Language of document :

Hogere voorziening ingesteld op 2 januari 2014 door BQ tegen het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken van 23 oktober 2013 in zaak F-39/12, BQ / Rekenkamer

(Zaak T-7/14 P)

Procestaal: Frans

Partijen

Rekwirerende partij: BQ (Bereldange, Luxemburg) (vertegenwoordigers: D. de Abreu Caldas en J.-N. Louis, advocaten)

Andere partij in de procedure: Rekenkamer van de Europese Unie

Conclusies

De rekwirerende partij verzoekt het Gerecht:

vast te stellen en te verklaren,

het arrest van het Gerecht voor ambtenarenzaken (Derde kamer) van 23 oktober 2013 in zaak F-39/12 (BQ/Rekenkamer) wordt vernietigd;

de Rekenkamer wordt verwezen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van de hogere voorziening voert de rekwirerende partij vier middelen aan.

Eerste middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting met betrekking tot de aansprakelijkheidstelling van de Europese Unie bij de uitvoering van artikel 24 van het Statuut van de ambtenaren van de Unie, daar het GVA verlangde dat de gebeurtenis die niet strookte met de ordelijke en rustige sfeer van de dienst gevolgen had voor het functioneren van de dienst en de gezondheid van de betrokkenen, terwijl die laatste voorwaarde noch in het Statuut noch in de rechtspraak is voorzien. Voorts stelt de rekwirerende partij dat het GVA de feiten verkeerd heeft opgevat, daar het heeft geoordeeld dat, enerzijds, de Rekenkamer alle nodige maatregelen heeft getroffen om het goed functioneren van de dienst te herstellen en, anderzijds, de verstoring van de dienst geen gevolgen had voor de gezondheid van de betrokkenen, ofschoon de Rekenkamer niet voldoende snel en energiek heeft gehandeld om een einde te maken aan de conflictsituatie die tot blijvende volledige invaliditeit van de rekwirerende partij heeft geleid (betreffende de punten 67 en 68 van het bestreden arrest).

Tweede middel, ontleend aan een onjuiste rechtsopvatting door het GVA bij de controle van de wettigheid, toen het vaststelde dat op grond van de medische beoordelingen waaruit het bestaan bleek van de psychische problemen als gevolg van psychisch geweld dat de rekwirerende partij in het kader van haar werk had ondervonden, niet kon worden aangetoond dat zij daadwerkelijk slachtoffer van geweld was geweest. Volgens de rekwirerende partij is het GVA niet bevoegd om medische beoordelingen ter discussie te stellen en om daaruit tegenstrijdige conclusies te trekken (betreffende de punten 69 en 70 van het bestreden arrest).

Derde middel, ontleend aan een schending van het evenredigheidsbeginsel, toen het GVA de schade als gevolg van de vertraging van meer dan twee jaar bij de toezending van het onderzoeksrapport aan de rekwirerende partij op 2 000 EUR heeft begroot, zonder een motivering te geven op grond waarvan de rekwirerende partij de beoordelingen kan begrijpen die tot dit bedrag hebben geleid. Het GVA heeft geen rekening gehouden met de context waarin die schade is ontstaan.

Vierde middel, ontleend aan een verkeerde rechtsopvatting bij de verdeling van de kosten.