Language of document : ECLI:EU:T:2015:187

Zaak T‑563/12

Central Bank of Iran

tegen

Raad van de Europese Unie

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran ter voorkoming van nucleaire proliferatie – Bevriezing van tegoeden – Motiveringsplicht – Recht van verdediging – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Beoordelingsfout – Eigendomsrecht – Recht op bescherming van de goede naam – Evenredigheid”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Eerste kamer) van 25 maart 2015

1.      Gerechtelijke procedure – Exceptie van litispendentie – Identiteit van partijen, voorwerp en middelen in twee beroepen – Identiek conclusies als de conclusies van een later ingesteld beroep die niet-ontvankelijk zijn verklaard wegens litispendentie – Ontvankelijkheid

2.      Gerechtelijke procedure – Petitum van het verzoekschrift – Aanpassing in de loop van de procedure – Gelijkstelling met de instelling van een beroep bij verzoekschrift

3.      Grondrechten – Personele werkingssfeer – Rechtspersonen die nauw verbonden zijn met derde landen – Daaronder begrepen

(Handvest van de grondrechten van de Europese Unie)

4.      Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Verplichting om in de motivering de individuele en specifieke redenen voor dergelijke maatregelen op te geven – Besluit gegeven in een aan de betrokkene bekende context zodat deze de strekking van de jegens hem getroffen maatregel kan begrijpen – Toelaatbaarheid van een beknopte of impliciete motivering – Grenzen

(Besluit 2012/635/GBVB van de Raad)

5.      Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Alternatieve criteria vastgesteld in Uniehandelingen waarbij een entiteit op de lijsten wordt geplaatst van personen en entiteiten voor wie beperkende maatregelen gelden – Omvang

[Besluit 2010/413/GBVB van de Raad, art. 20, lid 1, b) en c); verordening nr. 267/2012 van de Raad, art. 23, lid 2, a), b) en d)]

6.      Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Verwijzing naar de rechtsgrondslag van een beperkende maatregel die is genomen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Omissie die geen wezenlijk gebrek is – Grenzen – Uitdrukkelijke verwijzing die volstrekt noodzakelijk is voor het uitoefenen van rechterlijk toezicht

(Besluit 2012/635/GBVB van de Raad; verordening nr. 945/2012 van de Raad)

7.      Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Alternatieve criteria vastgesteld in Uniehandelingen waarbij een entiteit op de lijsten wordt geplaatst van personen en entiteiten voor wie beperkende maatregelen gelden – Toereikendheid van een motivering uitsluitend op basis van een van deze criteria

(Besluit 2012/635/GBVB van de Raad; verordening nr. 945/2012 van de Raad)

8.      Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Motiveringsplicht – Criterium van steun aan nucleaire proliferatie – Verwijzing naar de financiële steun die de centrale bank van Iran verleent aan de activiteiten van de regering – Toereikende motivering

(Besluit 2012/635/GBVB van de Raad; verordening nr. 945/2012 van de Raad)

9.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Recht op effectieve rechterlijke bescherming – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Verplichting om de bezwarende elementen mee te delen om de betrokkene in staat te stellen zich op nuttige wijze tot de Unierechter te wenden en de toetsing van de rechtmatigheid van de betrokken handeling door die rechter te verzekeren – Geen schending

[Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, art. 41, lid 2, a); besluit 2012/635/GBVB van de Raad; verordening nr. 945/2012 van de Raad]

10.    Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen ten aanzien van Iran – Bevriezing van tegoeden van personen, entiteiten of lichamen die zich bezighouden met of medewerking verlenen aan nucleaire proliferatie – Beperking van het eigendomsrecht en van het recht om vrij een economische activiteit uit te oefenen – Schending van het evenredigheidsbeginsel – Geen

(Verordening nr. 945/2012 van de Raad)

1.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 32‑37)

2.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 33)

3.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punt 49)

4.      Wanneer handelingen betreffende in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid vastgestelde beperkende maatregelen zijn gebaseerd op het criterium van hulp bij het ontwijken van andere beperkende maatregelen en daarin is vermeld dat de verzoekende partij betrokken was bij activiteiten om de sancties te omzeilen, zijn zij onvoldoende gemotiveerd indien de motivering de verzoekende partij en het Gerecht niet in staat stelt de omstandigheden te begrijpen die de Raad ertoe hebben gebracht te oordelen dat in het geval van de verzoekende partij aan dit criterium was voldaan en dientengevolge deze handelingen vast te stellen. Deze motivering blijkt immers niet meer te zijn dan een herhaling van het criterium zelf. Zij verduidelijkt niet waarom dit criterium op de verzoekende partij van toepassing is. Bij ontbreken van verdere precisering is deze motivering ontoereikend om de verzoekende partij in staat te stellen de gegrondheid van de bestreden handelingen na te gaan in het licht van het criterium van hulp bij het ontwijken van de beperkende maatregelen en zich te verdedigen voor het Gerecht, en om het Gerecht in staat te stellen zijn toezicht uit te oefenen.

Dienaangaande kan de motivering weliswaar impliciet zijn mits de betrokkenen de redenen kunnen kennen waarom de betrokken maatregelen zijn getroffen en de bevoegde rechter over voldoende elementen beschikt om zijn toezicht uit te oefenen, maar is het in het geval van de centrale bank van de Islamitische Republiek Iran niet evident dat zij noodzakelijkerwijs personen of entiteiten die deel zouden uitmaken van de Iraanse regering of onder zeggenschap van die regering zouden staan, en die zijn opgenomen op de lijsten van personen en entiteiten voor wie de tegen Islamitische Republiek Iran vastgestelde beperkende maatregelen gelden, heeft geholpen om die maatregelen te overtreden of te ontwijken door ten behoeve van hen bankdiensten zoals de terbeschikkingstelling van tegoeden te verrichten.

(cf. punten 53‑58, 75, 77‑79)

5.      Voor zover de criteria die zijn neergelegd in artikel 23, lid 2, onder a), b) en d), van verordening nr. 267/2012 betreffende beperkende maatregelen ten aanzien van Iran en tot intrekking van verordening nr. 961/2010, en in artikel 20, lid 1, onder b) en c), van besluit 2010/413 betreffende beperkende maatregelen tegen Iran, alternatief zijn, moet worden verduidelijkt in hoeverre het criterium van steun aan de Iraanse regering onderscheiden is van het criterium van steun aan nucleaire proliferatie. In dat verband veronderstelt het laatstbedoelde criterium dat een direct of indirect verband wordt vastgesteld tussen de activiteiten van de betrokken persoon of entiteit en de nucleaire proliferatie. Het criterium van steun aan de Iraanse regering, waarmee de werkingssfeer van de beperkende maatregelen wordt uitgebreid om de op de Islamitische Republiek Iran uitgeoefende druk te verhogen, betreft op zijn beurt elke activiteit van de betrokken persoon of entiteit die, zelfs los van enig direct of indirect verband dat met nucleaire proliferatie is vastgesteld, door het kwantitatieve of kwalitatieve belang ervan die proliferatie kan bevorderen, doordat daarbij aan de Iraanse regering steun in de vorm van middelen of materiële, financiële of logistieke faciliteiten wordt verleend die haar in staat stelt de proliferatie voort te zetten. Het bestaan van een verband tussen het verstrekken van een dergelijke steun aan de Iraanse regering en het voortzetten van de activiteiten inzake nucleaire proliferatie wordt dus verondersteld door de toepasselijke regelgeving, die ertoe strekt de Iraanse regering haar inkomstenbronnen te ontnemen om haar te dwingen de ontwikkeling van haar programma inzake nucleaire proliferatie wegens onvoldoende financiële middelen stop te zetten.

(cf. punten 63, 66)

6.      Inzake beperkende maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid heeft de op de Raad rustende motiveringsplicht, naast de vermelding van de rechtsgrondslag van een maatregel, betrekking op de omstandigheden op grond waarvan kan worden geoordeeld dat in het geval van de betrokkenen is voldaan aan een van de criteria om een persoon of een entiteit op te nemen op de lijst van personen of entiteiten voor wie een dergelijke maatregel geldt. Het ontbreken van een verwijzing naar een precieze bepaling hoeft geen wezenlijk gebrek te zijn, mits de rechtsgrondslag van een handeling aan de hand van andere gegevens kan worden bepaald. Een dergelijke uitdrukkelijke verwijzing is echter volstrekt noodzakelijk wanneer de betrokkenen en de Unierechter bij gebreke daarvan in onzekerheid worden gelaten omtrent de juiste rechtsgrondslag.

(cf. punten 67, 68)

7.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 75, 86‑88)

8.      Inzake beperkende maatregelen in het kader van het gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid, en inzonderheid de bevriezing van tegoeden van de centrale bank van de Islamitische Republiek Iran, moet de Raad wat betreft het criterium van door die bank aan de Iraanse regering verleende steun de middelen of faciliteiten die de bank aan die regering zou hebben verstrekt, specificeren en nader omschrijven, maar is hij daarentegen niet verplicht de bestreden handelingen te motiveren in verband met het mogelijke gebruik van die middelen of faciliteiten door die regering met het oog op het voortzetten van de nucleaire proliferatie. Door dus enkel uitdrukkelijk te verwijzen naar financiële steun aan de Iraanse regering zonder te verwijzen naar de financiële diensten die de bank ten behoeve van de Iraanse regering verricht als centrale bank van de Islamitische Republiek Iran, stelt de Raad deze bank niet minder in staat te begrijpen dat naar die financiële diensten wordt verwezen, die zij in deze hoedanigheid aan die regering verstrekt.

(cf. punten 81‑84)

9.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 92‑94)

10.    Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 114, 115, 117‑120)