Language of document : ECLI:EU:T:2015:221

Zaak T‑290/12

Republiek Polen

tegen

Europese Commissie

„Landbouw – Gemeenschappelijke ordening van de markten – Sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit – Steun aan producentengroeperingen – Beperking van de financiële bijdrage van de Unie – Rechtszekerheid – Gewettigd vertrouwen – Motiveringsplicht – Loyale samenwerking”

Samenvatting – Arrest van het Gerecht (Achtste kamer) van 22 april 2015

1.      Handelingen van de instellingen – Motivering – Verplichting – Omvang – Verordening houdende wijziging van de productiesteunregeling voor verwerkte groenten en fruit

(Art. 296 VWEU; verordeningen van de Commissie nr. 543/2011 en nr. 302/2012)

2.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Rechtszekerheid – Begrip – Verordening houdende wijziging van de productiesteunregeling voor verwerkte groenten en fruit

(Verordeningen van de Commissie nr. 543/2011 en nr. 302/2012, art. 2, leden 1‑3)

3.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Bescherming van het gewettigd vertrouwen – Grenzen – Wijziging van de productiesteunregeling voor verwerkte groenten en fruit – Beoordelingsbevoegdheid van de Commissie om de mate van financiering door de Unie te wijzigen – Onmogelijkheid om zich te beroepen op de bescherming van het gewettigd vertrouwen

[Verordening van de Raad nr. 1234/2007, art. 103 bis, lid 2, en 103 nonies, eerste alinea, a); verordeningen van de Commissie nr. 543/2011 en nr. 302/2012]

4.      Recht van de Europese Unie – Beginselen – Evenredigheid – Draagwijdte – Discretionaire bevoegdheid van de Uniewetgever inzake gemeenschappelijk landbouwbeleid – Rechterlijke toetsing – Grenzen

(Art. 40 VWEU en 43 VWEU; verordening nr. 302/2012 van de Commissie)

1.      De door artikel 296 VWEU vereiste motivering moet beantwoorden aan de aard van de betrokken handeling en de redenering van de instelling die de handeling heeft verricht, duidelijk en ondubbelzinnig tot uitdrukking doen komen, zodat de belanghebbenden kennis kunnen nemen van de rechtvaardigingsgronden van de genomen maatregel en de bevoegde rechter zijn toezicht kan uitoefenen. Het is niet noodzakelijk dat alle relevante gegevens feitelijk of rechtens in de motivering worden gespecificeerd, aangezien bij de vraag of de motivering van een handeling aan de vereisten van artikel 296 VWEU voldoet, niet alleen acht moet worden geslagen op de bewoordingen ervan, maar ook op de context en op het geheel van rechtsregels die de betrokken materie beheersen. Dit geldt te meer wanneer de lidstaten nauw betrokken zijn geweest bij het totstandkomingsproces van de bestreden handeling en dus de redenen kennen die aan deze handeling ten grondslag liggen. Bij een verordening kan dan in de motivering worden volstaan met vermelding van het geheel der omstandigheden die tot de vaststelling van de handeling hebben geleid, en van de algemene doelstellingen van deze handeling. Indien het door de instelling nagestreefde doel in wezen uit een handeling van algemene toepassing blijkt, zou het bovendien te ver gaan om voor elke technische keuze van die instelling een specifieke motivering te verlangen.

Aan deze voorwaarden is voldaan door de wijzigingen die verordening (EU) nr. 302/2012 heeft aangebracht aan verordening (EU) nr. 543/2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van verordening (EG) nr. 1234/2007 wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft, die de financiële bijdrage van de Europese Unie beperken tot de steun aan producentengroeperingen van de sector groenten en fruit. De redenen waarom die wijzigingen zijn ingevoerd zijn namelijk uiteengezet in de overwegingen 5 en 6 van genoemde verordening nr. 302/2012.

(cf. punten 32‑36)

2.      Het rechtszekerheidsbeginsel verlangt dat rechtsregels duidelijk en nauwkeurig zijn en voorzienbare gevolgen hebben, in het bijzonder wanneer die regels nadelig kunnen werken voor particulieren en ondernemingen.

Dit is het geval voor de bepalingen van verordening nr. 302/2012 houdende wijziging van uitvoeringsverordening nr. 543/2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van verordening nr. 1234/2007 wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft, die de rechten en verplichtingen van de belanghebbende juridische entiteiten op duidelijke en nauwkeurige wijze vaststellen zodat laatstgenoemden ondubbelzinnig hun rechten en verplichtingen kunnen kennen, en zulks vanaf de inwerkingtreding van verordening nr. 302/2012. Dat geldt eveneens voor de overgangsbepalingen van artikel 2, leden 1 tot en met 3, van die verordening, die zien op de rechten van groeperingen van groenten- en fruitproducenten in het kader van de toepassing van de nieuwe regels met betrekking tot het bedrag van de steun. Die overgangsbepalingen voldoen eveneens aan het vereiste van voorspelbaarheid, aangezien de betrokken groenten- en fruitproducenten op basis daarvan kennis kunnen nemen van de financieringsregels die in de toekomst op hen van toepassing zullen zijn naargelang de mate van voortgang van de in hun erkenningsplannen voorgenomen investeringen.

(cf. punten 50‑52)

3.      Wanneer een voorzichtige en bezonnen marktdeelnemer de vaststelling van een voor zijn belangen nadelige maatregel kan voorzien, kan hij zich niet op het vertrouwensbeginsel beroepen wanneer die maatregel wordt vastgesteld. Voorts mogen marktdeelnemers niet vertrouwen op de handhaving van een bestaande situatie die de gemeenschapsinstellingen in het kader van hun beoordelingsvrijheid kunnen wijzigen, en dit is met name het geval op een gebied als dat van de gemeenschappelijke marktordeningen, waarvan het doel een voortdurende aanpassing aan de wijzigingen van de economische situatie meebrengt. Dat geldt ook voor een toetredende lidstaat.

Dat de Commissie in verordening nr. 302/2012 houdende wijziging van uitvoeringsverordening nr. 543/2011 tot vaststelling van nadere bepalingen voor de toepassing van verordening nr. 1234/2007 wat de sectoren groenten en fruit en verwerkte groenten en fruit betreft, niet heeft voorzien in overgangsbepalingen voor juridische entiteiten waarvan de met het oog op erkenning als producentenorganisaties opgestelde erkenningsplannen nog niet waren aanvaard voor de inwerkingtreding van de wijzigingsbepalingen, levert geen schending op van het vertrouwensbeginsel. De bevoegdheid die de Commissie ontleent aan artikel 103 bis, lid 2, juncto artikel 103 nonies, eerste alinea, onder a), van verordening nr. 1234/2007 houdende een gemeenschappelijke ordening van de landbouwmarkten en specifieke bepalingen voor een aantal landbouwproducten, laat haar toe om te voorzien in regels op basis waarvan minima en maxima voor de toepasselijke steun en de mate van financiering door de Unie kunnen worden vastgesteld. Gelet op die beoordelingsbevoegdheid en het feit dat de betrokken juridische entiteiten actief zijn op het gebied van gemeenschappelijke marktordeningen, konden zij bij de inwerkingtreding van de bepalingen tot wijziging van verordening nr. 302/2012 geen gewettigd vertrouwen stellen in het voortbestaan van de vroegere bepalingen.

(cf. punten 55‑57, 59, 65, 67)

4.      Zie de tekst van de beslissing.

(cf. punten 80‑83)