Language of document :

Beroep ingesteld op 29 januari 2010 - Elf Aquitaine / Commissie

(Zaak T-40/10)

Procestaal: Frans

Partijen

Verzoekende partij: Elf Aquitaine SA (Courbevoie, Frankrijk) (vertegenwoordigers: É. Morgan de Rivery, S. Thibault-Liger en A. Noël-Baron, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

primair, nietig verklaren, op grond van artikel 263 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU), beschikking nr. C(2009) 8682 def. van 11 november 2009 in de zaak COMP/38589 - Thermische stabilisatoren, in haar geheel, voor zover zij Elf Aquitaine betreft;

subsidiair, nietig verklaren, op grond van artikel 263 VWEU, van:

artikel 2, leden 11, 13, 28 en 30, van beschikking nr. C(2009) 8682 def. van de Europese Commissie van 11 november 2009 in zoverre het (i) aan Arkema France, CECA en Elf Aquitaine hoofdelijk twee geldboeten, van 3 864 000 EUR en van 7 154 000 EUR, en (ii) aan Elf Aquitaine alleen twee geldboeten, van 2 704 800 EUR en van 5 007 800 EUR, oplegt, en

artikel 1, lid 1, sub h, en lid 2, sub h, van beschikking nr. C(2009) 8682 def. van de Europese Commissie van 11 november 2009 in zoverre beide leden vaststellen dat Elf Aquitaine respectievelijk (i) tussen 16 maart 1994 en 31 maart 1996 en tussen 9 september 1997 en 21 maart 2000 in de sector tinstabilisatoren, en (ii) tussen 11 september 1991 en 26 september 2000 in de sector ESBO/esthers een inbreuk heeft gepleegd op artikel 81 EG en artikel 53 EER;

meer subsidiair

nietig verklaren, op grond van artikel 263 VWEU, artikel 1, lid 1, sub h, van beschikking nr. C(2009) 8682 def. van de Europese Commissie van 11 november 2009 in zoverre het vaststelt dat Elf Aquitaine tussen 16 maart 1994 en 31 maart 1996 in de sector tinstabilisatoren een inbreuk heeft gepleegd op artikel 81 EG en 53 artikel EER;

en verminderen, op grond van artikel 261 VWEU, van:

de geldboeten van 3 864 000 EUR en 7 154 000 EUR, respectievelijk door de leden 11 en 28 van artikel 2 van beschikking nr. C(2009) 8682 def. van de Europese Commissie van 11 november 2009 hoofdelijk aan Arkema France, CECA en Elf Aquitaine opgelegd, en

de geldboeten van 2 704 800 EUR en 5 007 800 EUR, respectievelijk door de leden 13 en 30 van artikel 2 van beschikking nr. C(2009) 8682 def. van de Europese Commissie van 11 november 2009 aan Elf Aquitaine opgelegd;

in ieder geval de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster vordert in onderhavige zaak de nietigverklaring van beschikking nr. C(2009) 8682 def. van 11 november 2009 in een procedure op grond van artikel 81 EG-Verdrag en artikel 53 EER-Verdrag (zaak COMP/38.589 - Thermische stabilisatoren), met betrekking tot afspraken, op de markten voor tinstabilisatoren en thermische stabilisatoren ESBO/Esters, betreffende de vaststelling van prijzen, de verdeling van markten en de uitwisseling van commercieel gevoelige informatie, voor het geheel van de EER, of, subsidiair, de nietigverklaring of de vermindering van de haar opgelegde geldboeten.

Het onderhavige beroep is primair gebaseerd op twee middelen tot nietigverklaring van de beschikking in haar geheel. Het eerste middel betreft schending van de rechten van de verdediging van verzoekster. In het tweede middel stelt verzoekster dat de beschikking is aangetast door meerdere rechtsdwalingen met betrekking tot de toerekening van inbreuken die haar dochtervennootschap Arkema en haar kleindochtervennootschap CECA hebben begaan.

Het beroep is zowel subsidiair als meer subsidiair eveneens op twee middelen gebaseerd. In het derde middel roept verzoekster (subsidiair) een aantal rechtsdwalingen in die in ieder geval moeten leiden tot de nietigverklaring van de vier geldboeten die haar bij artikel 2 van de beschikking zijn opgelegd. In het vierde middel stelt verzoekster (subsidiair) dat, indien het Gerecht het derde middel zou aanvaarden, ook artikel 1 van de beschikking ten aanzien van haarzelf moet worden vernietigd. In het vijfde middel stelt zij (meer subsidiair) dat, indien het Gerecht het eerste onderdeel van het derde middel met betrekking tot de schending van de verjaringsregels zou verwerpen, ten minste artikel 1, lid 1, sub h, van de beschikking nietig zou moeten worden verklaard, in zoverre het stelt dat verzoekster tussen 16 maart 1994 en 31 maart 1996 de artikelen 81 EG en 53 EER in de sector tinstabilisatoren zou hebben geschonden. In het zesde middel is verzoekster (meer subsidiair) van mening dat, indien het Gerecht de twee middelen die primair worden aangevoerd, en het derde middel dat subsidiair wordt aangevoerd, zou verwerpen, de schending van de rechten van de verdediging op zijn minst zou moeten leiden tot het verminderen van de haar opgelegde geldboeten.

____________