Language of document :

Beroep ingesteld op 5 maart 2018 – Braesch e.a. / Commissie

(Zaak T-161/18)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Anthony Braesch (Luxemburg, Luxemburg), Trinity Investments DAC (Dublin, Ierland), Bybrook Capital Master Fund LP (Grand Cayman, Kaaimaneilanden), Bybrook Capital Hazelton Master Fund LP (Grand Cayman), Bybrook Capital Badminton Fund LP (Grand Cayman) (vertegenwoordigers: M. Siragusa, A. Champsaur, G. Faella, en L. Prosperetti, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit C(2017) 4690 final van de Commissie van 4 juli 20171 in zaak SA.47677 (2017/N) nietig verklaren;

subsidiair, genoemd besluit nietig verklaren voor zover het de aanpak van de FRESH2 -instrumenten betreft;

de Commissie verwijzen in verzoekers’ juridische en overige kosten met betrekking tot deze zaak, en

alle andere maatregelen treffen die het Hof passend acht, waaronder maatregelen tot organisatie van de procesgang en/of maatregelen van instructie krachtens respectievelijk artikel 89, lid 3, en artikel 91, lid 1, onder b), van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoekers vijf middelen aan.

Eerste middel: de Commissie heeft in strijd met de artikelen 18 en 21 van verordening (EU) nr. 806/2014 ten onrechte lastenverdelingsmaatregelen in het kader van een preventieve herkapitalisatie goedgekeurd (motiveringsgebrek)3

Tweede middel: de Commissie heeft ten onrechte geëist dat de FRESH-overeenkomsten werden geannuleerd (kennelijke schending van de feiten en het recht door uit te gaan van de Bankenmededeling uit 20134 ; schending van het beginsel van bescherming van het gewettigd vertrouwen en het beginsel van gelijke behandeling; motiveringsgebrek).

Derde middel: de houders van de FRESH-obligaties worden door het bestreden besluit gediscrimineerd (schending van het recht op gelijke behandeling, zoals beschermd op grond van de artikelen 20 en 21 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie (hierna: „Handvest”) en artikel 14 en het Twaalfde Protocol van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (hierna: „EVRM”); kennelijke beoordelingsfout; motiveringsgebrek).

Vierde middel: het bestreden besluit schendt de eigendomsrechten van de houders van de FRESH-obligaties (schending van eigendomsrechten, zoals beschermd krachtens artikel 17 van het Handvest en artikel 1 van het Eerste Protocol van het EVRM; motiveringsgebrek).

Vijfde middel: de Commissie heeft geen formele onderzoeksprocedure ingeleid, ondanks dat er ernstige twijfels bestonden over de verenigbaarheid van de maatregelen met het Unierecht (schending van artikel 108, leden 2 en 3, VWEU; schending van artikel 4, leden 3 en 4, van verordening 2015/1589 van de Raad5 ; kennelijke beoordelingsfout; motiveringsgebrek).

____________

1 PB 2018, C 40, blz. 7.

2 Floating Rate Equity-linked Subordinated Hybrid (een soort obligatie)

3 Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB 2014, L 225, blz. 1).

4 Mededeling van de Commissie betreffende de toepassing vanaf 1 augustus 2013 van de staatssteunregels op maatregelen ter ondersteuning van banken in het kader van de financiële crisis („Bankenmededeling”) (PB 2013, C 216, blz. 1).

5 Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB 2015, L 248, blz. 9).