Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 27 januari 2023 door de Kurdistan Workers’ Party (PKK) tegen het arrest van het Gerecht (Vierde kamer – uitgebreid) van 30 november 2022 in de gevoegde zaken T-316/14 RENV en T-148/19, PKK / Raad

(Zaak C-44/23 P)

Procestaal: Engels

Partijen

Rekwirante: Kurdistan Workers’ Party (PKK) (vertegenwoordigers: A.M. van Eik, T. Buruma, advocates)

Andere partijen in de procedure: Raad van de Europese Unie, Europese Commissie, Franse Republiek, Koninkrijk der Nederlanden

Conclusies

het arrest van het Gerecht van 30 november 2022 in de gevoegde zaken T-316/14 RENV en T-148/19 vernietigen voor zover het de afwijzing inhoudt van de vorderingen tot nietigverklaring van uitvoeringsverordening (EU) 2015/513 van de Raad van 26 maart 20151 , uitvoeringsverordening (EU) 2015/1325 van de Raad van 31 juli 20152 , uitvoeringsverordening (EU) 2015/2425 van de Raad van 21 december 20153 , uitvoeringsverordening (EU) 2016/1127 van de Raad van 12 juli 20164 , uitvoeringsverordening (EU) 2017/150 van de Raad van 27 januari 20175 , uitvoeringsverordening (EU) 2017/1420 van de Raad van 4 augustus 20176 , besluit (GBVB) 2019/25 van de Raad van 8 januari 20197 , en besluit (GBVB) 2019/1341 van de Raad van 8 augustus 20198 voor zover zij betrekking hebben op de PKK (ook KADEK of KONGRA-GEL genoemd);

definitief uitspraak doen in de zaken waarop deze hogere voorziening betrekking heeft en deze uitvoeringsverordeningen en besluiten nietig verklaren voor zover zij betrekking hebben op de PKK (ook KADEK of KONGRA-GEL genoemd);

de Raad verwijzen in de kosten van rekwirante met betrekking tot de onderhavige hogere voorziening en de gevoegde zaken T-316/14 RENV en T-148/19, met rente.

Middelen en voornaamste argumenten

Rekwirante betoogt dat het Gerecht op de volgende punten blijk heeft gegeven van een onjuiste beoordeling in het bestreden arrest:

I. Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting betreffende artikel 1, lid 3, eerste alinea, van gemeenschappelijk standpunt 2001/9311 (hierna: „GS 931”), met name wat betreft de uitlegging van de daarin genoemde „doelen” en de toepassing van die bepaling. Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat het betoog inzake schending van artikel 1, lid 3, van GS 931 moest worden afgewezen.

II. Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat de Raad zich kon baseren op het besluit van de Home Secretary (minister van Binnenlandse Zaken) van het Verenigd Koninkrijk van 29 maart 2001 (hierna: „VK-besluit van 2001”) voor artikel 1, lid 4, van GS 931, aangezien niet duidelijk is of de gebeurtenissen die worden genoemd in de memorie van toelichting op het VK-besluit van 2001 een onderbouwing vormen voor dat besluit, aangezien die gebeurtenissen te lang geleden zijn en er niet uit kan worden geconcludeerd dat rekwirante een terroristische groepering was in de zin van dat artikel. Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat het betoog inzake schending van artikel 1, leden 3 en 4, van GS 931, voor zover de bestreden maatregelen gebaseerd waren op het VK-besluit van 2001, moest worden afgewezen.

III. Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat de herbeoordeling door de Raad voldeed aan de verplichtingen krachtens artikel 1, lid 6, van GS 931, dat die naar behoren was uitgevoerd en dat het betoog van rekwirante dat artikel 1, lid 6, was geschonden door de Raad voor wat betreft de maatregelen van 2015 tot en met 2017 en de besluiten van 2019 moest worden afgewezen.

IV. Het Gerecht heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting betreffende het evenredigheidsbeginsel en heeft dit beginsel onjuist toegepast.

V. Het Gerecht heeft ten onrechte geoordeeld dat de Raad heeft voldaan aan zijn motiveringsverplichting.

____________

1 Uitvoeringsverordening tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van uitvoeringsverordening (EU) nr. 790/2014 (PB 2015, L 82, blz. 1).

1 Uitvoeringsverordening tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van uitvoeringsverordening (EU) 2015/513 (PB 2015, L 206, blz. 12).

1 Uitvoeringsverordening tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van uitvoeringsverordening (EU) 2015/1325 (PB 2015, L 334, blz. 1).

1 Uitvoeringsverordening tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van uitvoeringsverordening (EU) 2015/2425 (PB 2016, L 188, blz. 1).

1 Uitvoeringsverordening tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme, en tot intrekking van uitvoeringsverordening (EU) 2016/1127 (PB 2017, L 23, blz. 3).

1 Uitvoeringsverordening tot uitvoering van artikel 2, lid 3, van verordening (EG) nr. 2580/2001 inzake specifieke beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten met het oog op de strijd tegen het terrorisme en tot intrekking van uitvoeringsverordening (EU) 2017/150 (PB 2017, L 204, blz. 3).

1 Besluit tot wijziging en actualisering van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme en tot intrekking van besluit (GBVB) 2018/1084 (PB 2019, L 6, blz. 6).

1 Besluit inzake de actualisering van de lijst van personen, groepen en entiteiten bedoeld in de artikelen 2, 3 en 4 van gemeenschappelijk standpunt 2001/931/GBVB betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme en tot intrekking van besluit (GBVB) 2019/25 (PB 2019, L 209, blz. 15).

1 Gemeenschappelijk standpunt van de Raad van 27 december 2001 betreffende de toepassing van specifieke maatregelen ter bestrijding van het terrorisme (PB 2001, L 344, blz. 93).