Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 11 november 2022 door Helsingin Bussiliikenne Oy tegen het arrest van het Gerecht (Zesde kamer - uitgebreid) van 14 september 2022 in zaak T-603/19, Helsingin Bussiliikenne Oy / Europese Commissie

(Zaak C-697/22 P)

Procestaal: Fins

Partijen

Rekwirante: Helsingin Bussiliikenne Oy (vertegenwoordigers: O. Hyvönen en N. Rosenlund, advocaten)

Andere partijen in de procedure: Europese Commissie, Republiek Finland, Nobina Oy en Nobina AB

Conclusies

het arrest van het Gerecht van de Europese Unie van 14 september 2022 in de zaak T-603/191 in zijn geheel vernietigen;

de door rekwirante voor het Gerecht geformuleerde vorderingen volledig toewijzen om de in de hogere voorziening uiteengezette redenen, en

de Europese Commissie verwijzen in de kosten die rekwirante zijn opgekomen in de procedure bij het Gerecht van de Europese Unie en bij het Hof van Justitie van de Europese Unie, vermeerderd met wettelijke rente.

Middelen en voornaamste argumenten

Het Gerecht van de Europese Unie (hierna: „Gerecht”) heeft een met het Unierecht strijdig arrest gewezen in de zaak T-603/19 en heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door het beroep van Helsingin Bussiliikenne Oy af te wijzen.

Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste opvatting bij zijn uitspraak over het eerste middel, waarbij verzoekster heeft aangevoerd dat er sprake is van een wezenlijke procedurefout, namelijk dat het bestreden besluit van de Commissie is vastgesteld in strijd met verzoeksters procedurele rechten.

Het Gerecht heeft ook blijk gegeven van een onjuiste opvatting bij zijn uitspraak over het vierde middel, voor zover het betrekking heeft op de eerbiediging van het evenredigheidsbeginsel.

Het arrest van het Gerecht is in strijd met artikel 108, lid 2, VWEU en artikel 6, lid 1, van verordening (EU) 2015/1589 van de Raad tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie1 (uitvoeringsverordening) en schendt Unierechtelijke beginselen, het recht van eenieder om in een hem betreffende zaak te worden gehoord en het evenredigheidsbeginsel.

Het recht om in rechte te worden gehoord in een bestuursrechtelijke procedure is een grondrecht. Indien de betrokken partij vóór de vaststelling van het voor haar nadelige besluit niet de gelegenheid wordt geboden om te worden gehoord, is er sprake van een wezenlijke procedurefout.

De te hoog geraamde terugvordering is in strijd met het evenredigheidsbeginsel en druist in tegen het doel van de terugvordering. Indien de terugvordering betrekking heeft op de verkrijger van de onderneming, moet steeds worden onderzocht in hoeverre hij mogelijkerwijs nog steeds onrechtmatige staatssteun ontvangt, of moet het bedrag van het overgedragen voordeel worden onderzocht.

____________

1 EU:T:2022:555.

1 Verordening (EU) 2015/1589 van de Raad van 13 juli 2015 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van artikel 108 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (PB 2015, L 248, blz. 9).