Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 8 maart 2024 door Crédit agricole SA en Crédit agricole Corporate and Investment Bank tegen het arrest van het Gerecht (Tiende kamer - uitgebreid) van 20 december 2023 in zaak T-113/17, Crédit agricole SA en Crédit agricole Corporate and Investment Bank / Europese Commissie

(Zaak C-191/24 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirantes: Crédit agricole SA, Crédit agricole Corporate and Investment Bank (vertegenwoordigers: J.-P. Tran Thiet, M. Powell, Y. Utzschneider, A. Martin, J.-J. Lemonnier, advocaten)

Andere partij in de procedure: Europese Commissie

Conclusies

Rekwirantes verzoeken het Hof om:

vast te stellen dat het Gerecht blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat de Commissaris voor Mededinging haar verplichting tot subjectieve onpartijdigheid niet heeft geschonden, dat de Commissie niet tekort is geschoten in haar verplichting tot objectieve onpartijdigheid en dat de gestelde objectieve onpartijdigheid van de Commissie het gebrek aan subjectieve onpartijdigheid van haar Commissaris voor Mededinging kon verhelpen;

vast te stellen dat het Gerecht de bewijselementen waarover het beschikte met betrekking tot de informatie-uitwisseling die hun werd verweten, onjuist heeft opgevat en ten onrechte heeft geoordeeld dat deze uitwisseling een mededingingsbeperking naar strekking opleverde;

vast te stellen dat het Gerecht in verschillende opzichten blijk heeft gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door vast te stellen dat er sprake was van een totaalplan met één enkel doel;

vast te stellen, primair, dat het Gerecht ten onrechte zijn volledige rechtsmacht heeft uitgeoefend; subsidiair, dat het Gerecht ten onrechte heeft geoordeeld dat de Commissie het beginsel van gelijke behandeling niet heeft geschonden bij de vaststelling van de waarde van de door rekwirantes gerealiseerde verkopen, die bepalend is voor het bedrag van de sanctie; nog meer subsidiair, dat het Gerecht bij de beslissing over het bedrag van de geldboete geen rekening heeft gehouden met alle relevante omstandigheden;

bijgevolg de onderhavige hogere voorziening toe te wijzen en het arrest van het Gerecht van 20 december 2023, Crédit agricole en Crédit agricole Corporate and Investment Bank/Commissie (T-113/17), te vernietigen;

de zaak terug te verwijzen naar het Gerecht in een andere samenstelling, opdat het uitspraak doet over het verzoekschrift dat zij op 24 mei 2017 in zaak T-113/17 hebben neergelegd;

de Europese Commissie te verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun hogere voorziening voeren rekwirantes vier middelen aan.

Met het eerste middel stellen zij dat het Gerecht het recht onjuist heeft opgevat bij de kwalificatie van de uitlatingen van de Commissaris voor Mededinging en bij de uitlegging van de verplichting tot onpartijdigheid van de Commissie.

Met het tweede middel stellen zij dat het Gerecht de informatie-uitwisseling van 13 december 2006 en 11 januari 2007 onjuist heeft opgevat, en als gevolg daarvan ten onrechte heeft aangemerkt als een mededingingsbeperking naar strekking.

Met het derde middel wordt het Gerecht verweten blijk te hebben gegeven van onjuiste rechtsopvattingen in het kader van zijn motiveringsplicht met betrekking tot het bestaan van één of meerdere totaalplannen en één enkel doel voor één enkele en voortdurende inbreuk.

Het vierde middel betreft onjuiste rechtsopvattingen van het Gerecht met betrekking tot de rechtmatigheid en de evenredigheid van de aan rekwirantes opgelegde geldboete. Primair betogen rekwirantes dat het Gerecht in de uitoefening van zijn volledige rechtsmacht ultra petita uitspraak heeft gedaan. Subsidiair stellen zij dat het Gerecht de bewijslast heeft omgekeerd, het beginsel van hoor en wederhoor heeft geschonden en zijn motiveringsplicht niet is nagekomen. Uiterst subsidiair betogen zij dat het Gerecht bij zijn uitspraak over het bedrag van de geldboete geen rekening heeft gehouden met alle relevante omstandigheden.

____________