Language of document :

Verzoek om een prejudiciële beslissing, ingediend door de Raad van State (Nederland) op 25 mei 2021 – Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, andere partij: F.

(Zaak C-324/21)

Procestaal: Nederlands

Verwijzende rechter

Raad van State

Partijen in het hoofdgeding

Verzoekers: Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

Andere partij: F.

Prejudiciële vraag

Moet artikel 29 van verordening (EU) nr. 604/2013 van het Europees Parlement en de Raad van 26 juni 2013 tot vaststelling van de criteria en instrumenten om te bepalen welke lidstaat verantwoordelijk is voor de behandeling van een verzoek om internationale bescherming dat door een onderdaan van een derde land of een staatloze bij een van de lidstaten wordt ingediend (PB 2013 L 1801 ), aldus worden uitgelegd dat een lopende termijn voor overdracht als bedoeld in artikel 29, eerste en tweede lid, opnieuw gaat lopen op het moment dat de vreemdeling, nadat hij de overdracht door een lidstaat heeft belemmerd door onder te duiken, in een andere (in casu een derde) lidstaat een nieuw verzoek om internationale bescherming indient?

____________

1     blz. 31