Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 4 januari 2024 door BNP Paribas Public Sector SA tegen het arrest van het Gerecht (Zevende kamer) van 25 oktober 2023 in zaak T-688/21, BNP Paribas Public Sector / GAR

(Zaak C-4/24 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirante: BNP Paribas Public Sector SA (vertegenwoordigers: A. Champsaur, A. Delors, avocates)

Andere partijen in de procedure: Gemeenschappelijke afwikkelingsraad (GAR), Franse Republiek, Fédération bancaire française.

Conclusies

Rekwirante verzoekt het Hof:

het arrest van het Gerecht van 25 oktober 2023, BNP Paribas Public Sector / GAR (T-688/21) te vernietigen;

de conclusies toe te wijzen die BNP Paribas Public Sector in eerste aanleg voor het Gerecht heeft aangevoerd betreffende de onherroepelijke betalingstoezeggingen die zij met de GAR is aangegaan voor de bijdrageperioden van 2016 tot en met 2021;

de GAR te verwijzen in alle kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

In de eerste plaats wordt het Gerecht verweten blijk te hebben gegeven van meerdere onjuiste rechtsopvattingen.

Ten eerste heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door artikel 7, lid 3, van verordening (EU) 2015/811 uit te leggen op een wijze die niet in overeenstemming is met de uitleggingsbeginselen van het Unierecht.

Ten tweede heeft het Gerecht artikel 70, lid 1, van verordening (EU) nr. 806/20141 , artikel 7, leden 2 en 3, van uitvoeringsverordening 2015/81, alsook het beginsel van gelijke behandeling geschonden.

Ten derde heeft de redenering van het Gerecht geen rechtsgrondslag voor zover deze redenering is gebaseerd op artikel 69, lid 1, en artikel 70, lid 4, van verordening nr. 806/2014.

Ten vierde heeft het Gerecht artikel 7, lid 3, van uitvoeringsverordening 2015/81 onjuist opgevat en elk nuttig effect ervan ontnomen en heeft het artikel 7, lid 2, van die verordening onjuist opgevat.

Ten vijfde heeft het Gerecht blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door aan de algemene bepalingen van artikel 70, lid 4, van verordening nr. 806/2014 en van artikel 7, lid 1, van uitvoeringsverordening 2015/81 voorrang te geven boven de bijzondere bepalingen in artikel 7, leden 2 en 3, van uitvoeringsverordening 2015/81 die van toepassing zijn op onherroepelijke betalingstoezeggingen.

In de tweede plaats bevat het bestreden arrest een ontoereikende en tegenstrijdige motivering.

____________

1     Uitvoeringsverordening (EU) 2015/81 van 19 december 2014 tot vaststelling van eenvormige voorwaarden voor de toepassing van Verordening (EU) nr. 806/2014 van het Europees Parlement en de Raad wat vooraf te betalen bijdragen aan het gemeenschappelijk afwikkelingsfonds betreft (PB 2015, L 15, blz. 1).

1     Verordening (EU) nr. 806/2014 van 15 juli 2014 tot vaststelling van eenvormige regels en een eenvormige procedure voor de afwikkeling van kredietinstellingen en bepaalde beleggingsondernemingen in het kader van een gemeenschappelijk afwikkelingsmechanisme en een gemeenschappelijk afwikkelingsfonds en tot wijziging van Verordening (EU) nr. 1093/2010 (PB 2014, L 225, blz. 1).