Language of document : ECLI:EU:C:2024:298

ARREST VAN HET HOF (Vierde kamer)

11 april 2024 (*)

„Prejudiciële verwijzing – Registratie en beoordeling van en autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen – Verordening (EG) nr. 1907/2006 (Reach-verordening) – Artikel 2, lid 1, onder b) – Toepassingsgebied – Artikel 3, punten 10 en 11 – Begrippen ‚invoer’ en ‚importeur’ – Artikel 6 – Registratieplicht – Persoon die verantwoordelijk is voor de registratie – Verordening (EU) nr. 952/2013 – Douanewetboek van de Europese Unie – Douane-entrepot”

In zaak C‑654/22,

betreffende een verzoek om een prejudiciële beslissing krachtens artikel 267 VWEU, ingediend door de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent (België) bij beslissing van 17 oktober 2022, ingekomen bij het Hof op 19 oktober 2022, in de procedure

FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu

tegen

Triferto Belgium NV,

wijst

HET HOF (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: C. Lycourgos, kamerpresident, O. Spineanu-Matei, J.‑C. Bonichot, S. Rodin (rapporteur) en L. S. Rossi, rechters,

advocaat-generaal: J. Kokott,

griffier: A. Lamote, administrateur,

gezien de stukken en na de terechtzitting op 12 oktober 2023,

gelet op de opmerkingen van:

–        Triferto Belgium NV, vertegenwoordigd door E. Vermeulen en S. A. Gawronski, advocaten,

–        de Belgische regering, vertegenwoordigd door S. Baeyens, P. Cottin en C. Pochet als gemachtigden, bijgestaan door M. Rysman, advocaat,

–        de Europese Commissie, vertegenwoordigd door E. Mathieu, K. Mifsud-Bonnici, F. Moro en G. Wils als gemachtigden,

gehoord de conclusie van de advocaat-generaal ter terechtzitting van 16 november 2023,

het navolgende

Arrest

1        Het verzoek om een prejudiciële beslissing betreft de uitlegging van artikel 2, lid 1, onder b), artikel 3, punten 10 en 11, en artikel 6, lid 1, van verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie (PB 2006, L 396, blz. 1, met rectificatie in PB 2007, L 136, blz. 3), zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 (PB 2008, L 353, blz. 1; hierna: „Reach-verordening”).

2        Dit verzoek is ingediend in het kader van een geding tussen de FOD Volksgezondheid, Veiligheid van de Voedselketen en Leefmilieu (België) (hierna: „FOD Volksgezondheid”) en Triferto Belgium NV (hierna: „Triferto”), gevestigd te Gent (België), over een geldboete die aan laatstgenoemde is opgelegd wegens niet-nakoming van de registratieverplichting voor stoffen van artikel 6, lid 1, van de Reach-verordening.

 Toepasselijke bepalingen

 Reach-verordening

3        De overwegingen 10, 16, 17 en 19 van de Reach-verordening luiden als volgt:

„(10)      Stoffen onder douanetoezicht die in tijdelijke opslag zijn, die met het oog op wederuitvoer in vrije zones of vrije entrepots zijn opgeslagen of die in transito zijn, worden niet gebruikt in de zin van deze verordening en moeten dus buiten het toepassingsgebied ervan worden gehouden. Het vervoer van gevaarlijke stoffen en gevaarlijke mengsels over het spoor, de weg, de binnenwateren, zee en door de lucht moet eveneens buiten de werkingssfeer van de verordening blijven, aangezien er reeds specifieke wetgeving op dat vervoer van toepassing is.

[...]

(16)      Deze verordening bevat specifieke eisen en verplichtingen voor fabrikanten, importeurs en downstreamgebruikers van stoffen als zodanig, in mengsels of voorwerpen. Deze verordening stoelt op het beginsel dat de industrie stoffen met zoveel verantwoordelijkheidsgevoel en zorg produceert, importeert of gebruikt of op de markt brengt als nodig is om ervoor te zorgen dat onder redelijkerwijs te verwachten omstandigheden de menselijke gezondheid en het milieu niet worden geschaad.

(17)      Alle beschikbare en relevante informatie over stoffen als zodanig, in mengsels of voorwerpen moet worden bijeengebracht om te helpen bij het in kaart brengen van gevaarlijke eigenschappen, en aanbevelingen betreffende risicobeheersmaatregelen moeten stelselmatig via toeleveringsketens worden doorgegeven, als redelijkerwijs noodzakelijk, om negatieve gevolgen voor de menselijke gezondheid en het milieu te voorkomen. [...]

[...]

(19)      Om deze redenen verplichten de registratiebepalingen de fabrikanten en importeurs ertoe gegevens te verzamelen over de stoffen die zij vervaardigen of invoeren, deze gegevens te gebruiken om de risico’s van deze stoffen te beoordelen en geschikte risicobeheersmaatregelen op te stellen en aan te bevelen. Om te zorgen dat zij deze verplichting ook nakomen, en omwille van de transparantie, moeten zij voor de registratie bij het Europees Agentschap voor chemische stoffen [(ECHA)] een dossier met al deze informatie indienen. Geregistreerde stoffen moeten op de interne markt kunnen circuleren.”

4        Artikel 1 van deze verordening heeft als opschrift „Doel en toepassingsgebied” en bepaalt in lid 1:

„Het doel van deze verordening is een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu, inclusief de bevordering van alternatieve beoordelingsmethoden voor gevaren van stoffen, alsmede het vrije verkeer van stoffen op de interne markt te waarborgen en tegelijkertijd het concurrentievermogen en de innovatie te vergroten.”

5        Artikel 2 van deze verordening, met als opschrift „Toepassing”, bepaalt in lid 1, onder b):

„Deze verordening is niet van toepassing op:

[...]

b)      stoffen, als zodanig of in een mengsel of voorwerp, die onder douanetoezicht vallen, tenzij zij worden bewerkt of verwerkt, en stoffen die in tijdelijke opslag zijn, zich in een vrije zone of een vrij entrepot bevinden met het oog op wederuitvoer, of in transito zijn”.

6        Artikel 3 van deze verordening heeft als opschrift „Definities” en bepaalt in de punten 10 tot en met 14 en in punt 24:

„In deze verordening wordt verstaan onder:

[...]

10.      ‚invoer’: het binnen het douanegebied van de Gemeenschap brengen;

11.      ‚importeur’: een in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor de invoer verantwoordelijk is;

12.      ‚in de handel brengen’: het aan een derde leveren of beschikbaar stellen, ongeacht of dit tegen betaling dan wel om niet geschiedt. Invoer wordt beschouwd als in de handel brengen;

13.      ‚downstreamgebruiker’: elke in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon, niet zijnde een fabrikant of importeur, die een stof, hetzij als zodanig, hetzij in een mengsel, gebruikt bij zijn industriële activiteiten of beroepsactiviteiten. [...];

14.      ‚distributeur’: elke in de Gemeenschap gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon, met inbegrip van detailhandelaren, die een stof, als zodanig of in een mengsel, uitsluitend bewaart en in de handel brengt ten behoeve van derden;

[...]

24.      ‚gebruik’: elke vorm van verwerking, formulering, verbruik, opslag, bewaring, behandeling, overbrenging in recipiënten, overbrenging van de ene recipiënt naar de andere, vermenging, vervaardiging van een voorwerp of elke andere gebruikmaking”.

7        Artikel 5 van de Reach-verordening heeft als opschrift „Zonder gegevens geen handel” en luidt als volgt:

„Onverminderd de artikelen 6, 7, 21 en 23 mogen stoffen als zodanig en stoffen in mengsels of in voorwerpen niet in de Gemeenschap worden vervaardigd of in de handel worden gebracht, tenzij deze, in de gevallen waarin dit vereist is overeenkomstig de desbetreffende bepalingen van deze titel, zijn geregistreerd.”

8        Artikel 6 („Algemene registratieplicht voor stoffen als zodanig of in mengsels”) van deze verordening bepaalt in lid 1:

„Behalve wanneer in deze verordening anders is bepaald, dient elke fabrikant of importeur die een stof, als zodanig of in een of meer mengsels, in hoeveelheden van 1 ton of meer per jaar vervaardigt of invoert, een registratie bij [ECHA] in.”

9        Artikel 10 van die verordening draagt het opschrift „Voor registratie in te dienen informatie” en luidt:

„Voor registratie als vereist bij artikel 6 of artikel 7, lid 1 of lid 5, moet de volgende informatie worden ingediend:

a)      een technisch dossier dat het volgende omvat:

[...]

[...]

b)      een chemischeveiligheidsrapport wanneer dat krachtens artikel 14 vereist is, volgens de indeling aangegeven in bijlage I. Indien de registrant zulks passend acht, kunnen de relevante paragrafen van dat rapport ook betrekking hebben op de relevante gebruiks- en blootstellingscategorieën.”

10      Artikel 21 van de Reach-verordening heeft als opschrift „Vervaardiging en invoer van stoffen” en bepaalt in lid 1, eerste alinea:

„Onverminderd artikel 27, lid 8, mag een registrant met de vervaardiging of invoer van een stof of voorwerp aanvangen of doorgaan, tenzij [ECHA] overeenkomstig artikel 20, lid 2, binnen drie weken na de datum van indiening anders bepaalt.”

11      Artikel 22 („Nadere verplichtingen van registranten”) van deze verordening bepaalt in lid 1:

„Na de registratie moet de registrant op eigen initiatief, zonder onnodige vertraging, zijn registratie aanpassen door relevante nieuwe informatie toe te voegen, en moet hij deze bij [ECHA] indienen bij:

[...]”

 Douanewetboek

12      Artikel 5 van verordening (EU) nr. 952/2013 van het Europees Parlement en van de Raad van 9 oktober 2013 tot vaststelling van het douanewetboek van de Unie (PB 2013, L 269, blz. 1; hierna: „douanewetboek”) heeft als opschrift „Definities” en bepaalt in de punten 3, 11 en 17:

„In dit wetboek wordt verstaan onder:

[...]

3)      ‚douanecontroles’: door de douaneautoriteiten verrichte specifieke handelingen voor het waarborgen van de naleving van de douanewetgeving en andere wetgeving betreffende het binnenbrengen, het uitgaan, de doorvoer, het overbrengen, de opslag en de bijzondere bestemming van goederen die tussen het douanegebied van de Unie en landen of gebieden daarbuiten worden vervoerd, en betreffende de aanwezigheid en het verkeer binnen het douanegebied van de Unie van niet-Uniegoederen en goederen die onder de regeling bijzondere bestemming zijn geplaatst;

[...]

11)      ‚aangifte tot tijdelijke opslag’: de handeling waarbij een persoon in de voorgeschreven vorm en op de voorgeschreven wijze kenbaar maakt dat hij goederen in tijdelijke opslag plaatst;

[...]

17)      ‚tijdelijke opslag’: de toestand van tijdelijk onder douanetoezicht opgeslagen niet-Uniegoederen tussen het moment waarop zij bij de douane zijn aangebracht en het moment waarop zij onder een douaneregeling zijn geplaatst of zijn weder uitgevoerd”.

13      Het regime voor tijdelijke opslag van goederen is geregeld in de artikelen 144 tot en met 152 van het douanewetboek, die zijn opgenomen in afdeling 3 van hoofdstuk 2 van titel IV van dit wetboek. Op grond van dit regime zijn goederen die niet afkomstig zijn uit de Europese Unie (hierna: „niet-Uniegoederen”) in tijdelijke opslag vanaf het moment dat zij bij de douane worden aangebracht. Deze goederen kunnen ten hoogste 90 dagen onder dit regime blijven.

14      De regeling douanevervoer is geregeld in de artikelen 226 tot en met 236 van dat wetboek, die deel uitmaken van afdeling 1 van hoofdstuk 2 van titel VII van dat wetboek. Zij omvat ten eerste de regeling extern douanevervoer, op grond waarvan niet-Uniegoederen kunnen worden vervoerd tussen twee plaatsen in het douanegebied van de Unie zonder dat zij aan invoerrechten, andere heffingen of handelspolitieke maatregelen worden onderworpen. Ten tweede omvat zij de regeling intern douanevervoer, waaronder Uniegoederen van de ene plaats in dat douanegebied naar een andere plaats in dat douanegebied kunnen worden vervoerd via een buiten dat douanegebied gelegen land of gebied, zonder wijziging van hun douanestatus.

15      De regeling douane-entrepot is neergelegd in de artikelen 240 tot en met 242 van het douanewetboek, die zijn opgenomen in afdeling 2 van hoofdstuk 3 van titel VII van dit wetboek. Deze regeling maakt het mogelijk niet-Uniegoederen op te slaan in daartoe door de douaneautoriteiten goedgekeurde en onder toezicht van de douaneautoriteiten staande ruimten of andere locaties, zogenoemde „douane-entrepots”. De douane-entrepots kunnen worden gebruikt voor de opslag van goederen, ofwel door iedereen („publiek douane‑entrepot”), ofwel door de houders van een vergunning douane‑entrepot („particulier douane-entrepot”).

16      Afdeling 3 van hoofdstuk 3 van titel VII van dat wetboek bevat de artikelen 243 tot en met 249, die betrekking hebben op de douaneregeling van de vrije zone, waaronder goederen worden geplaatst onder opschorting van onder meer rechten bij invoer en andere belastingen.

 Hoofdgeding en prejudiciële vragen

17      In 2019 heeft Triferto meer dan 1 ton ureum besteld bij Dreymoor Fertilizers Overseas PTE LTD, gevestigd te Singapore. Dit was afkomstig uit een derde land en de overeengekomen plaats van levering was Gent. Op verzoek van laatstgenoemde vennootschap heeft Belor-Eurofert GmbH (hierna: „Belor”), gevestigd te Bamberg (Duitsland), de in het hoofdgeding aan de orde zijnde lading ureum fysiek in de Unie binnengebracht en deze opgeslagen in een douane‑entrepot te Gent. Belor had eerder bij ECHA een registratie voor het in het hoofdgeding aan de orde zijnde ureum ingediend, waarbij zij stelde importeur te zijn in de zin van artikel 6, lid 1, van de Reach‑verordening, en er de douaneaangifte voor gedaan.

18      Na een controle op de naleving van de Reach-verordening op 11 februari 2020 heeft de FOD Volksgezondheid zich op het standpunt gesteld dat Triferto, en niet Belor, als importeur in de zin van artikel 3 juncto artikel 6 van de Reach-verordening moest worden aangemerkt. Aangezien de FOD Volksgezondheid van mening was dat Triferto het in het hoofdgeding aan de orde zijnde ureum had moeten registreren, heeft hij haar een geldboete van 32 856 EUR opgelegd.

19      Triferto en de FOD Volksgezondheid hebben zich bij gezamenlijk verzoekschrift, neergelegd op 10 februari 2022, gewend tot de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, de verwijzende rechter.

20      Onder verwijzing naar de relevante bepalingen van het Unierecht vraagt deze rechter zich af hoe het begrip „importeur” in de zin van artikel 3, punt 11, van de Reach-verordening moet worden uitgelegd, aangezien dit begrip volgens hem van doorslaggevend belang is voor de juiste toepassing van artikel 6, lid 1, van deze verordening.

21      Bovendien vraagt de verwijzende rechter zich af hoe artikel 2, lid 1, onder b), van die verordening moet worden uitgelegd. Volgens die bepaling is de verordening niet van toepassing op stoffen, als zodanig of in een mengsel of voorwerp, die onder douanetoezicht vallen, tenzij zij worden bewerkt of verwerkt, en stoffen die in tijdelijke opslag zijn, zich in een vrije zone of een vrij entrepot bevinden met het oog op wederuitvoer, of in transito zijn.

22      De verwijzende rechter merkt op dat volgens de FOD Volksgezondheid het begrip „importeur” in de zin van de Reach‑verordening aldus moet worden uitgelegd dat het ziet op degene die de stof rechtstreeks in een derde land heeft gekocht en niet op degene die deze stof in de Unie heeft binnengebracht en/of vervoerd. De FOD Volksgezondheid baseert zich in dit verband op de uitleg op de website van ECHA.

23      De verwijzende rechter wijst erop dat Triferto daarentegen betoogt dat de onderneming die verantwoordelijk is voor het fysiek binnenbrengen van de betrokken stof moet worden beschouwd als de importeur ervan, los van degene die deze heeft aangekocht. Deze onderneming betoogt tevens dat het de betrokken ondernemingen vrijstaat om overeen te komen dat de onderneming die de douaneaangifte doet, de importeur is in de zin van de Reach-verordening en dus verantwoordelijk is voor de registratie bij ECHA, of dat de eindverantwoordelijkheid voor de invoer berust bij een andere onderneming dan de expediteur of de logistieke dienstverlener, in welk geval die onderneming de importeur in de zin van die verordening is. Triferto baseert zich hierbij op een door de Nederlandse autoriteiten op internet gepubliceerde factsheet over die verordening en importeurs.

24      In deze omstandigheden heeft de rechtbank van eerste aanleg Oost-Vlaanderen, afdeling Gent, de behandeling van de zaak geschorst en het Hof de volgende prejudiciële vragen gesteld:

„1)      Dienen de artikelen 6.1, 3.10, 3.11 van de Reach-verordening aldus te worden uitgelegd dat er een registratieplicht rust op diegene die de stof bij een niet EU-fabrikant bestelt/aankoopt, ook al worden alle regelingen met het oog op het fysiek binnen het douanegebied van de Unie brengen feitelijk getroffen door een derde partij die ook uitdrukkelijk bevestigt hiervoor verantwoordelijk te zijn?

Is het voor de beantwoording van vermelde vraag relevant of de hoeveelheid die wordt besteld/aangekocht slechts een deel (maar wel meer dan 1 ton) betreft van een grotere lading van dezelfde stof van dezelfde niet-EU-fabrikant die door deze derde partij binnen het douanegebied van de Unie wordt gebracht om aldaar in douane-entrepot te worden ingeslagen?

2)      Dient artikel 2.1.b) van de Reach-Verordening aldus te worden uitgelegd dat ook stof die wordt ingeslagen in douane-entrepot (middels plaatsing onder de regeling J – code 71 00 in vak 37 van het enige document) buiten het toepassingsgebied van de Reach-verordening blijft, totdat zij in een latere fase wordt uitgeslagen en onder een andere douaneregeling wordt geplaatst (bv. het in het vrije verkeer brengen)?

In het bevestigend geval, dienen de artikelen 6.1 en 3.10 en 3.11 van de Reach-verordening aldus te worden begrepen dat de verplichting tot registratie in die omstandigheid rust op diegene die de stof rechtstreeks heeft gekocht buiten de Unie en deze afroept (zonder dat hij de stof eerder fysiek binnen het douanegebied van de Unie heeft binnengebracht), ook indien de stof reeds werd geregistreerd door de derde onderneming die ze eerder fysiek binnen het douanegebied van de Unie heeft gebracht?”

 Beantwoording van de prejudiciële vragen

 Eerste deel van de tweede vraag

25      Met het eerste deel van zijn tweede vraag, die als eerste moet worden onderzocht, wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 2, lid 1, onder b), van de Reach-verordening aldus moet worden uitgelegd dat de in deze bepaling neergelegde uitsluiting van het toepassingsgebied van deze verordening enkel van toepassing is op stoffen, als zodanig of in een mengsel of voorwerp, die onder douanetoezicht vallen en niet worden bewerkt of verwerkt, wanneer die stoffen zich in een van de situaties bevinden die uitdrukkelijk in die bepaling worden genoemd.

26      Volgens artikel 2, lid 1, onder b), van de Reach-verordening is deze verordening niet van toepassing op stoffen „die onder douanetoezicht vallen, tenzij zij worden bewerkt of verwerkt, en [...] die in tijdelijke opslag zijn, zich in een vrije zone of een vrij entrepot bevinden met het oog op wederuitvoer, of in transito zijn”.

27      Hieruit volgt dat de Reach-verordening niet van toepassing is op bij de douane aangebrachte stoffen die aan een dubbele voorwaarde voldoen, te weten, ten eerste, dat deze stoffen niet worden bewerkt of verwerkt en, ten tweede, dat zij zich in een van de in die bepaling bedoelde situaties bevinden.

28      In casu blijkt uit de precisering van de verwijzende rechter in zijn tweede vraag dat de in het hoofdgeding aan de orde zijnde stof door de douane is gecontroleerd en daarbij onder de regeling J, code 71 00, vak 37, van het enige document is geplaatst. Die code geeft aan dat die stof onder de regeling douane-entrepot (71) werd geplaatst en dat er geen voorafgaande douaneregeling was (00).

29      Zoals in punt 27 van het onderhavige arrest is opgemerkt, is voor de toepassing van de uitsluiting van het toepassingsgebied van de Reach-verordening als bedoeld in artikel 2, lid 1, onder b), van deze verordening met name noodzakelijk dat de betrokken stof zich in een van de in die bepaling bedoelde situaties bevindt, namelijk tijdelijke opslag, plaatsing in een vrije zone of in een vrij entrepot met het oog op de wederuitvoer ervan, of in transito.

30      Aangezien het bij de regeling douane-entrepot niet om een van deze situaties gaat, moet ervan worden uitgegaan dat de verwijzende rechter in essentie wenst te vernemen of de regeling douane-entrepot van de artikelen 240 tot en met 242 van het douanewetboek, die zijn opgenomen in afdeling 2 van hoofdstuk 3 van titel VII van dat wetboek, voor de afbakening van het toepassingsgebied van de Reach-verordening niettemin met een van die situaties kan worden gelijkgesteld.

31      Wat in de eerste plaats de tijdelijke opslag betreft, zij opgemerkt dat daarnaar wordt verwezen in artikel 5, punten 11 en 17, van het douanewetboek en dat dit wordt geregeld in de artikelen 144 tot en met 152 van dit wetboek, die deel uitmaken van afdeling 3 van hoofdstuk 2 van titel IV van dat wetboek. Zoals de advocaat-generaal in punt 34 van haar conclusie heeft opgemerkt, is deze toestand een alternatief voor de plaatsing van goederen onder een douaneregeling, en dus ook voor opslag in een douane-entrepot, zodat laatstgenoemde regeling niet kan worden gelijkgesteld met tijdelijke opslag.

32      Wat in de tweede plaats de regeling betreft voor het plaatsen van goederen in een vrije zone zoals vermeld in artikel 2, lid 1, onder b), van de Reach-verordening, zij opgemerkt dat deze regeling weliswaar, net als het douane-entrepot, onder de opslagregelingen van hoofdstuk 3 van titel VII van het douanewetboek valt, maar dat zij niettemin wordt vastgelegd in een andere afdeling van dat hoofdstuk, namelijk in afdeling 3 ervan, die de artikelen 243 tot en met 249 van dat wetboek bevat. Zoals de advocaat-generaal in punt 35 van haar conclusie heeft opgemerkt, sluiten deze twee douaneregelingen elkaar dus uit.

33      Wat in de derde plaats de regeling van het vrije entrepot betreft, die eveneens wordt vermeld in artikel 2, lid 1, onder b), van de Reach‑verordening, hoeft slechts te worden opgemerkt, zoals de advocaat-generaal in punt 36 van haar conclusie heeft gedaan, dat deze regeling ten tijde van de feiten van het hoofdgeding niet meer in het douanewetboek was opgenomen.

34      In de vierde en laatste plaats vormt de regeling douanevervoer, zoals de advocaat-generaal in punt 38 van haar conclusie heeft aangegeven, een specifieke douaneregeling die verschilt van de opslagregelingen, die valt onder hoofdstuk 2 van titel VII van het douanewetboek, en die om die reden evenmin kan worden gelijkgesteld met de regeling douane-entrepot.

35      Hieruit volgt dat de regeling douane-entrepot een specifieke douaneregeling is die niet kan worden gelijkgesteld met een van de in artikel 2, lid 1, onder b), van de Reach-verordening opgesomde situaties.

36      Aangezien deze bepaling niet van toepassing is op stoffen die onder de regeling douane-entrepot vallen, vallen deze stoffen dus binnen het toepassingsgebied van de Reach-verordening, zodat zij moeten worden geacht te zijn ingevoerd in de zin van artikel 3, punt 10, van die verordening zodra zij voor het eerst fysiek binnen het douanegebied van de Unie worden gebracht.

37      De slotsom in punt 35 van dit arrest vindt steun in de doelstellingen van de Reach-verordening en in de in artikel 5 van deze verordening neergelegde regel „zonder gegevens geen handel”.

38      In dit verband is het doel van de Reach-verordening volgens artikel 1, lid 1, ervan „een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu, inclusief de bevordering van alternatieve beoordelingsmethoden voor gevaren van stoffen, alsmede het vrije verkeer van stoffen op de interne markt te waarborgen en tegelijkertijd het concurrentievermogen en de innovatie te vergroten”. Voorts verbiedt artikel 5 van deze verordening in beginsel het in de handel brengen van een stof, tenzij die, in de gevallen waarin dit vereist is, overeenkomstig de relevante bepalingen van deze verordening is geregistreerd. Volgens artikel 3, punt 12, van die verordening wordt invoer beschouwd als in de handel brengen.

39      Volgens de rechtspraak van het Hof beoogt de Reach-verordening niet de uitvoer van stoffen te regelen, maar stelt zij een rechtskader vast dat van toepassing is op fabrikanten, importeurs en downstreamgebruikers wanneer zij stoffen produceren, invoeren, in de handel brengen of gebruiken teneinde het vrije verkeer van goederen en een hoog niveau van bescherming van de gezondheid van de mens en het milieu op de interne markt te waarborgen (zie in die zin arrest van 27 april 2017, Pinckernelle, C‑535/15, EU:C:2017:315, punt 43). Mits is voldaan aan de in artikel 2, lid 1, onder b), van deze verordening gestelde voorwaarde dat er geen sprake is van bewerking of verwerking moet worden geoordeeld dat, zoals blijkt uit overweging 10 van die verordening, de stoffen die zich in een van de in die bepaling bedoelde situaties bevinden, in dat stadium niet in de Unie worden gebruikt. De uitsluiting van het toepassingsgebied waarin die bepaling voorziet, is dus gebaseerd op de omstandigheid dat het weinig waarschijnlijk is dat de aan die stoffen verbonden risico’s zich in de Unie voordoen.

40      Bijgevolg moet op het eerste deel van de tweede vraag worden geantwoord dat artikel 2, lid 1, onder b), van de Reach-verordening aldus moet worden uitgelegd dat de in deze bepaling neergelegde uitsluiting van het toepassingsgebied van deze verordening enkel van toepassing is op stoffen, als zodanig of in een mengsel of voorwerp, die onder douanetoezicht vallen en niet worden bewerkt of verwerkt, wanneer die stoffen zich in een van de situaties bevinden die uitdrukkelijk in die bepaling worden genoemd.

41      Gelet op het antwoord op het eerste deel van de tweede vraag, behoeft het tweede deel ervan geen beantwoording.

 Eerste vraag

42      Met zijn eerste vraag wenst de verwijzende rechter in wezen te vernemen of artikel 3, punten 10 en 11, en artikel 6 van de Reach-verordening aldus moeten worden uitgelegd dat de koper van meer dan 1 ton per jaar van een in de Unie ingevoerde stof die binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt, niet verplicht is om zelf de registratie voor die stof in te dienen wanneer een andere in de Unie gevestigde persoon de verantwoordelijkheid voor de invoer van die stof in de Unie op zich heeft genomen.

43      Krachtens artikel 6, lid 1, van de Reach-verordening staat het aan de importeur van een stof in hoeveelheden van 1 ton of meer per jaar om een registratie bij ECHA in te dienen.

44      In dit verband volgt uit de bewoordingen van artikel 3, punten 10 en 11, van de Reach-verordening dat voor de toepassing van deze verordening onder „invoer” wordt verstaan „het binnen het douanegebied van de [Unie] brengen” en dat onder „importeur” wordt verstaan „een in de [Unie] gevestigde natuurlijke persoon of rechtspersoon die voor de invoer verantwoordelijk is”.

45      Zoals de advocaat-generaal in de punten 48 en 49 van haar conclusie heeft opgemerkt, kan weliswaar niet worden uitgesloten dat meerdere in de Unie gevestigde natuurlijke personen of rechtspersonen verantwoordelijk kunnen worden geacht voor het fysiek binnen het douanegebied van de Unie brengen van stoffen, maar kan een dergelijke omstandigheid niet leiden tot een uitlegging van artikel 3, punt 11, en artikel 6 van de Reach-verordening in die zin dat elk van deze personen een registratie voor die stoffen moet indienen.

46      Het is juist dat deze bepalingen, gelezen in het licht van overweging 17 van die verordening, beogen dat alle beschikbare relevante informatie over de onder die verordening vallende stoffen wordt bijeengebracht om te helpen bij het in kaart brengen van gevaarlijke eigenschappen van die stoffen. Derhalve moet elke hoeveelheid van 1 ton of meer per jaar van een dergelijke stof die in de Unie wordt geproduceerd of ingevoerd, worden geregistreerd. Om dit doel te bereiken is het evenwel niet noodzakelijk dat meerdere personen die als „importeur” kunnen worden aangemerkt, in het kader van dezelfde invoer een registratie van de betrokken stoffen indienen. Op voorwaarde dat de registratie volledig is, is het voldoende dat slechts één van deze personen aan de uit artikel 6, lid 1, van deze verordening voortvloeiende verplichting voldoet.

47      In casu blijkt uit het dossier waarover het Hof beschikt dat alleen Belor en Triferto onder het begrip „importeur” in de zin van artikel 3, punt 11, van de Reach-verordening kunnen vallen.

48      In dit verband moet worden opgemerkt dat het richtsnoer voor registratie van ECHA, volgens hetwelk de importeur moet worden geïdentificeerd aan de hand van de omstandigheden van elk individueel geval, in de praktijk weliswaar een zeker nut kan hebben door aanwijzingen te verstrekken aan de hand waarvan degene die „voor de invoer verantwoordelijk” is in de zin van artikel 3, punt 11, van de Reach-verordening kan worden geïdentificeerd, maar dat dit niet wegneemt dat dit richtsnoer niet bindend is (zie in die zin arrest van 10 september 2015, FCD en FMB, C‑106/14, EU:C:2015:576, punt 29).

49      Zoals de advocaat-generaal in de punten 51 tot en met 53 van haar conclusie in wezen heeft benadrukt, volgt uit dat richtsnoer bovendien dat, hoewel de persoon die verantwoordelijk is voor de invoer van een stof vaak diegene is voor wie de stof is bestemd, niet kan worden uitgesloten dat de persoon die deze invoer regelt of zelfs de verkoper van die stof, deze verantwoordelijkheid op zich neemt.

50      Bijgevolg kan voormeld richtsnoer niet worden ingeroepen om uit te sluiten dat een persoon in de toeleveringsketen onder bepaalde voorwaarden de verantwoordelijkheid op zich neemt voor de invoer en de registratie van een stof op grond van de Reach-verordening.

51      De verantwoordelijkheid voor de invoer en de registratie van een ingevoerde stof mag evenwel niet worden overgenomen om de uit de Reach-verordening voortvloeiende verplichtingen te omzeilen door de hoeveelheid van die stof zo over verschillende importeurs te verdelen dat de aldus aan elk van hen toegewezen hoeveelheid lager is dan de drempel voor de registratieplicht of een van de drempels voor nadere informatieverstrekking.

52      Bovendien volgt uit artikel 10 van de Reach-verordening dat de registratie van een stof vergezeld moet gaan van een volledig en gedetailleerd dossier over die stof en van een chemischeveiligheidsrapport voor die stof, en volgt uit artikel 22, lid 1, eerste alinea, van deze verordening dat de registrant in bepaalde omstandigheden op eigen initiatief, zonder onnodige vertraging, zijn registratie moet aanpassen door relevante nieuwe informatie toe te voegen, die hij bij ECHA moet indienen.

53      Hieruit volgt, zoals de advocaat-generaal in punt 56 van haar conclusie heeft opgemerkt, dat de overname van de verantwoordelijkheid voor de invoer van een stof in de zin van artikel 3, punt 10, van de Reach-verordening het gerechtvaardigde vertrouwen vooronderstelt van alle bij die invoer betrokken marktdeelnemers dat de persoon die de verantwoordelijkheid voor de registratie van die stof op zich neemt, over de nodige kennis en capaciteiten beschikt om de uit de artikelen 10 en 22 van die verordening voortvloeiende verplichtingen na te komen. Deze marktdeelnemers moeten dus de nodige zorgvuldigheid betrachten door zich vóór die invoer ervan te vergewissen dat die persoon de betreffende hoeveelheid van de stof daadwerkelijk bij ECHA heeft geregistreerd.

54      Aangezien niets in het dossier waarover het Hof beschikt erop wijst dat Belor de verantwoordelijkheid voor de invoer van de in het hoofdgeding aan de orde zijnde stof op zich heeft genomen om de verplichtingen van de Reach-verordening te omzeilen en gesteld dat wordt aangetoond dat de door deze onderneming ingediende registratie betrekking had op de stof zoals deze bij die invoer aan de orde was, en dienaangaande voorzag in volledige informatie, hetgeen ter beoordeling van de verwijzende rechter staat, kan in casu niet worden vastgesteld dat Triferto verplicht was deze stof zelf te registreren.

55      Uit een en ander volgt dat artikel 3, punten 10 en 11, en artikel 6 van de Reach-verordening aldus moeten worden uitgelegd dat de koper van meer dan 1 ton per jaar van een in de Unie ingevoerde stof die binnen het toepassingsgebied van deze verordening valt, niet verplicht is om zelf de registratie voor die stof in te dienen wanneer een andere in de Unie gevestigde persoon de verantwoordelijkheid voor de invoer van die stof in de Unie op zich heeft genomen, deze persoon die registratie heeft ingediend en niets erop wijst dat de verplichtingen in verband met het bij die verordening ingestelde registratiesysteem zijn omzeild.

 Kosten

56      Ten aanzien van de partijen in het hoofdgeding is de procedure als een aldaar gerezen incident te beschouwen, zodat de nationale rechterlijke instantie over de kosten heeft te beslissen. De door anderen wegens indiening van hun opmerkingen bij het Hof gemaakte kosten komen niet voor vergoeding in aanmerking.

Het Hof (Vierde kamer) verklaart voor recht:

1)      Artikel 2, lid 1, onder b), van verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (Reach), tot oprichting van een Europees Agentschap voor chemische stoffen, houdende wijziging van richtlijn 1999/45/EG en houdende intrekking van verordening (EEG) nr. 793/93 van de Raad en verordening (EG) nr. 1488/94 van de Commissie alsmede richtlijn 76/769/EEG van de Raad en de richtlijnen 91/155/EEG, 93/67/EEG, 93/105/EG en 2000/21/EG van de Commissie, zoals gewijzigd bij verordening (EG) nr. 1272/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008,

moet aldus worden uitgelegd dat

de in deze bepaling neergelegde uitsluiting van het toepassingsgebied van verordening nr. 1907/2006, zoals gewijzigd, enkel van toepassing is op stoffen, als zodanig of in een mengsel of voorwerp, die onder douanetoezicht vallen en niet worden bewerkt of verwerkt, wanneer die stoffen zich in een van de situaties bevinden die uitdrukkelijk in die bepaling worden genoemd.

2)      Artikel 3, punten 10 en 11, en artikel 6 van verordening nr. 1907/2006, zoals gewijzigd bij verordening nr. 1272/2008,

moeten aldus worden uitgelegd dat

de koper van meer dan 1 ton per jaar van een in de Europese Unie ingevoerde stof die binnen het toepassingsgebied van verordening nr. 1907/2006, zoals gewijzigd, valt, niet verplicht is om zelf de registratie voor die stof in te dienen wanneer een andere in de Unie gevestigde persoon de verantwoordelijkheid voor de invoer van die stof in de Unie op zich heeft genomen, deze persoon die registratie heeft ingediend en niets erop wijst dat de verplichtingen in verband met het bij die verordening ingestelde registratiesysteem zijn omzeild.

Lycourgos

Spineanu-Matei

Bonichot

Rodin

 

Rossi

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 11 april 2024.

De griffier

 

De kamerpresident

A. Calot Escobar

 

C. Lycourgos


*      Procestaal: Nederlands.