ARREST VAN HET HOF (Eerste kamer)
30 april 1998 (1)
Sociale bepalingen in het wegvervoer Verplichting om tachograaf te
gebruiken Uitzondering voor voertuigen die bestemd zijn voor geregeld
personenvervoer over een afstand van niet meer dan 50 km
In zaak C-47/97,
betreffende een verzoek aan het Hof krachtens artikel 177 EG-Verdrag van de
Richmond Magistrates Court (Verenigd Koninkrijk), in de aldaar dienende
strafzaak tegen
E. Clarke & Sons (Coaches) Ltd en D. J. Ferne,
om een prejudiciële beslissing over de uitlegging van artikel 2 van verordening
(EEG) nr. 684/92 van de Raad van 16 maart 1992 houdende gemeenschappelijke
regels voor het internationaal vervoer van personen met touringcars en met
autobussen (PB L 74, blz. 1), en artikel 4, sub 3, van verordening (EEG)
nr. 3820/85 van de Raad van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde
voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer (PB L 370, blz. 1),
wijst
HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),
samengesteld als volgt: M. Wathelet, kamerpresident, P. Jann (rapporteur) en
L. Sevón, rechters,
advocaat-generaal: S. Alber
griffier: L. Hewlett, administrateur
gelet op de schriftelijke opmerkingen ingediend door:
E. Clarke & Sons (Coaches) Ltd en D. J. Ferne, vertegenwoordigd door
C. Hough, barrister, geïnstrueerd door Wedlake Saint, Solicitors,
de regering van het Verenigd Koninkrijk, vertegenwoordigd door
J. E. Collins, Assistant Treasury Solicitor, als gemachtigde, bijgestaan
S. Masters, barrister,
de Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door
haar juridisch adviseur F. Benyon en L. Pignataro, lid van haar juridische
dienst, als gemachtigden,
gezien het rapport ter terechtzitting,
gehoord de mondelinge opmerkingen van E. Clarke & Sons (Coaches) Ltd en
D. J. Ferne, de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Commissie ter
terechtzitting van 4 december 1997,
gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 29 januari
1998,
het navolgende
Arrest
- 1.
- Bij beschikking van 3 september 1996, ingekomen bij het Hof op 6 februari 1997,
heeft de Richmond Magistrates Court krachtens artikel 177 EG-Verdrag vier
prejudiciële vragen gesteld over de uitlegging van artikel 2 van verordening (EEG)
nr. 684/92 van de Raad van 16 maart 1992 houdende gemeenschappelijke regels
voor het internationaal vervoer van personen met touringcars en met autobussen
(PB L 74, blz. 1), en artikel 4, sub 3, van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de
Raad van 20 december 1985 tot harmonisatie van bepaalde voorschriften van
sociale aard voor het wegvervoer (PB L 370, blz. 1).
- 2.
- Die vragen zijn gerezen in een strafzaak tegen E. Clarke & Sons (Coaches) Ltd
(hierna: Clarke) en D. J. Ferne, wegens niet-nakoming van de verplichting om
een controleapparaat te gebruiken als bedoeld in artikel 3, lid 1, van verordening
(EEG) nr. 3821/85 van de Raad van 20 december 1985 betreffende het
controleapparaat in het wegvervoer (PB L 370, blz. 8), dat luidt als volgt:
Het controleapparaat moet zijn geïnstalleerd en worden gebruikt in voertuigen die
bestemd zijn voor het vervoer over de weg van personen of van goederen, en die
in een lidstaat zijn ingeschreven, met uitzondering van de in artikel 4 en artikel 14,
lid 1, van verordening (EEG) nr. 3820/85 bedoelde voertuigen.
- 3.
- Artikel 14, lid 2, van verordening nr. 3821/85 luidt als volgt:
De onderneming moet de registratiebladen na het gebruik ten minste één jaar
geordend bewaren; de onderneming verstrekt de betrokken bestuurders op verzoek
een kopie van de registratiebladen. De registratiebladen moeten op verzoek van
de met de controle belaste ambtenaren worden overgelegd of overhandigd.
- 4.
- Artikel 15, lid 7, van deze verordening luidt als volgt:
De bestuurder moet op verzoek van de met de controle belaste ambtenaren de
registratiebladen kunnen tonen voor de lopende week, en in elk geval het blad van
de laatste dag van de voorafgaande week waarin hij heeft gereden.
- 5.
- Artikel 1 van verordening nr. 3820/85 luidt als volgt:
In deze verordening wordt verstaan onder:
(...)
7. .geregeld personenvervoer: nationaal en internationaal vervoer
overeenkomstig de definitie van artikel 1 van verordening nr. 117/66/EEG
van de Raad van 28 juli 1966 betreffende de invoering van
gemeenschappelijke regels voor het internationale vervoer van personen
over de weg met autobussen [PB 1966, blz. 2688].
- 6.
- Artikel 4 van die verordening bepaalt inzonderheid het volgende:
Deze verordening is niet van toepassing op vervoer met:
(...)
3. voertuigen die bestemd zijn voor het geregeld personenvervoer waarvan de
lengte van het traject niet groter is dan 50 kilometer;
(...)
- 7.
- Verordening nr. 117/66 is ingetrokken bij artikel 21, lid 1, van verordening
nr. 684/92. Artikel 21, lid 2, van deze laatste verordening luidt als volgt:
De verwijzingen naar de ingetrokken verordeningen worden verstaan als
verwijzingen naar deze verordening.
- 8.
- Artikel 2 van verordening nr. 684/92 bepaalt inzonderheid het volgende:
Voor de toepassing van deze verordening gelden de volgende definities:
1. Geregeld vervoer
1.1. Geregeld vervoer is vervoer van personen met een bepaalde regelmaat en
langs een bepaalde reisweg, waarbij op vooraf vastgestelde stopplaatsen
reizigers mogen worden opgenomen of mogen worden afgezet. Geregeld
vervoer is voor iedereen toegankelijk, ongeacht, in voorkomend geval, de
verplichting om de reis te boeken.
1.2. Tevens wordt als geregeld vervoer beschouwd, ongeacht door wie het wordt
georganiseerd, vervoer van bepaalde categorieën reizigers met uitsluiting
van andere reizigers, voor zover dat vervoer op de in punt 1.1 bepaalde
wijze geschiedt. Dergelijk vervoer wordt .bijzondere vorm van geregeld
vervoer genoemd.
De bijzondere vorm van geregeld vervoer omvat met name:
a) vervoer naar en van het werk van werknemers,
b) vervoer naar en van de onderwijsinstelling van scholieren en
studenten,
c) vervoer tussen land van oorsprong en plaats van legering van
militairen en hun gezinnen,
d) stedelijk vervoer in grensgebieden.
De aanpassing van de organisatie van het vervoer aan de wisselende
behoeften van de gebruikers doet aan het geregelde karakter van de
bijzondere vorm van het vervoer geen afbreuk.
(...)
2. Pendelvervoer
2.1. Pendelvervoer is vervoer van vooraf samengestelde groepen reizigers in
verscheidene heen- en terugreizen van dezelfde zone van vertrek naar
dezelfde zone van bestemming. Deze groepen, bestaande uit reizigers die
de heenreis hebben afgelegd, worden nadien weer naar de plaats van
vertrek gebracht. Onder .zone van vertrek en .zone van bestemming
wordt verstaan de plaats van vertrek en bestemming alsmede de plaatsen
die gelegen zijn in een straal van 50 km.
Buiten de zone van vertrek en bestemming mogen groepen ten hoogste op
drie verschillende plaatsen worden opgenomen, respectievelijk afgezet.
De zone van vertrek of bestemming en de bijkomende punten waar
reizigers worden opgenomen of afgezet kunnen gelegen zijn op het
grondgebied van één of meer lidstaten.
(...)
2.3. In de zin van dit punt 2 wordt onder .vooraf samengestelde groep verstaan
een groep waarvan een overeenkomstig de voorschriften van de staat van
vestiging verantwoordelijke instelling of persoon zich met het sluiten van de
overeenkomst of de collectieve betaling van de prestatie heeft belast of alle
boekingen en betalingen vóór het vertrek heeft ontvangen.
3. Ongeregeld vervoer
3.1. Ongeregeld vervoer is vervoer dat noch aan de definitie van geregeld
vervoer, noch aan die van pendelvervoer beantwoordt.
Het omvat:
(...)
b) vervoer
voor vooraf samengestelde groepen reizigers, waarbij de reizigers niet
tijdens dezelfde reis naar de plaats van vertrek worden teruggebracht,
en
dat, in geval van een verblijf op de plaats van bestemming, tevens het
logies of andere niet bij het vervoer of het logies bijkomstige
toeristische diensten omvat.
...
- 9.
- Ferne werkte als buschauffeur bij Clarke, een touringcarbedrijf te Sydenham bij
Londen. In januari 1995 werd Clarke door een reisagent in dienst genomen voor
het vervoer van toeristen van en naar luchthavens, stations, hotels en toeristische
trekpleisters.
- 10.
- Op 9 juli 1995 bracht Ferne met een touringcar van Clarke een groep reizigers van
een hotel in Londen naar de luchthaven. Daar haalde hij een andere groep
reizigers op en bracht hen via Hampton Court, een toeristische attractie, naar een
ander hotel in Londen. De afzonderlijke trajecten waren korter dan 50 km, maar
de gehele reis betrof een afstand van meer dan 50 km.
- 11.
- Bij een controle tijdens het tweede traject kon Ferne geen registratiebladen van de
tachograaf overleggen die beantwoordden aan de eisen van de artikelen 13 tot 15
van verordening nr. 3281/85, waarop tegen Clarke een procedure werd ingeleid
wegens inbreuk op artikel 97 van de Road Traffic Act. Tijdens die procedure
verklaarde Clarke, dat zij op grond van de uitzondering van artikel 4, sub 3, van
verordening nr. 3820/85 niet verplicht was om een tachograaf te gebruiken.
- 12.
- Voor de verwijzende rechter betwistte het Vehicle Inspectorate, dat er sprake was
van een bijzondere vorm van geregeld vervoer in de zin van artikel 2, punt 1.2,
van verordening nr. 684/92. Het zou integendeel gaan om ongeregeld vervoer in
de zin van artikel 2, punt 3.1, sub b, van die verordening. De uitzondering van
artikel 3 van verordening nr. 3821/85 zou dan ook niet van toepassing zijn.
- 13.
- Onder die omstandigheden heeft de Richmond Magistrates Court de behandeling
van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:
1. Zijn groepen reizigers die eenmalig worden vervoerd tussen een luchthaven
en een hotel, waarbij soms een toeristische attractie wordt aangedaan,
.bepaalde categorieën reizigers in de zin van artikel 2, punt 1.2, van
verordening (EEG) nr. 684/92 van de Raad?
2. Zo ja, moet artikel 2, punt 1.2, aldus worden uitgelegd, dat het vervoer van
deze reizigers tijdens die reis, waarbij
a) elke groep op één punt van vertrek wordt opgenomen en op één punt
van bestemming wordt afgezet (soms met een bezoek aan een
toeristische attractie als onderdeel van de reis);
b) deze zelfde reis of een soortgelijke reis herhaalde malen wordt
uitgevoerd ingevolge een groepsreservering door een reisagent;
c) de precieze reisweg niet van tevoren is vastgesteld,
is aan te merken als een .bijzondere vorm van geregeld vervoer in de zin
van dat artikel?
3. Bij bevestigende beantwoording van de tweede vraag: Moet artikel 4, sub 3,
van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad aldus worden uitgelegd,
dat ter berekening van de .lengte van het traject dient te worden uitgegaan
van:
a) elk afzonderlijk deel van de reis van de chauffeur op een bepaalde
dag; ofwel van
b) het totaal van al die delen?
4. Indien de tweede vraag ontkennend wordt beantwoord, moet artikel 2,
punt 3, van verordening (EEG) nr. 684/92 van de Raad dan aldus worden
uitgelegd, dat het vervoer van die reizigers onder deze omstandigheden is
aan te merken als .ongeregeld vervoer in de zin van dat artikel?
De eerste en de tweede vraag
- 14.
- Blijkens de verwijzingsbeschikking wenst de nationale rechter met zijn eerste en
tweede vraag, die te zamen moeten worden onderzocht, in wezen te vernemen, of
met het oog op de toepassing van de uitzondering van artikel 3, lid 1, van
verordening nr. 3821/85, het in het kader van een groepsreservering door een
reisagent meerdere malen vervoeren van reizigers tussen een luchthaven en een
hotel, waarbij eventueel een toeristische attractie wordt aangedaan, zonder
terugreis en zonder dat de precieze reisweg van tevoren is vastgesteld, geregeld
vervoer is in de zin van artikel 4, sub 3, van verordening nr. 3820/85.
- 15.
- Allereerst zij eraan herinnerd, dat artikel 1, sub 7, van verordening nr. 3820/85 en
artikel 21, lid 2, van verordening nr. 684/92 voor de definitie van geregeld vervoer
naar artikel 2, punt 1, van deze laatste verordening verwijzen.
- 16.
- Deze bepaling maakt onderscheid tussen geregeld vervoer en bijzondere vormen
van geregeld vervoer. Het eerste is voor iedereen toegankelijk; het gaat daarbij om
vervoer van personen met een bepaalde regelmaat en langs een bepaalde reisweg,
waarbij op vooraf vastgestelde stopplaatsen reizigers mogen worden opgenomen of
afgezet. Bijzonder geregeld vervoer vindt plaats onder dezelfde omstandigheden,
maar enkel voor bepaalde categorieën reizigers. Derhalve moet worden onderzocht,
of vervoer als in het hoofdgeding aan de orde is, aan die voorwaarden voldoet.
- 17.
- In de eerste plaats moet worden vastgesteld, dat de in verordening nr. 684/92
gestelde voorwaarde dat het vervoer een bepaalde regelmaat moet hebben,
betekent dat de regelmaat nauwkeurig moet zijn bepaald en vrij vast moet zijn. Het
bestaan van een dienstregeling die aan potentiële passagiers ter beschikking wordt
gesteld, impliceert een bepaalde regelmaat.
- 18.
- In casu blijkt uit de verwijzingsbeschikking, dat het in geding zijnde vervoer wordt
georganiseerd naar gelang van de behoeften van de reisagenten. Het heeft dus geen
vaste regelmaat die door de vervoerder van tevoren wordt vastgesteld, maar is
afhankelijk van de reserveringen van de klanten.
- 19.
- In de tweede plaats moet onder bepaalde reisweg in de zin van verordening
nr. 684/92 een nauwkeurig bepaald traject worden verstaan. Deze voorwaarde moet
worden gelezen in samenhang met de voorwaarde van vooraf bepaalde
stopplaatsen. Daarvoor volstaat het niet, dat de punten van vertrek en van
aankomst van tevoren bekend zijn. Blijkens de bewoordingen van artikel 2,
punt 1.1, van verordening nr. 684/92 moeten er langs de reisweg ook stopplaatsen
zijn waar reizigers kunnen worden opgenomen of afgezet. Derhalve moeten de
betrokkenen kennis kunnen nemen van de reisweg en de stopplaatsen.
- 20.
- Volgens de verwijzingsbeschikking is in casu de reisweg die door de vervoerder
moet worden gevolgd, slechts zeer algemeen aangegeven. Bovendien zijn de punten
van vertrek en van aankomst veranderlijk en is er geen tussenstop. Dat de
betrokken touringcars af en toe een toeristische attractie aandoen, kan niet worden
beschouwd als een stopplaats in de zin van verordening nr. 684/92. Het is namelijk
niet voorzien, dat nieuwe reizigers daar kunnen instappen of dat passagiers hun reis
daar beëindigen.
- 21.
- Ten slotte moeten onder bepaalde categorieën reizigers in de zin van
verordening nr. 684/92 reizigers met een zelfde statuut worden verstaan. Dit volgt
uit de voorbeelden in artikel 2, punt 1.2, van verordening nr. 684/92, waar met
name werknemers, scholieren en studenten en militairen worden genoemd.
- 22.
- Het volstaat daarentegen niet, dat het eenvoudig om een vooraf samengestelde
groep reizigers gaat. Voor een dergelijke groep kan namelijk een pendeldienst
worden georganiseerd, zoals omschreven in artikel 2, punt 2, van verordening
nr. 684/92.
- 23.
- In de onderhavige casuspositie worden telkens andere groepen reizigers vervoerd,
die enkel gemeen hebben, dat zij bij dezelfde reisagent een reis hebben geboekt.
Die reizigers behoren dus niet tot een zelfde bepaalde categorie.
- 24.
- Blijkens het voorgaande moet op de eerste en de tweede vraag worden
geantwoord, dat het in het kader van een groepsreservering door een reisagent
meerdere malen vervoeren van reizigers tussen een luchthaven en een hotel,
waarbij eventueel een toeristische attractie wordt aangedaan, zonder terugreis en
zonder dat de precieze reisweg van tevoren is vastgesteld, geen geregeld vervoer
is in de zin van artikel 4, sub 3, van verordening nr. 3820/85.
De derde vraag
- 25.
- Daar de derde vraag slechts is gesteld voor het geval de tweede vraag bevestigend
wordt beantwoord, behoeft zij geen beantwoording.
De vierde vraag
- 26.
- Met zijn vierde vraag wenst de verwijzende rechter te vernemen, of vervoer van
reizigers zoals dat in het hoofdgeding aan de orde is, ongeregeld vervoer is in de
zin van artikel 2, punt 3, van verordening nr. 684/92.
- 27.
- Aangezien de uitzondering van artikel 4, sub 3, van verordening nr. 3820/85 slechts
van toepassing is op geregeld vervoer, en niet op ongeregeld vervoer, behoeft deze
vraag niet te worden beantwoord.
Kosten
- 28.
- De kosten door de regering van het Verenigd Koninkrijk en de Commissie van de
Europese Gemeenschappen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof
gemaakt, kunnen niet voor vergoeding in aanmerking komen. Ten aanzien van de
partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te
beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te
beslissen.
HET HOF VAN JUSTITIE (Eerste kamer),
uitspraak doende op de door de Richmond Magistrates Court bij beschikking van
3 september 1996 gestelde vragen, verklaart voor recht:
Het in het kader van een groepsreservering door een reisagent meerdere malen
vervoeren van reizigers tussen een luchthaven en een hotel, waarbij eventueel een
toeristische attractie wordt aangedaan, zonder terugreis en zonder dat de precieze
reisweg van tevoren is vastgesteld, is geen geregeld vervoer in de zin van artikel 4,
sub 3, van verordening (EEG) nr. 3820/85 van de Raad van 20 december 1985 tot
harmonisatie van bepaalde voorschriften van sociale aard voor het wegvervoer.
Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 30 april 1998.
De griffier
De president van de Eerste kamer
R. Grass
M. Wathelet