Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 22 april 2022 door Michaël Julien tegen de beschikking van het Gerecht (Tiende kamer) van 24 februari 2022 in zaak T-442/21, Rhiannon Thomas en Michaël Julien/Raad van de Europese Unie

(Zaak C-285/22 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirant: Michaël Julien (vertegenwoordigers: J. Fouchet en J.-N. Caubet-Hilloutou, avocats)

Andere partij in de procedure: Raad van de Europese Unie

Conclusies

vernietiging van beschikking T-442/21 van 24 februari 2022 van het Gerecht van de Europese Unie;

nietigverklaring van besluit 2021/6891 van de Raad van de Europese Unie van 29 april 2021, voor zover artikel Comprov16 van de op 30 december 2020 door de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk ondertekende handelsovereenkomst daarbij wordt goedgekeurd en voor zover het vrije verkeer van Britse onderdanen met nauwe familie- en vermogensbanden op het grondgebied van de Europese Unie bij deze overeenkomst niet wordt gehandhaafd;

verwijzing van de Europese Unie in alle kosten van de procedure, met inbegrip van de advocatenkosten ten belope van 5 000 EUR.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van zijn hogere voorziening voert rekwirant aan dat de organisatie van de terugtrekking van het Verenigd Koninkrijk uit de Europese Unie restrictief is opgevat met betrekking tot de rechten van personen en dat het feit dat de handelsovereenkomst geen rekening houdt met de rechten van particulieren, invloed heeft op zijn situatie van Brits onderdaan van Franse origine, die Franse familie heeft en in Frankrijk eigenaar is van een gebouw waar hij regelmatig meer dan 90 dagen verblijft.

Bijgevolg heeft rekwirant een belang op basis waarvan hij bevoegd is om in rechte op te treden tegen het besluit om de handels- en samenwerkingsovereenkomst te sluiten en heeft het Gerecht artikel 263 VWEU geschonden door deze bevoegdheid niet te erkennen, hetgeen het Hof ertoe moet brengen de beschikking van het Gerecht te vernietigen en de zaak ten gronde te beslechten.

Inzonderheid heeft het Gerecht blijk gegeven van onjuiste rechtsopvattingen bij zijn beoordeling van de in artikel 263, vierde alinea, VWEU vastgestelde criteria voor de ontvankelijkheid van een beroep. Immers, ten eerste zijn de bestreden handelingen, als handelingen van algemene strekking die niet volgens de wetgevingsprocedure worden vastgesteld, wel degelijk regelgevingshandelingen; ten tweede brengt de handelsovereenkomst, aangezien deze niets vaststelt voor Britse onderdanen die nog nauwe persoonlijke, familiale of vermogensbanden met de Europese Unie hebben, voor hen geen uitvoeringsmaatregelen met zich mee.

Bovendien is zelfs voldaan aan het criterium dat de individuele situatie van rekwirant rechtstreeks wordt geraakt, aangezien de handelsovereenkomst hem het recht ontzegt op eerbiediging van zijn privéleven en familie- en gezinsleven, op rechtszekerheid en op vreedzaam en vrij gebruik van zijn eigendomsrecht, die afhankelijk zijn van zijn recht op vrij verkeer, aangezien deze handelsovereenkomst geen bepalingen bevat voor de beperkte kring van mensen die zich in dezelfde situatie bevinden.

Bijgevolg wordt rekwirant op voldoende individuele wijze geraakt door de lacunes in de handelsovereenkomst die betrekking hebben op het vrije verkeer van Britse onderdanen die nog nauwe persoonlijke, familiale of vermogensbanden op het grondgebied van de Europese Unie hebben.

____________

1     Besluit (EU) 2021/689 van de Raad van 29 april 2021 betreffende de sluiting, namens de Unie, van de Handels- en samenwerkingsovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie, enerzijds, en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland, anderzijds, en van de Overeenkomst tussen de Europese Unie en het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland inzake beveiligingsprocedures voor de uitwisseling en bescherming van gerubriceerde gegevens (PB 2021, L 149, blz. 2).