Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Tribunale Amministrativo Regionale per il Lazio (Italië) op 9 februari 2022 – Fenice - Qualità per l’ambiente SpA / Ministero della Transizione Ecologica e.a.

(Zaak C-92/22)

Procestaal: Italiaans

Verwijzende rechter

Tribunale Amministrativo Regionale per il Lazio

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij: Fenice - Qualità per l’ambiente SpA

Verwerende partijen: Ministero della Transizione Ecologica, Ministero dello Sviluppo Economico, Comitato nazionale per la gestione della Direttiva 2003/87/CE e per il supporto nella gestione delle attività di progetto del protocollo di Kyoto

Prejudiciële vragen

Kan, gezien de vaststellingsprocedure, en met name het mechanisme voor overleg met de Europese Commissie, zoals vastgesteld in gedelegeerde verordening (EU) 2019/3311 met betrekking tot de opneming van installaties op de lijst voor de toewijzing van CO2-emissierechten, tegen het besluit van het Italiaans comité voor de uitvoering van richtlijn 2003/87/EG2 en voor de ondersteuning bij het beheer van de projectactiviteiten in verband met het protocol van Kyoto zelfstandig beroep worden ingesteld bij het Gerecht van de Europese Unie op grond van artikel 263, vierde alinea, VWEU indien het bestreden besluit bindende rechtsgevolgen heeft en de verzoekende marktdeelnemer rechtstreeks raakt?

Zo nee, kan de particuliere marktdeelnemer die rechtstreeks wordt benadeeld door de uitsluiting van de toewijzing van CO2-emissierechten op basis van het onderzoek dat door de Europese Commissie en het Italiaans comité voor de uitvoering van richtlijn 2003/87/EG en voor de ondersteuning bij het beheer van de projectactiviteiten in verband met het protocol van Kyoto gezamenlijk is verricht, tegen het besluit waarbij de Europese Commissie weigert de installatie op te nemen in de lijst bedoeld in artikel 14, lid 4, van gedelegeerde verordening (EU) 2019/331 beroep instellen bij het Gerecht van de Europese Unie op grond van artikel 263, vierde alinea, VWEU?

Omvat het begrip „elektriciteitsopwekker” als bedoeld in artikel 3, onder u), van richtlijn 2003/87/EG, zoals omschreven in het arrest van het Hof (Vijfde kamer) van 20 juni 2019 in de zaak C-682/17, ExxonMobil Production Deutschland GmbH/Bundesrepublik Deutschland – betreffende het verzoek om een prejudiciële beslissing dat het Verwaltungsgericht Berlin (bestuursrechter in eerste aanleg Berlijn, Duitsland) krachtens artikel 267 VWEU bij verwijzingsbeslissing van 28 november 2017 bij het Hof heeft ingediend – tevens situaties waarin de installatie slechts een klein deel van de elektriciteit uit niet-hoogrenderende warmtekrachtkoppeling opwekt, terwijl zij wordt gekenmerkt door meerdere bronnen van thermische energie anders dan warmtekrachtkoppeling die voldoen aan de voorwaarden om in aanmerking te komen voor kosteloze toewijzing van emissierechten?

Is een dergelijke uitlegging van het begrip „elektriciteitsopwekker” verenigbaar met de algemene Unierechtelijke beginselen van eerbiediging van de mededingingsvoorwaarden tussen marktdeelnemers bij het bieden van economische stimulansen en van evenredigheid van de maatregel, indien een installatie die wordt gekenmerkt door meerdere energiebronnen in haar geheel van die voordelen wordt uitgesloten, zonder de emissiewaarden te onderscheiden die betrekking hebben op andere warmtebronnen dan warmtekrachtkoppeling die volledig in aanmerking komen voor de geboden voordelen?

____________

1     Gedelegeerde verordening (EU) 2019/331 van de Commissie van 19 december 2018 tot vaststelling van een voor de hele Unie geldende overgangsregeling voor de geharmoniseerde kosteloze toewijzing van emissierechten overeenkomstig artikel 10 bis van richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad (PB 2019, L 59, blz. 8).

1     Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB 2003, L 275, blz. 32).