Language of document :

Arrest van het Hof (Grote kamer) van 26 februari 2013 (verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door het Tribunal Constitucional - Spanje) - Strafzaak tegen Stefano Melloni

(Zaak C-399/11)

(Politiële en justitiële samenwerking in strafzaken - Europees aanhoudingsbevel - Procedures van overlevering tussen lidstaten - Beslissingen gegeven na proces waarop betrokkene niet in persoon is verschenen - Uitvoering van bij verstek opgelegde straf - Mogelijkheid van herziening van vonnis)

Procestaal: Spaans

Verwijzende rechter

Tribunal Constitucional

Partijen in het hoofdgeding

Strafzaak tegen: Stefano Melloni

Andere partij: Ministerio Fiscal

Voorwerp

Verzoek om een prejudiciële beslissing - Tribunal Constitucional - Uitlegging van artikel 4 bis van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten (PB L 190, blz. 1), zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009 tot wijziging van kaderbesluit 2002/584/JBZ, kaderbesluit 2005/214/JBZ, kaderbesluit 2006/783/JBZ, kaderbesluit 2008/909/JBZ en kaderbesluit 2008/947/JBZ en tot versterking van de procedurele rechten van personen, tot bevordering van de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op beslissingen gegeven ten aanzien van personen die niet verschenen zijn tijdens het proces (PB L 81, blz. 24), en van de artikelen 47, 48 en 53 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie - Beslissingen gegeven na een proces waarop de betrokkene niet in persoon is verschenen - Uitvoering van een bij verstek opgelegde straf - Mogelijkheid van herziening van het vonnis

Dictum

Artikel 4 bis, lid 1, van kaderbesluit 2002/584/JBZ van de Raad van 13 juni 2002 betreffende het Europees aanhoudingsbevel en de procedures van overlevering tussen de lidstaten, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299/JBZ van de Raad van 26 februari 2009, moet aldus worden uitgelegd dat het zich ertegen verzet dat de uitvoerende rechterlijke autoriteit in de in die bepaling omschreven gevallen de tenuitvoerlegging van een Europees aanhoudingsbevel voor de uitvoering van een straf afhankelijk stelt van de voorwaarde dat de veroordeling bij verstek in de uitvaardigende lidstaat kan worden herzien.

Artikel 4 bis, lid 1, van kaderbesluit 2002/584, zoals gewijzigd bij kaderbesluit 2009/299, is verenigbaar met de eisen die voortvloeien uit de artikelen 47 en 48, lid 2, van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie.

Artikel 53 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie moet aldus worden uitgelegd dat een lidstaat de overlevering van een bij verstek veroordeelde niet afhankelijk mag stellen van de voorwaarde dat de veroordeling in de uitvaardigende lidstaat kan worden herzien om te voorkomen dat inbreuk wordt gemaakt op het recht op een eerlijk proces en de rechten van de verdediging, welke in zijn grondwet zijn gewaarborgd.

____________

1 - PB C 290 van 1.10.2011.