Language of document :

Arrest van het Hof (Tweede kamer) van 20 januari 2022 – Europese Commissie / Helleense Republiek

(Zaak C-51/20)1

(Niet-nakoming – Staatssteun – Onrechtmatig en met de interne markt onverenigbaar verklaarde steun – Verplichting tot terugvordering – Arrest van het Hof waarin de niet-nakoming wordt vastgesteld – Niet-uitvoering – Niet-nakoming van de verplichting om onrechtmatige en onverenigbare steun terug te vorderen – Financiële sancties – Evenredig en afschrikkend karakter – Dwangsom – Forfaitaire som – Draagkracht – Weging van de stem van de lidstaat in het Europees Parlement)

Procestaal: Grieks

Partijen

Verzoekende partij: Europese Commissie (vertegenwoordigers: A. Bouchagiar en B. Stromsky, gemachtigden)

Verwerende partij: Helleense Republiek (vertegenwoordigers: K. Boskovits en A. Samoni-Rantou, gemachtigden)

Dictum

De Helleense Republiek is de krachtens artikel 260, lid 1, VWEU op haar rustende verplichtingen niet nagekomen doordat zij niet alle maatregelen heeft genomen die nodig zijn ter uitvoering van het arrest van 9 november 2017, Commissie/Griekenland (C-481/16, niet gepubliceerd, EU:C:2017:845).

De Helleense Republiek wordt veroordeeld tot betaling aan de Europese Commissie van een dwangsom van 4 368 000 EUR voor elke periode van zes maanden vanaf de datum van de uitspraak van dit arrest tot de datum waarop het arrest van 9 november 2017, Commissie/Griekenland (C-481/16, niet gepubliceerd, EU:C:2017:845), volledig is uitgevoerd.

De Helleense Republiek wordt veroordeeld tot betaling aan de Europese Commissie van een forfaitaire som van 5 500 000 EUR.

De Helleense Republiek wordt verwezen in de kosten.

____________

1 PB C 87 van 16.3.2020.