, blz. 1). De betwiste kennisgeving van vacature preciseert dat de secretaris(esse)-generaal zal worden aangeworven als tijdelijk functionaris van de rang AD 16, salaristrap 3.

7        In de rubriek „Vereiste kwalificaties” van de betwiste kennisgeving van vacature werd onder meer vermeld dat de betrokkene „ambtenaar in vaste dienst of tijdelijk functionaris in dienst van een Europese instelling, orgaan, bureau of agentschap moest zijn” en dat deze „over een grondige kennis van één van de officiële talen van de Europese Unie en een uitstekende kennis van ten minste twee andere officiële talen van de Europese Unie” moest beschikken, waarbij werd gepreciseerd dat „een goede kennis van het Engels en/of het Frans om dienstredenen zeer gewenst was”. In de rubriek „Uiterste datum voor de indiening van sollicitaties” vermeldde de betwiste kennisgeving van vacature „28 januari 2008”.

8        In het Publicatieblad van 28 december 2007 (PB C 316, blz. 61) verscheen eveneens een in alle officiële talen opgestelde en bekendgemaakte kennisgeving (hierna: „beknopte kennisgeving”), die vermeldde dat „het personeel van de Europese instellingen [werd] verzocht kennis te nemen van de publicatie van de [betwiste] kennisgeving van vacature in de Franse, de Duitse en de Engelse versie van het Publicatieblad van de Europese Unie (JO C 316 A van 28.12.2007)”.

9        Op 30 januari 2008 is alleen in de Duitse, de Engelse en de Franse versie van het Publicatieblad een rectificatie van de betwiste kennisgeving van vacature (hierna: „rectificatie”) bekendgemaakt (PB C 25 A, blz. 19). In deze rectificatie gaf het EESC een nieuwe uiterste datum voor de indiening van sollicitaties naar het ambt van secretaris-generaal, namelijk 8 februari 2008.

10      In het Publicatieblad van 30 januari 2008 (PB C 25, blz. 21) verscheen eveneens een in alle officiële talen opgestelde en bekendgemaakte aankondiging van rectificatie van de betwiste kennisgeving van vacature die aangaf dat „[h]et personeel van de Europese instellingen ervan op de hoogte [werd] gebracht dat de [betwiste] kennisgeving van vacature, die in de Franse, Duitse en Engelse versie in het Publicatieblad van de Europese Unie (PB C 316 A van 28.12.2007) is opgenomen, [was] gewijzigd (PB C 25 A van 30.1.2008)”.

 Procesverloop en conclusies van partijen

11      Bij verzoekschrift, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 11 maart 2008, heeft de Italiaanse Republiek het onderhavige beroep tot nietigverklaring van de betwiste kennisgeving van vacature en van de rectificatie ervan tegen de Commissie van de Europese Gemeenschappen en het EESC ingesteld.

12      Bij afzonderlijke akte, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 29 april 2008, heeft de Commissie krachtens artikel 114 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht een exceptie van niet-ontvankelijkheid opgeworpen.

13      Bij op 5 juni 2008 ter griffie van het Gerecht neergelegde akte heeft het Koninkrijk Spanje verzocht om toelating tot interventie ter ondersteuning van de conclusies van de Italiaanse Republiek. Bij beschikking van 11 juli 2008 heeft de president van de Zesde kamer van het Gerecht deze interventie toegestaan.

14      Op 28 augustus 2008 heeft het Koninkrijk Spanje zijn memorie in interventie ingediend.

15      Bij beschikking van 16 december 2008 heeft het Gerecht (Zesde kamer) het beroep niet-ontvankelijk verklaard, voor zover het tegen de Commissie was gericht.

16      Op rapport van de rechter-rapporteur heeft het Gerecht (Zesde kamer) besloten tot de mondelinge behandeling over te gaan en heeft het in het kader van de in artikel 64 van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht voorziene maatregelen tot organisatie van de procesgang partijen verzocht, schriftelijk een aantal vragen te beantwoorden. Partijen hebben aan die verzoeken voldaan.

17      Bij brief van 11 februari 2010 heeft het Koninkrijk Spanje aangegeven dat het niet aanwezig zou zijn bij de terechtzitting.

18      Partijen zijn in hun pleidooien en antwoorden op de vragen van het Gerecht gehoord ter terechtzitting van 14 april 2010.

19      Aangezien rechter Tchipev na de afsluiting van de mondelinge procedure was verhinderd zitting te nemen, is de zaak toegewezen aan rechter Vadapalas als rechter-rapporteur en is krachtens artikel 32, lid 3, van het Reglement voor de procesvoering rechter Jürimäe ter aanvulling van de kamer aangewezen.

20      Bij beschikking van 8 juli 2010 heeft het Gerecht (Zesde kamer) in nieuwe samenstelling de mondelinge behandeling heropend en partijen meegedeeld dat zij ter terechtzitting van 22 september 2010 opnieuw zouden worden gehoord.

21      Bij brieven van 16 respectievelijk 19 juli 2010 hebben de Italiaanse Republiek en het EESC het Gerecht meegedeeld dat zij ervan afzagen, opnieuw te worden gehoord.

22      Derhalve heeft de president van de Zesde kamer besloten de mondelinge behandeling af te sluiten.

23      De Italiaanse Republiek, ondersteund door het Koninkrijk Spanje, concludeert dat het het Gerecht behage, de betwiste kennisgeving van vacature en de rectificatie ervan nietig te verklaren.

24      Het Koninkrijk Spanje concludeert voorts dat het het Gerecht behage, het EESC te verwijzen in de kosten.

25      Het EESC concludeert dat het het Gerecht behage:

–        het beroep niet-ontvankelijk of ongegrond te verklaren;

–        de Italiaanse Republiek te verwijzen in de kosten.

 In rechte

1.     Ontvankelijkheid

26      Het EESC betwist de ontvankelijkheid van het onderhavige, krachtens artikel 230 EG ingestelde beroep, zonder echter een exceptie van niet-ontvankelijkheid krachtens artikel 114 van het Reglement voor de procesvoering op te werpen.

 Argumenten van partijen

27      Het EESC betoogt dat het bij zijn handelingen niet gaat om handelingen afkomstig van een van de instellingen genoemd in artikel 230, eerste alinea, EG en beroept zich op het arrest van het Hof van 15 maart 2005, Spanje/Eurojust (C‑160/03, Jurispr. blz. I‑2077, punten 35‑44). Uit de motivering van dit arrest kan in wezen worden opgemaakt dat het beroep niet alleen niet-ontvankelijk is verklaard omdat Eurojust niet een van de bovenvermelde instellingen is, maar ook wegens de aard van de betwiste handelingen, namelijk oproepen tot sollicitaties, die niet onder de in artikel 230 EG bedoelde handelingen vallen.

28      De Italiaanse Republiek betwist in wezen het ontbreken van passieve legitimatie van het EESC krachtens artikel 230 EG.

 Beoordeling door het Gerecht

29      Om te beginnen moet worden vastgesteld dat het EESC geen deel uitmaakt van de in artikel 230, eerste alinea, EG genoemde instellingen. Deze vaststelling verhindert echter niet dat het Gerecht de wettigheid van zijn handelingen controleert.

30      Zoals het Gerecht met name heeft opgemerkt in zijn arresten van 8 oktober 2008, Sogelma/EBW (T‑411/06, Jurispr. blz. II‑2771, punt 36), en 2 maart 2010, Evropaïki Dynamiki/EMSA (T‑70/05, nog niet gepubliceerd in de Jurisprudentie, punt 64), onder verwijzing naar het arrest van het Hof van 23 april 1986, Les Verts/Parlement (294/83, „Les Verts”, Jurispr. blz. 1339), is de Europese Gemeenschap immers een rechtsgemeenschap en heeft het Verdrag een volledig stelsel van rechtsmiddelen en procedures in het leven geroepen, waarbij het Hof het toezicht op de wettigheid van de handelingen van de instellingen is opgedragen. In het stelsel van het Verdrag dient rechtstreeks beroep open te staan tegen alle door de instellingen getroffen bepalingen die beogen rechtsgevolgen teweeg te brengen. Op basis van deze uitgangspunten heeft het Hof in het reeds aangehaalde arrest Les Verts geconcludeerd dat beroep kon worden ingesteld tot nietigverklaring van handelingen van het Europees Parlement die beogen rechtsgevolgen jegens derden teweeg te brengen, ook al noemde de verdragsbepaling betreffende het beroep tot nietigverklaring, in de ten tijde van de feiten geldende versie, enkel de handelingen van de Raad van de Europese Unie en de Commissie. Een uitlegging van dat artikel die de handelingen van het Europees Parlement uitsluit van de voor beroep vatbare handelingen, zou volgens het Hof leiden tot een resultaat dat zowel in strijd is met de geest van het Verdrag, zoals tot uitdrukking komend in artikel 164 EG-Verdrag (thans artikel 220 EG), als met het stelsel ervan (zie in die zin arrest Les Verts, reeds aangehaald, punten 23‑25).

31      Uit dit arrest kan het algemene beginsel worden afgeleid dat elke handeling van een orgaan van de Unie, zoals het EESC, die beoogt rechtsgevolgen jegens derden teweeg te brengen, aan rechterlijk toezicht moet kunnen worden onderworpen (zie naar analogie arrest Evropaïki Dynamiki/EMSA, reeds aangehaald, punt 65).

32      In het reeds aangehaalde arrest Les Verts is weliswaar slechts sprake van instellingen, terwijl het EESC, zoals hierboven in punt 29 is vastgesteld, niet behoort tot de in artikel 230 EG genoemde instellingen. Opgemerkt zij echter dat een orgaan als het EESC over de bevoegdheid beschikt om kennisgevingen van vacature vast te stellen als die welke in deze zaak in geding is. Doordat dergelijke handelingen de voorwaarden inzake de toegang tot het ambt definiëren, bepalen zij echter van welke personen de sollicitatie in overweging kan worden genomen, en vormen zij dus handelingen die de belangen kunnen schaden van de potentiële kandidaten van wie de sollicitatie op grondslag van deze voorwaarden is uitgesloten (arresten Hof van 19 juni 1975, Küster/Parlement, 79/74, Jurispr. blz. 725, punten 5‑8, en 11 mei 1978, De Roubaix/Commissie, 25/77, Jurispr. blz. 1081, punten 7‑9; arrest Gerecht van 20 november 2008, Italië/Commissie, T‑185/05, Jurispr. blz. II‑3207, punt 55). Derhalve moet worden vastgesteld dat de situatie van het EESC, een orgaan dat bevoegd is om handelingen vast te stellen als in casu in geding zijn en die rechtsgevolgen jegens derden teweegbrengen, vergelijkbaar is met die van het Parlement in de zaak die tot het reeds aangehaalde arrest Les Verts heeft geleid. In een rechtsgemeenschap kan dan ook niet worden aanvaard dat dergelijke handelingen aan elk rechterlijk toezicht ontsnappen (zie naar analogie arrest Evropaïki Dynamiki/EMSA, reeds aangehaald, punt 66, en aldaar aangehaalde rechtspraak).

33      Hieruit volgt dat de betwiste, door het EESC vastgestelde kennisgeving van vacature, die rechtsgevolgen beoogt teweeg te brengen voor alle kandidaten van wie de sollicitatie op grondslag van de vereiste voorwaarden niet in aanmerking is genomen, een voor beroep vatbare handeling vormt.

34      Aan deze conclusie wordt niet afgedaan door het reeds aangehaalde arrest Spanje/Eurojust, waarop het EESC zich beroept en waarin een op artikel 230 EG gebaseerd beroep tot nietigverklaring van oproepen voor het indienen van sollicitaties voor ambten van tijdelijk functionarissen niet-ontvankelijk is verklaard, daar het Hof in dat arrest heeft opgemerkt dat artikel 41 EU, dat in casu van toepassing is, niet voorzag in de toepassing van artikel 230 EG op de bepalingen inzake politiële en justitiële samenwerking in strafzaken van titel VI van het Verdrag betreffende de Europese Unie, waaronder Eurojust valt; de bevoegdheid van het Hof op dit gebied wordt geregeld in artikel 35 EU, waarnaar artikel 46, sub b, EU verwijst (reeds aangehaald arrest Spanje/Eurojust, punt 38).

35      Uit artikel 230, eerste alinea, EG, zoals uitgelegd in het licht van de reeds aangehaalde arresten Les Verts (punten 23‑25) en Sogelma/EBW (punten 36 en 37), volgt dus dat het onderhavige beroep ontvankelijk is.

2.     Ten gronde

36      Ter onderbouwing van haar beroep beroept de Italiaanse Republiek zich in wezen op schending van de artikelen 1, 4, 5 en 6 van verordening nr. 1, van de artikelen 12 EG, 253 EG en 290 EG, van artikel 6 EU, van artikel 1, leden 2 en 3, van bijlage III bij het Statuut, van artikel 22 van het Handvest, van artikel 12 RAP en van de beginselen van non-discriminatie, meertaligheid en bescherming van gewettigd vertrouwen alsmede op misbruik van bevoegdheid.

37      Het Gerecht zal eerst onderzoeken of het EESC bevoegd is om op grond van artikel 290 EG de regeling van het taalgebruik van de betwiste kennisgeving van vacature vast te stellen. Daarna zal worden onderzocht of het EESC bij de vaststelling van die regeling de artikelen 1, 4, 5 en 6 van verordening nr. 1 heeft geschonden. Vervolgens zal worden onderzocht of de volledige bekendmaking van de betwiste kennisgeving van vacature in slechts drie taalversies van het Publicatieblad alsmede de vermelding daarin van een goede kennis van het Engels en/of het Frans als een van de vereiste kwalificaties, in strijd zijn met de beginselen van non-discriminatie en meertaligheid. Wordt deze vraag ontkennend beantwoord, dan zal ten slotte de gestelde schending van het beginsel van bescherming van gewettigd vertrouwen, van misbruik van bevoegdheid en van ontoereikende motivering worden onderzocht.

 Schending van artikel 290 EG

 Argumenten van partijen

38      De Italiaanse Republiek is van het mening dat het EESC zich, in strijd met artikel 290 EG, in de plaats van de Raad heeft gesteld om de regeling van het taalgebruik van de betwiste kennisgeving van vacature vast te stellen, terwijl het slechts de regeling had moeten volgen die de Raad in verordening nr. 1 heeft vastgesteld. Geen van de voorschriften die het EESC beheersen geven hem bevoegdheden op het gebied van het taalgebruik.

39      Het Koninkrijk Spanje ondersteunt de argumenten van de Italiaanse Republiek over de ontbrekende bevoegdheid van het EESC om de in artikel 290 EG neergelegde regeling voor het taalgebruik te wijzigen.

40      Het EESC betwist niet dat alleen de Raad overeenkomstig artikel 290 EG handelingen kan vaststellen die de regeling van het taalgebruik van de Gemeenschap definiëren. Het EESC zet echter uiteen dat de Raad de instellingen in artikel 6 van verordening nr. 1 een marge geeft voor hun interne behoeften, waarvan het EESC voor de bekendmaking van de litigieuze kennisgeving van vacature gebruik heeft gemaakt.

 Beoordeling door het Gerecht

41      Verordening nr. 1, waarin de regeling voor het taalgebruik van de instellingen is vastgelegd, is door de Raad vastgesteld krachtens artikel 290 EG. Artikel 6 van die verordening staat de instellingen uitdrukkelijk toe om de wijze van toepassing van de taalregeling in hun reglement van orde vast te stellen. Bij de uitoefening van die bevoegdheid moet hun overigens een zekere functionele zelfstandigheid worden toegekend, teneinde hun goede werking te verzekeren (zie conclusie van advocaat-generaal Poiares Maduro bij reeds aangehaald arrest Spanje/Eurojust, punt 48, en aldaar aangehaalde rechtspraak).

42      Gelet op het voorgaande moet worden geconcludeerd dat de betwiste kennisgeving van vacature niet in strijd was met artikel 290 EG, maar is vastgesteld krachtens de bevoegdheid die de gemeenschapsinstellingen en ‑organen bij artikel 6 van verordening nr. 1 is verleend.

43      Bijgevolg moet het middel ontleend aan schending van artikel 290 EG worden afgewezen.

 Schending van de artikelen 1, 4, 5 en 6 van verordening nr. 1

 Argumenten van partijen

44      De Italiaanse Republiek stelt om te beginnen dat de bekendmaking van de betwiste kennisgeving van vacature alleen in de Duitse, de Engelse en de Franse versie van het Publicatieblad, in strijd is met de artikelen 4 en 5 van verordening nr. 1. Handelingen met een algemene strekking, zoals een kennisgeving van vacature, moeten volgens artikel 4 van verordening nr. 1 immers in alle officiële talen worden opgesteld en volgens artikel 5 van die verordening dus in alle officiële talen in het Publicatieblad verschijnen.

45      De uitdrukking „stukken van algemene strekking” in artikel 4 van verordening nr. 1 sluit uit dat deze bepaling alleen verwijst naar normatieve handelingen. Verordening nr. 1 bepaalt dus dat elke wilsuiting van de instellingen die alle burgers van de Unie kan raken, in alle officiële talen in het Publicatieblad wordt bekendgemaakt. Een kennisgeving van vacature is een handeling die dergelijke kenmerken heeft.

46      Artikel 1, leden 2 en 3, van bijlage III bij het Statuut, waarin de plaats van bekendmaking van de aankondiging van vergelijkend onderzoek en de uiterste datum voor indiening van sollicitaties voor een vergelijkend onderzoek worden geregeld, zegt niets over de talen waarin de aankondiging moet worden bekendgemaakt. Artikel 4 van verordening nr. 1 bepaalt daarentegen dat verordeningen en andere stukken van algemene strekking worden gesteld in alle officiële talen.

47      Voorts is de vermelding in de betwiste kennisgeving van vacature van slechts twee talen als werktalen bij het EESC in strijd met artikel 1 van verordening nr. 1, volgens hetwelk alle nationale talen van de lidstaten officiële taal en werktaal zijn. Deze beperking heeft bovendien tot gevolg dat er een met dat artikel strijdige hiërarchie tussen de talen van de lidstaten ontstaat.

48      Deze beperking wordt evenmin gerechtvaardigd door artikel 6 van verordening nr. 1. Dit artikel staat de instellingen weliswaar toe, de wijze van toepassing van de regeling van het taalgebruik in de Gemeenschap vast te stellen in hun reglement van orde, doch deze bevoegdheid betreft alleen de interne werking van de instellingen en niet het verloop van externe vergelijkende onderzoeken, bedoeld om personeel aan te werven dat in dienst van de instellingen moet werken. Bovendien heeft tot op heden geen enkele instelling een verordening vastgesteld waarin het gebruik van specifieke talen binnen die instelling dan wel van het Duits, het Engels of het Frans is voorzien; er is slechts één uitzondering voorzien voor het Hof van Justitie en deze wordt bewust speciaal vermeld in artikel 7 van verordening nr. 1.

49      Het Koninkrijk Spanje is van mening dat artikel 6 van verordening nr. 1 de instellingen toestaat om de wijze van toepassing van de regeling van het taalgebruik in hun reglement van orde vast te stellen. Het voegt hier echter aan toe dat er geen geschreven regels bestaan die bepalen dat het Duits, het Engels en het Frans de interne werktalen zijn. Voorts is de betwiste kennisgeving van vacature niet alleen bedoeld voor het personeel van de instellingen. Ten slotte bestaat er rechtspraak van het Hof die de vaststelling van een rangorde tussen de talen verbiedt (arrest Hof van 2 april 1998, EMU Tabac e.a., C‑296/95, Jurispr. blz. I‑1605, punt 36).

50      Het EESC betwist alle argumenten van de Italiaanse Republiek.

 Beoordeling door het Gerecht

51      De door verzoekster aangevoerde artikelen 1, 4 en 5 van verordening nr. 1 zijn niet van toepassing op de betrekkingen tussen de instellingen en hun ambtenaren en functionarissen, in die zin dat zij enkel de regeling van het taalgebruik vaststellen die van toepassing is in de verhouding tussen de instellingen en een lidstaat of een persoon die onder de jurisdictie van een van de lidstaten ressorteert (zie in die zin arrest Gerecht van 5 oktober 2005, Rasmussen/Commissie, T‑203/03, JurAmbt. blz. I‑A‑279 en II‑1287, punt 60, en arrest Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 117). Dit geldt dus eveneens voor de betrekkingen tussen de organen, zoals het EESC, en de ambtenaren en andere personeelsleden van de Gemeenschappen.

52      De ambtenaren en overige functionarissen van de Gemeenschappen, evenals de kandidaten voor dergelijke functies, vallen immers enkel onder de rechtsorde van de Gemeenschappen, wat de toepassing van de bepalingen van het Statuut inhoudt, daaronder begrepen die betreffende de aanwerving bij een instelling (zie naar analogie arrest Gerecht van 7 februari 2001, Bonaiti Brighina/Commissie, T‑118/99, JurAmbt. blz. I‑A‑25 en II‑97, punt 13, en arrest Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 118).

53      De gelijkschakeling van de kandidaten voor dergelijke functies met de ambtenaren en de overige functionarissen van de Gemeenschappen wat de regeling van het taalgebruik betreft, vindt haar rechtvaardiging in het feit dat deze kandidaten enkel met een instelling in relatie treden om een functie als ambtenaar of functionaris te krijgen, waarvoor een zekere talenkennis nodig is en verlangd kan worden in de communautaire bepalingen die op de vervulling van het betrokken ambt van toepassing zijn (zie naar analogie arrest Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 119).

54      Hieruit volgt dat de artikelen 1, 4 en 5 van verordening nr. 1 niet van toepassing zijn op de betwiste kennisgeving van vacature.

55      Artikel 6 van verordening nr. 1 staat de instellingen uitdrukkelijk toe, de wijze van toepassing van de regeling van het taalgebruik vast te stellen in hun reglement van orde. In deze omstandigheden is het de verantwoordelijkheid van de instellingen om de taal waarin intern wordt gecommuniceerd te kiezen en kan elke instelling deze keuze opleggen aan haar personeelsleden en aan hen die aanspraak maken op die hoedanigheid (zie in die zin conclusie van advocaat-generaal Poiares Maduro bij arrest Spanje/Eurojust, reeds aangehaald, punt 46). De keuze van de taal van externe bekendmaking van een kennisgeving van vacature valt eveneens onder de verantwoordelijkheid van de instellingen (zie in die zin arrest Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 122).

56      Het argument dat het EESC gebruik heeft gemaakt van een bevoegdheid die hem bij artikel 6 van verordening nr. 1 niet is verleend, moet derhalve worden afgewezen.

57      Gelet op het voorgaande moet het middel ontleend aan schending van de artikelen 1, 4, 5 en 6 van verordening nr. 1 worden afgewezen.

 Schending van de beginselen van non-discriminatie en meertaligheid

 Argumenten van partijen

58      De Italiaanse Republiek stelt om te beginnen dat door de bekendmaking van de betwiste kennisgeving van vacature in drie talen van het Publicatieblad, niet alle burgers van de Unie onder gelijke voorwaarden, volgens het in artikel 12 EG neergelegde verbod van discriminatie op grond van nationaliteit, kennis hebben kunnen nemen van het bestaan ervan. Duits-, Frans- of Engelstalige burgers hebben immers een voordeel ten opzichte van alle andere burgers van de Unie. De bekendmaking is eveneens in strijd met het in artikel 6, lid 3, EU en artikel 22 van het Handvest neergelegde beginsel van meertaligheid, aangezien elke burger van de Unie het recht heeft om in zijn eigen taal te worden geïnformeerd over communautaire handelingen die van invloed zijn op zijn rechten, temeer daar hij het Publicatieblad in zijn moedertaal leest.

59      Het is van weinig belang dat talrijke burgers van de Unie uit lidstaten waarin geen Duits, het Engels of Frans wordt gesproken, en met name Italiaanse onderdanen, hebben gesolliciteerd naar het ambt van secretaris-generaal van het EESC, nadat zij kennis hadden genomen van de vacature van dat ambt door middel van de beknopte kennisgeving die op dezelfde dag als de betwiste kennisgeving van vacature in de andere officiële talen in het Publicatieblad is bekendgemaakt. Het betreft hier een toevallige samenloop van omstandigheden die de discriminatie niet opheft.

60      Er is eveneens sprake van discriminatie op grond van nationaliteit met betrekking tot de termijn voor de indiening van sollicitaties naar het ambt van secretaris-generaal van het EESC. De Duits-, Engels- of Franstalige kandidaten beschikten immers over een termijn van één maand vanaf de bekendmaking van de betwiste kennisgeving van vacature in het Publicatieblad, terwijl de andere sollicitanten over een veel kortere termijn beschikten, aangezien zij van de kennisgeving kennis hebben genomen na lezing van de beknopte kennisgeving in het Publicatieblad in hun moedertaal, die voor de volledige tekst van de betwiste kennisgeving van vacature verwijst naar de Duitse, de Engelse en de Franse versie van het Publicatieblad.

61      De Italiaanse Republiek stelt voorts dat de bekendmaking van de betwiste kennisgeving van vacature in slechts drie talen van het Publicatieblad in strijd is met de bewoordingen van artikel 1, leden 2 en 3, van bijlage III bij het Statuut, van artikel 12 RAP en van artikel 72, lid 2, van het reglement van orde van het EESC.

62      Het vereiste van een goede kennis van het Engels of het Frans leidt eveneens tot een flagrante discriminatie van andere talen, hetgeen in strijd is met de beginselen van non-discriminatie en meertaligheid. Het leidt ook tot een kennelijke discriminatie van alle onderdanen die naast hun eigen taal een tweede en, wellicht, een derde, een vierde of een vijfde officiële taal beheersen, waaronder niet het Engels of het Frans.

63      Voorts is een aankondiging van vergelijkend onderzoek of een kennisgeving van vacature een tekst met een uitsluitend juridische inhoud, waardoor de kandidaat een idee krijgt van zijn eigen rechten en verplichtingen in verband met een belangrijke handeling, zoals de deelneming aan een vergelijkend onderzoek voor aanwerving in de instellingen. Kandidaten met een grondige kennis van het Duits, het Engels of het Frans hebben met betrekking tot de lezing van een kennisgeving die volledig in die drie talen van het Publicatieblad is bekendgemaakt, dus een voordeel ten opzichte van elke andere kandidaat die niet over een uitstekende kennis van die drie talen beschikt.

64      Het Koninkrijk Spanje sluit zich aan bij het argument van de Italiaanse Republiek dat de bekendmaking van de litigieuze kennisgeving van vacature in slechts drie talen van het Publicatieblad, in strijd is met artikel 12 EG, en voegt hieraan toe dat dit soort selectieve bekendmaking een zeer ernstig precedent zou scheppen indien het op andere gebieden werd toegepast, aangezien het tot gevolg zou hebben dat slechts drie taalversies van het Publicatieblad betrouwbaar en volledig zijn.

65      Het EESC herinnert eraan dat de Italiaanse Republiek dient aan te tonen dat de bekendmaking van de betwiste kennisgeving van vacature in slechts drie talen van het Publicatieblad, alle burgers van de Unie heeft belet om onder gelijke en niet-discriminatoire voorwaarden kennis te nemen van het bestaan van de kennisgeving en merkt op dat geen enkel feitelijk gegeven voor dit beletsel is aangevoerd.

66      Dat talrijke burgers van de Unie die niet afkomstig zijn uit lidstaten waarin Duits, Engels of Frans wordt gesproken hebben gesolliciteerd naar het ambt van secretaris-generaal van het EESC is niet het gevolg van een samenloop van omstandigheden, maar wordt verklaard door het feit dat de beknopte kennisgeving, waarin wordt verwezen naar de bekendmaking van de bestreden kennisgeving van vacature, in alle officiële talen in het Publicatieblad is bekendgemaakt.

67      Het argument van de Italiaanse Republiek dat de kandidaten wier „eerste taal” niet het Duits, het Engels of het Frans is, over een kortere termijn zouden beschikken dan de Duits-, de Engels- of de Franstalige kandidaten, zodat er dus sprake zou zijn van een ongerechtvaardigd verschil in behandeling, is ongegrond. Elke potentiële kandidaat die door middel van de in het Publicatieblad in zijn moedertaal verschenen beknopte kennisgeving kennis heeft genomen van de betwiste kennisgeving van vacature, had snel de volledige versie van de betwiste kennisgeving van vacature kunnen krijgen. De eventueel betrokken personen zijn geschoolde personen met een lange ervaring als ambtenaar of functionaris binnen de instellingen, die daardoor over de nodige instrumenten beschikken om gemakkelijk aan een bepaalde taalversie van het Publicatieblad te komen.

68      Het EESC betwist eveneens het argument van de Italiaanse Republiek dat de beperking tot het Engels en het Frans tot een discriminatie van andere officiële talen zou leiden. Ten eerste zijn het Engels en het Frans, samen met het Duits, sinds meer dan 35 jaar de meest gebruikte werktalen binnen de instellingen. Ten tweede zijn de kandidaten tot wie de betwiste kennisgeving van vacature met name is gericht, ambtenaren of personeelsleden van de Gemeenschappen met een lange werkervaring op hoog niveau binnen de instellingen en de communautaire agentschappen, zodat zij perfect in staat zijn om de bestreden kennisgeving van vacature tot in detail te begrijpen en derhalve volledig op de hoogte te zijn van de precieze inhoud ervan.

 Beoordeling door het Gerecht

–       Opmerkingen vooraf

69      Om te beginnen moet worden opgemerkt dat dit middel uit twee onderdelen bestaat. In het kader van het eerste onderdeel dient het Gerecht zich, kort samengevat, uit te spreken over de vraag of de bekendmaking van de betwiste kennisgeving van vacature in slechts drie taalversies van het Publicatieblad, namelijk de Duitse, de Engelse en de Franse, in overeenstemming is met het beginsel van non-discriminatie en meertaligheid. In het kader van het tweede onderdeel dient het Gerecht zich uit te spreken over de vraag of de vermelding in de betwiste kennisgeving van vacature van een goede kennis van het Engels en/of het Frans als een van de „zeer gewenste” kwalificaties en niet, zoals verzoekster aanvoert, als een van de „vereiste” kwalificaties, in overeenstemming is met de beginselen van non-discriminatie en meertaligheid.

–       Eerste onderdeel: selectieve bekendmaking van de betwiste kennisgeving van vacature in het Publicatieblad

70      In de eerste plaats moet worden opgemerkt dat geen enkele bepaling of communautair rechtsbeginsel voorschrijft dat kennisgevingen van vacature zoals die welke in deze zaak in geding is, stelselmatig in alle officiële talen in het Publicatieblad worden bekendgemaakt (zie naar analogie arrest Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 115).

71      Het is juist dat het in de betwiste kennisgeving van vacature bedoelde ambt mogelijkerwijs interessant kan zijn voor kandidaten uit elke lidstaat. Zoals het Hof evenwel heeft geoordeeld, kunnen de talloze verwijzingen in het EG-Verdrag naar het gebruik van de talen niet worden beschouwd als de uitdrukking van een algemeen beginsel van gemeenschapsrecht dat elke burger kan eisen dat alles wat zijn belangen zou kunnen raken, onder alle omstandigheden in zijn eigen taal wordt gesteld (arrest Hof van 9 september 2003, Kik/BHIM, C‑361/01 P, Jurispr. blz. I‑8283, punt 82, en arrest Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 116).

72      In de tweede plaats moet worden opgemerkt dat de administratie weliswaar de maatregelen mag treffen die haar geschikt lijken om bepaalde aspecten van de aanwervingsprocedure van personeel te regelen, maar dat die maatregelen niet mogen leiden tot een discriminatie op grond van taal tussen de sollicitanten voor een bepaald ambt (zie naar analogie arrest Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 127).

73      Artikel 12, lid 1, RAP verzet zich immers ertegen dat de instelling van de kandidaten voor een ambt van tijdelijk functionaris een perfecte beheersing van een bepaalde officiële taal vereist, wanneer die voorwaarde tot gevolg heeft dat bedoeld ambt voor een bepaalde nationaliteit wordt bestemd zonder dat dit gerechtvaardigd wordt door redenen verband houdende met het functioneren van de dienst (arrest Hof van 4 maart 1964, Lassalle/Parlement, 15/63, Jurispr. blz. 59, 75 en 76, en arrest Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 129).

74      Hieruit volgt dat wanneer het EESC besluit om de volledige tekst van een kennisgeving van vacature voor een ambt van secretaris-generaal in bepaalde talen in het Publicatieblad te publiceren, het ter voorkoming van op taal gebaseerde discriminatie tussen de mogelijk geïnteresseerde kandidaten, gepaste maatregelen moet treffen om al deze kandidaten op de hoogte te brengen van het bestaan van de betrokken kennisgeving van vacature en de edities waarin zij volledig is bekendgemaakt (zie naar analogie arrest Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 130).

75      Voor zover die voorwaarde is vervuld, kan de publicatie van een kennisgeving van vacature in een beperkt aantal talen van het Publicatieblad geen aanleiding geven tot discriminatie tussen de verschillende kandidaten, indien vaststaat dat die kandidaten ten minste één van die talen voldoende beheersen om naar behoren kennis te nemen van de inhoud van die kennisgeving (zie naar analogie arrest Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 131).

76      In dat verband moet worden herinnerd aan de rechtspraak dat het feit dat door de administratie aan een van haar ambtenaren gerichte documenten in een andere taal dan de moedertaal van die ambtenaar of in de eerste door hem gekozen vreemde taal zijn opgesteld, geen schending van de rechten van die ambtenaar oplevert wanneer hij de door de administratie gebruikte taal voldoende beheerst om effectief en gemakkelijk kennis te nemen van de inhoud van de betrokken documenten. Deze conclusie geldt eveneens voor de betwiste kennisgeving van vacature (zie naar analogie arrest Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 132, en aldaar aangehaalde rechtspraak).

77      Wanneer de behoeften van de dienst of van het ambt dit vereisen, mag de betrokken instelling de talen specificeren waarvan grondige of voldoende kennis is vereist (zie a contrario arrest Lassalle/Parlement, reeds aangehaald, blz. 75 en 76; zie ook conclusie van advocaat-generaal Lagrange bij dit arrest, Jurispr. blz. 77, 94). In dat laatste geval kan de omstandigheid dat de tekst van de betwiste kennisgeving van vacature enkel in die talen beschikbaar is, niet tot een discriminatie tussen de kandidaten leiden, nu zij op zijn minst één van die talen moeten beheersen.

78      Wordt de tekst van de betwiste kennisgeving van vacature daarentegen enkel in bepaalde officiële talen in het Publicatieblad bekendgemaakt, dan kan deze publicatie, zelfs al mogen personen die enkel andere officiële talen beheersen solliciteren, bij gebreke van andere maatregelen die deze laatste categorie kandidaten in staat stellen om naar behoren kennis te nemen van de inhoud van die kennisgeving, tot een discriminatie in hun nadeel leiden (zie naar analogie arrest Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 135).

79      In dat geval bevinden de betrokken kandidaten zich immers in een nadeliger positie ten opzichte van de andere kandidaten, nu zij niet in staat zijn naar behoren kennis te nemen van de door de kennisgeving van vacature vereiste kwalificaties en van de voorwaarden en de regels van de aanwervingsprocedure. Die kennis is evenwel een noodzakelijke voorwaarde om hun sollicitatie zo goed mogelijk te presenteren, om zo de kansen om voor de betrokken functie te worden aangeworven te maximaliseren (zie naar analogie arrest Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 136).

80      In casu volgt uit de bepalingen van punt 3 van de betwiste kennisgeving van vacature, zoals aangehaald in punt 7 hierboven, dat kennis van het Engels en/of het Frans alleen „zeer gewenst”, en niet vereist is. Potentiële kandidaten voor het ambt van secretaris-generaal van het EESC die één officiële taal grondig en ten minste twee andere officiële talen, niet zijnde een van de drie talen van bekendmaking, uitstekend beheersen, konden dus deelnemen en hadden dus kunnen solliciteren naar dat ambt, indien de kennisgeving van vacature was bekendgemaakt in een taal die zij beheersten en zij aldus op de hoogte waren gesteld van het bestaan van het te vervullen ambt.

81      Bovendien raadplegen zelfs kandidaten met voldoende kennis van het Duits, het Engels of het Frans, niet noodzakelijkerwijs de versies van het Publicatieblad in een van die drie talen, maar raadplegen zij dat in hun moedertaal (arrest Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 148).

82      Er bestaat dus een groot risico dat kandidaten die mogelijkerwijs geïnteresseerd waren in de betwiste kennisgeving van vacature alleen de in alle officiële talen bekendgemaakte kennisgevingen hebben geraadpleegd, dat wil zeggen de beknopte kennisgeving van 28 december 2007, waarin uitsluitend melding werd gemaakt van de bekendmaking van de betwiste kennisgeving van vacature, en de rectificatie van de betwiste kennisgeving van vacature van 30 januari 2008, waarin uitsluitend werd vermeld dat laatstgenoemde kennisgeving was gewijzigd.

83      Niet aangenomen kan worden dat deze twee kennisgevingen, die geen enkele belangrijke aanwijzing bevatten, zoals de duur en de mogelijkheid van verlenging van het mandaat van het te vervullen ambt, de toelatingsvoorwaarden, de vereiste kwalificaties en beroepservaring, de selectiewijze en de uiterste datum voor indiening van de sollicitaties, potentiële kandidaten voldoende hebben kunnen informeren over de inhoud van de betwiste kennisgeving van vacature. Zoals in punt 79 hierboven is opgemerkt, vormt die kennis evenwel een noodzakelijke voorwaarde voor de optimale indiening van hun sollicitatie.

84      Bovendien hebben kandidaten die noch het Duits noch het Engels of het Frans beheersen, maar niettemin over de vereiste talenkennis beschikten, nooit de mogelijkheid gehad om kennis te nemen van de volledige inhoud van de tekst van de betwiste kennisgeving van vacature.

85      Uit het voorgaande volgt dat de publicatie van de betwiste kennisgeving van vacature alleen in de Duitse, de Engelse en de Franse versie van het Publicatieblad een op taal gebaseerde discriminatie tussen potentiële kandidaten vormt, die in strijd is met artikel 12 EG.

86      Overigens heeft het EESC indirect ook artikel 12 RAP geschonden, aangezien de bekendmaking van de litigieuze kennisgeving van vacature alleen in het Duits, het Engels en het Frans in het kader van de procedure voor de aanwerving van een secretaris-generaal als tijdelijk functionaris, kandidaten van een bepaalde nationaliteit, namelijk zij die afkomstig zijn uit de landen waar die talen als moedertaal worden gesproken, kan bevoordelen en op zijn minst een deel van de kandidaten die onderdaan zijn van andere lidstaten kan benadelen (zie naar analogie arrest Italië/Commissie, reeds aangehaald, punt 150).

87      In het licht van deze overwegingen, moet het eerste onderdeel van dit middel worden aanvaard.

88      Bijgevolg moet de betwiste kennisgeving van vacature, die alleen in de Duitse, de Engelse en de Franse versie van het Publicatieblad is bekendgemaakt, nietig worden verklaard, zonder dat het nodig is om het tweede onderdeel van dit middel of de andere door de Italiaanse Republiek aangevoerde middelen te onderzoeken.

 Kosten

89      Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dit is gevorderd. Ingevolge artikel 87, lid 4, eerste alinea, van dit Reglement dragen de lidstaten die in het geding zijn tussengekomen, hun eigen kosten.

90      In casu is het EESC in het ongelijk gesteld. De Italiaanse Republiek heeft evenwel niets geconcludeerd ten aanzien van de kosten. In die omstandigheden moet worden beslist dat elke partij haar eigen kosten zal dragen.

HET GERECHT (Zesde kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      Kennisgeving van vacature nr. 73/07 betreffende een ambt van secretaris(esse)-generaal bij het secretariaat van het Europees Economisch en Sociaal Comité (EESC), bekendgemaakt op 28 december 2007 en zoals op 30 januari 2008 gerectificeerd, wordt nietig verklaard.

2)      Elke partij zal haar eigen kosten dragen.

Vadapalas

Jürimäe

Truchot

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 31 maart 2011.

ondertekeningen


* Procestaal: Italiaans.