Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 27 januari 2022 door Roemenië tegen het arrest van het Gerecht (Tiende kamer) van 10 november 2021 in zaak T-495/19, Roemenië / Commissie

(Zaak C-54/22 P)

Procestaal: Roemeens

Partijen

Rekwirant: Roemenië (vertegenwoordigers: E. Gane, L. Liţu en L.-E. Baţagoi, gemachtigden)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Hongarije

Conclusies

de hogere voorziening toewijzen, het arrest van het Gerecht in zaak T-495/19 vernietigen voor zover het betrekking heeft op de analyse van het middel ontleend aan schending van artikel 4, lid 2, onder b), van verordening nr. 211/2011, uitspraak doen in zaak T-495/19 en het beroep tot nietigverklaring van besluit (EU) 2019/721 van de Commissie toewijzen;

of

de hogere voorziening toewijzen, het arrest van het Gerecht in zaak T-495/19 vernietigen voor zover het betrekking heeft op de analyse van het middel ontleend aan schending van artikel 4, lid 2, onder b), van verordening nr. 211/2011, en zaak T-495/19 terugverwijzen naar het Gerecht voor een nieuwe uitspraak, het beroep tot nietigverklaring toewijzen en besluit (EU) 2019/721 van de Commissie nietig verklaren;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn beroep voert Roemenië één middel aan, ontleend aan schending van artikel 4, lid 2, onder b), van verordening nr. 211/2011, gelezen in samenhang met artikel 5, lid 2, van het Verdrag betreffende de Europese Unie.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting en aldus de betrokken bepalingen geschonden.

i) In de eerste plaats heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door zijn uitlegging van de voorwaarden waaronder de Commissie kan weigeren een Europees burgerinitiatief te registreren, met name door te oordelen dat een dergelijke weigering slechts kan plaatsvinden indien de mogelijkheid voor de Commissie om een voorstel voor een rechtshandeling van de Unie ter uitvoering van de Verdragen in te dienen, volledig kan worden uitgesloten.

Een dergelijk initiatief zou duidelijk buiten de bevoegdheid van de Commissie vallen om een voorstel voor een rechtshandeling in te dienen indien er, na een juridische beoordeling in abstracto van de voorgestelde maatregelen, ernstige twijfel bestaat of die maatregelen op basis van de Verdragen kunnen worden vastgesteld.

ii) In de tweede plaats heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting met zijn uitlegging betreffende de mogelijkheid voor de Commissie om een voorstel tot een Europees burgerinitiatief onder voorbehoud of voorwaardelijk te registreren.

In een dergelijke situatie zou de Commissie verplicht zijn te verwijzen naar alle verplichte en facultatieve informatie die door de organisatoren is verstrekt en zou zij zelfs niet een deel daarvan kunnen negeren.

____________