Language of document :

Beroep ingesteld op 27 februari 2020 – Huhtamaki/Commissie

(Zaak T-134/20)

Procestaal: Engels

Partijen

Verzoekende partij: Huhtamaki Sàrl (Senningerberg, Luxemburg) (vertegenwoordigers: M. Struys en F. Pili, advocaten)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

het krachtens artikel 4 van de bepalingen ter uitvoering van verordening (EG) nr. 1049/20011 vastgestelde besluit van de Europese Commissie van 18 december 2019 waarbij het confirmatief verzoek van verzoekster van 13 november 2019 om toegang tot documenten op grond van die verordening werd afgewezen, nietig verklaren;

de Europese Commissie gelasten verzoekster toegang te verlenen tot de niet-vertrouwelijke versies van het document met daarin de lijst van begunstigden van de fiscale rulings (tax rulings), dat op 22 december 2014 door Luxemburg aan de Commissie werd overgelegd in antwoord op haar brief van 19 juni 2013, en waarnaar wordt verwezen in punt 4 van het besluit van de Commissie van 7 maart 2019 tot opening van een formeel staatssteunonderzoek in zaak SA.50400 (2019/NN-2) – Luxemburg – Mogelijke staatssteun, en tot de door de Luxemburgse belastingautoriteiten gegeven fiscale rulings waarnaar de Commissie in de punten 4 en 7 van haar besluit van 7 maart 2019 verwijst;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert verzoekster drie middelen aan.

Eerste middel: de Commissie heeft blijk gegeven van een onjuiste rechtsopvatting door te oordelen dat het door de rechtspraak vastgestelde algemeen vermoeden van niet-openbaarmaking van toepassing is op verzoeksters verzoek om toegang tot de gevraagde documenten.

Tweede middel: gesteld al dat het algemeen vermoeden van niet-openbaarmaking in deze zaak van toepassing zou zijn (quod non), dan zou het achterwege blijven van ondermijning van de door artikel 4, lid 2, eerste en derde gedachtestreepje, van verordening nr. 1049/2001 beschermde belangen dit vermoeden weerleggen (eerste onderdeel van het tweede middel). Bovendien betoogt verzoekster dat dit vermoeden in ieder geval zou worden weerlegd aangezien er een hoger openbaar belang is dat de toegang tot de gevraagde documenten rechtvaardigt (tweede onderdeel van het tweede middel).

Derde middel: de Commissie heeft de in artikel 296 VWEU neergelegde motiveringsplicht alsmede het beginsel van behoorlijk bestuur van artikel 41 van het Handvest voor de grondrechten van de Europese Unie geschonden.

____________

1 Verordening (EG) nr. 1049/2001 van het Europees Parlement en de Raad van 30 mei 2001 inzake de toegang van het publiek tot documenten van het Europees Parlement, de Raad en de Commissie (PB 2001, L 145, blz. 43).