Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep ingesteld op 11 augustus 2005 - ADOMEX International B.V./Commissie

(Zaak T-315/05)

Procestaal: Nederlands

Partijen

Verzoekende partij: ADOMEX International B.V. [vertegenwoordigd door: G. Van der Wal, advocaat en T. Boesmans, advocaat]

Verwerende partij: Commissie van de Europese Gemeenschappen

Conclusies van verzoekende partij(en)

De nietigverklaring van de beschikking van de Commissie van 16 maart 2005, C(2005) 592 fin, zaak N 372/2003;

Veroordeling van de Commissie in de proceskosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekster is een importbedrijf en groothandel van bloemkwekerijproducten en houdt zich voornamelijk bezig met de invoer in Nederland en de verdere verhandeling van diverse soorten snijgroen, hoofdzakelijk afkomstig uit derde landen.

Verzoekster vecht de beslissing aan van de Commissie om geen bezwaar te maken tegen de wijziging van een steunregeling voor de bloemkwekerij die werd goedgekeurd in het kader van de dossiers N 766/95 en NN 84/00. Deze steunregeling betreft de verordening aangaande een Vakheffing Bloemkwekerijproducten, opgelegd door het Productschap Tuinbouw, een onderdeel van de Nederlandse publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie.

Ter ondersteuning van haar verzoekschrift voert verzoekster aan dat de Commissie ten onrechte niet is nagegaan of de betrokken steunregeling verenigbaar is met de gemeenschappelijke markt en in strijd is met artikel 23 en artikel 25 EG. Volgens verzoekster is er aldus sprake van een schending van het motiveringsvereiste in artikel 253 EG.

Verzoekster voert verder aan dat de bestreden beschikking strijdig is met artikel 23 en artikel 25 EG. Volgens verzoekster is de door de Commissie goedgekeurde steunregeling geen binnenlandse belasting in de zin van artikel 90 EG, doch een heffing van gelijke werking als een douanerecht in de zin van artikel 23 en artikel 25 EG. Deze conclusie volgt uit het feit dat de heffing het nationale en het geïmporteerde product niet even zwaar, in dezelfde verhandelingfase en op grond van hetzelfde belastbare feit treft, en dat gelijksoortige of concurrerende nationale productie van het belaste geïmporteerde product ontbreekt, zodat niet kan worden gesproken van een stelsel van binnenlandse belastingen.

Volgens verzoekster is de beschikking van de Commissie eveneens onbegrijpelijk, althans ontoereikend gemotiveerd, en daarmee strijdig met artikel 253 EG. Verzoekster voert aan dat de Commissie in de beschikking naar eerdere beschikkingen verwijst die ongemotiveerd zijn of waarin de Commissie haar goedkeuring geeft aan een geheel andere heffing dan degene die in de bestreden beschikking wordt beoordeeld. De Commissie geeft bovendien blijk van een kennelijke dwaling ten aanzien van de feiten, onder meer door in de beschikking te constateren dat de heffing in kwestie niet wordt gelegd op geïmporteerde producten.

Tenslotte verklaart verzoekster dat zij als belanghebbende niet in de gelegenheid is gesteld haar opmerkingen te maken en heeft zij haar procedurele rechten uit artikel 88, lid 2, EG niet kunnen uitoefenen.

____________