Language of document :

Arrest van het Gerecht van 22 april 2015 – Tomana e.a./Raad en Commissie

(Zaak T-190/12)1

(„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen bepaalde personen en entiteiten wegens de situatie in Zimbabwe – Beperkingen van binnenkomst op of doorreis via het grondgebied van de Unie – Bevriezing van tegoeden – Rechtsgrondslag – Kennelijk onjuiste beoordeling – Motiveringsplicht – Rechten van verdediging – Grondrechten – Evenredigheid”)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partijen: Johannes Tomana (Harare, Zimbabwe) en de 120 andere verzoekers wier namen in de bijlage zijn vermeld (vertegenwoordigers: aanvankelijk D. Vaughan, QC, M. Lester, R. Lööf, barristers, en M. O’Kane, solicitor, vervolgens D. Vaughan, M. Lester en R. Lööf)

Verwerende partijen: Raad van de Europese Unie (vertegenwoordigers: B. Driessen, M. Veiga en A. Vitro, gemachtigden) en Europese Commissie (vertegenwoordigers: M. Konstantinidis, T. Scharf en E. Georgieva, gemachtigden)

Interveniënt aan de zijde van verwerende partijen: Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland (vertegenwoordigers: E. Jenkinson, C. Murrell en M. Holt, gemachtigden, bijgestaan door S. Lee, barrister)

Voorwerp

Verzoek tot nietigverklaring van besluit 2012/97/GBVB van de Raad van 17 februari 2012 houdende wijziging van besluit 2011/101/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (PB L 47, blz. 50), uitvoeringsverordening (EU) nr. 151/2012 van de Commissie van 21 februari 2012 tot wijziging van verordening (EG) nr. 314/2004 van de Raad inzake bepaalde beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (PB L 49, blz. 2), en uitvoeringsbesluit 2012/124/GBVB van de Raad van 27 februari 2012 tot uitvoering van besluit 2011/101/GBVB betreffende beperkende maatregelen tegen Zimbabwe (PB L 54, blz. 20), voor zover zij verzoekers betreffen

Dictum

Het beroep wordt verworpen.

Johannes Tomana en de 120 andere verzoekers wier namen in de bijlage zijn vermeld, zullen hun eigen kosten dragen alsmede die van de Raad van de Europese Unie en de Europese Commissie.

Het Verenigd Koninkrijk van Groot-Brittannië en Noord-Ierland zal zijn eigen kosten dragen.

____________

____________

1     PB C 194 van 30.6.2012.