Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 22 juli 2004 ingesteld door José Luis Buendia Sierra tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen

(Zaak T-311/04)

Procestaal: Frans

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 22 juli 2004 beroep ingesteld tegen Commissie van de Europese Gemeenschappen door José Luis Buendia Sierra, wonende te Brussel, vertegenwoordigd door M. van der Woude en V. Landes, advocaten.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

-    nietig te verklaren het besluit van de directeur-generaal van de juridische dienst om hem in het kader van de bevorderingsprocedure 2003 slechts één prioriteitspunt van de algemene directie toe te kennen, hetgeen bij een besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag tot afwijzing van zijn klacht is bevestigd en definitief is geworden;

-    nietig te verklaren het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag om hem in het kader van de bevorderingsprocedure 2003 geen speciaal prioriteitspunt "Bevorderingscomité voor extra werkzaamheden in het belang van de instelling" toe te kennen;

-    nietig te verklaren het besluit van het tot aanstelling bevoegd gezag om hem in het kader van de bevorderingsprocedure 2003 een totaal van 20 punten toe te kennen, alsmede de in het kader van de bevorderingsprocedure 2003 opgestelde lijst van verdienstelijke ambtenaren in rang A5, de in het kader van de bevorderingsprocedure 2003 opgestelde lijst van naar rang A4 bevorderde ambtenaren, en in elk geval het besluit om zijn naam niet op de genoemde lijsten te plaatsen;

-    nietig te verklaren, voorzover noodzakelijk, het besluit tot afwijzing van zijn klacht;

-    verweerster te verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Volgens verzoeker is het besluit om hem slechts één prioriteitspunt van de algemene directie toe te kennen het resultaat van door de juridische dienst ingevoerde criteria die ertoe leiden dat deze punten worden toegekend aan ambtenaren met de meeste anciënniteit in de rang, ongeacht hun verdiensten. Zijn inziens vormt dit besluit een schending van de artikelen 45 van het Statuut, 2, lid 1, van de algemene bepalingen ter uitvoering van artikel 43 van het Statuut, en 6, leden 3 en 4, van de algemene bepalingen ter uitvoering van artikel 45 van het Statuut. Volgens hem maakt dit besluit bovendien inbreuk op het beginsel van gelijke behandeling en het recht van loopbaanontwikkeling, en berust het op een kennelijke beoordelingsfout en misbruik van bevoegdheid. Tenslotte stelt verzoeker schending van wezenlijke vormvoorschriften in de procedure voor puntentoekenning en bij het onderzoek van zijn klacht.

Bovendien stelt verzoeker dat het besluit om hem geen prioriteitspunt "Bevorderingcomité voor extra werkzaamheden in het belang van de instelling" toe te kennen, in strijd is met de artikelen 45 van het Statuut en 9 van de algemene bepalingen ter uitvoering van artikel 45 van het Statuut en met het beginsel van gelijke behandeling. Zijns inziens is het besluit ook ondeugdelijk wegens een kennelijke beoordelingsfout en misbruik van bevoegdheid.

Tenslotte komt verzoeker op tegen het besluit om hem een totaal van 20 punten toe te kennen, alsmede tegen de lijst van verdienstelijke ambtenaren in rang A5, tegen de lijst van naar rang A4 bevorderde ambtenaren en tegen het besluit om zijn naam niet op die lijsten te plaatsen. Dienaangaande beroept hij zich om te beginnen op de onrechtmatigheid van de overige in dit beroep aangevochten handelingen en de onrechtmatigheid van de regels met betrekking tot de beoordelingsprocedure 2001-2002, de algemene bepalingen ter uitvoering van artikel 43 van het Statuut en de algemene bepalingen ter uitvoering van artikel 45 van het Statuut. Volgens hem maken deze bepalingen inbreuk op de artikelen 25, lid 2, en 45 van het Statuut en op het recht van loopbaanontwikkeling en het beginsel van gelijke behandeling. Tenslotte voert verzoeker aan dat de besluiten ondeugdelijk zijn wegens onbevoegdheid en schending van wezenlijke vormvoorschriften.

____________