Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing ingediend door de Varhoven administrativen sad (Bulgarije) op 25 juli 2023 – „STAR POST” EOOD / Komisia za regulirane na saobshteniyata

(Zaak C-476/23, Star Post)

Procestaal: Bulgaars

Verwijzende rechter

Varhoven administrativen sad

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekende partij tot cassatie: „STAR POST” EOOD

Verwerende partij in cassatie: Komisia za regulirane na saobshteniyata

Prejudiciële vragen

1. Hoe moet de uitdrukking „aanbieder van postdiensten, die door een besluit van de nationale regelgevende instantie is getroffen” en met name het begrip ,,getroffen” in de zin van artikel 22, lid 3, van richtlijn 2008/6/EG1 van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 97/67/EG wat betreft de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap worden uitgelegd? Moet het begrip „getroffen” aldus worden uitgelegd dat het besluit van de regelgevende instantie specifiek jegens de aanbieder van postdiensten moet worden vastgesteld? Is een onderneming die actief is als aanbieder van postdiensten in de zin van artikel 22, lid 3, van richtlijn 2008/6/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 97/67/EG wat betreft de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap „getroffen” wanneer deze onderneming in procedures voor het plaatsen van overheidsopdrachten concurreert met de aanbieder van de universele postdienst en bij het betwisten van besluiten die in het kader van die procedures zijn genomen, argumenten in verband met de kruissubsidiëring van de aanbieder van de universele postdienst heeft aangevoerd die door de rechter zijn afgewezen op grond van besluiten van de nationale regelgevende instantie waarbij de hoogte van de nettokosten van het aanbieden van de universele postdienst door de aanbieder van de universele postdienst is aanvaard en waarbij is vastgesteld dat deze kosten tot op zekere hoogte een onevenredige financiële last als gevolg van de verlening van de universele postdienst inhouden?

2. Staan artikel 22, lid 3, van richtlijn 2008/6/EG van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van richtlijn 97/67/EG wat betreft de volledige voltooiing van de interne markt voor postdiensten in de Gemeenschap en artikel 47 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie in de weg aan een situatie als die in het hoofdgeding, waarin een aanbieder van postdiensten die concurreert met de aanbieder van de universele postdienst, niet bij een onafhankelijke instantie kan opkomen tegen een besluit van de nationale regelgevende instantie waarbij de hoogte van de nettokosten van het aanbieden van de universele postdienst door de aanbieder van de universele postdienst wordt aanvaard en waarbij wordt vastgesteld dat deze kosten tot op zekere hoogte een onevenredige financiële last als gevolg van de verlening van de universele postdienst inhouden?

____________

1 PB 2008, L 52, blz. 3.