Language of document : ECLI:EU:T:2014:584

ARREST VAN HET GERECHT (Zesde kamer)

26 juni 2014 (*)

„Gemeenschapsmerk – Oppositieprocedure – Aanvraag voor gemeenschapswoordmerk GULBENKIAN – Bekend nationaal merk, handelsnaam en oudere nationale logo’s Fundação Calouste Gulbenkian – Relatieve weigeringsgronden – Bewijs van bestaan van oudere rechten – Artikel 8, lid 1, sub b, en leden 4 en 5, van verordening (EG) nr. 207/2009 – Artikel 90, sub a, van het Reglement voor de procesvoering”

In zaak T‑541/11,

Fundação Calouste Gulbenkian, gevestigd te Lissabon (Portugal), vertegenwoordigd door G. Marín Raigal, P. López Ronda en G. Macias Bonilla, advocaten,

verzoekster,

tegen

Bureau voor harmonisatie binnen de interne markt (merken, tekeningen en modellen) (BHIM), vertegenwoordigd door V. Melgar als gemachtigde,

verweerder,

andere partij in de procedure voor de kamer van beroep van het BHIM, interveniënt voor het Gerecht:

Micael Gulbenkian, wonende te Oeiras (Portugal), vertegenwoordigd door J. Pimenta en A. Sebastião, advocaten,

betreffende een beroep tegen de beslissing van de tweede kamer van beroep van het BHIM van 15 juli 2011 (zaak R 1436/2010‑2) inzake een oppositieprocedure tussen Fundação Calouste Gulbenkian en Micael Gulbenkian,

wijst

HET GERECHT (Zesde kamer),

samengesteld als volgt: S. Frimodt Nielsen (rapporteur), president, F. Dehousse en A. M. Collins, rechters,

griffier: J. Plingers, administrateur,

gezien het op 10 oktober 2011 ter griffie van het Gerecht neergelegde verzoekschrift,

gezien de op 23 februari 2012 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord van het BHIM,

gezien de op 16 februari 2012 ter griffie van het Gerecht neergelegde memorie van antwoord van interveniënt,

gezien de op 26 juni 2012 ter griffie van het Gerecht neergelegde repliek,

gezien de beslissing van 20 augustus 2012 om interveniënt, op zijn verzoek, toe te staan om ter terechtzitting in het Portugees te pleiten,

gezien de op 25 april, 27 juni en 26 augustus 2013 ter griffie van het Gerecht neergelegde schriftelijke opmerkingen van verzoekster,

gezien de op 27 mei en 2 oktober 2013 ter griffie van het Gerecht neergelegde schriftelijke opmerkingen van het BHIM,

gezien de door het Gerecht aan verzoekster gestelde schriftelijke vragen,

gezien de op 10 januari 2014 ter griffie van het Gerecht neergelegde opmerkingen van verzoekster,

na de terechtzitting op 13 februari 2014, waarop de naar behoren opgeroepen interveniënt niet is verschenen,

het navolgende

Arrest (1)

[omissis]

 Conclusies van partijen

20      Gelet op haar antwoorden op de schriftelijke vragen die het Gerecht haar heeft gesteld en de preciseringen die zij ter terechtzitting heeft aangebracht, waarvan akte is genomen, verzoekt verzoekster het Gerecht om:

–        primair de bestreden beslissing te vernietigen door haar oppositie in haar geheel toe te wijzen;

–        subsidiair de bestreden beslissing te vernietigen voor zover de kamer van beroep haar oppositie heeft afgewezen;

–        het BHIM en interveniënt te verwijzen in de kosten van de onderhavige procedure, de oppositieprocedure en de beroepsprocedure voor het BHIM.

21      Het BHIM en interveniënt verzoeken het Gerecht om:

–        het beroep te verwerpen;

–        verzoekster te verwijzen in de kosten.

[omissis]

 Kosten

48      Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voor zover dat is gevorderd. Aangezien verzoekster in het ongelijk is gesteld, dient zij overeenkomstig de vorderingen van het BHIM en interveniënt te worden verwezen in de kosten.

49      Volgens artikel 90, sub a, van het Reglement voor de procesvoering kan het Gerecht een partij veroordelen tot terugbetaling van de onnodige kosten die zij ten laste van het Hof heeft veroorzaakt.

50      Overeenkomstig die bepaling moet interveniënt worden veroordeeld tot terugbetaling van de vertolkingskosten die zijn veroorzaakt door zijn verzoek om ter terechtzitting, waarop hij niet is verschenen, in het Portugees te mogen pleiten. Deze kosten, die het Hof van Justitie van de Europese Unie daadwerkelijk heeft gemaakt en die zien op het loon, de dagvergoedingen en de reis‑ en verblijfskosten van de freelancetolk waarop het Gerecht een beroep heeft gedaan, bedragen in totaal 1 807,48 EUR.

HET GERECHT (Zesde kamer),

rechtdoende, verklaart:

1)      Het beroep wordt verworpen.

2)      De Fundação Calouste Gulbenkian wordt verwezen in de kosten.

3)      Micael Gulbenkian wordt veroordeeld om, overeenkomstig artikel 90, sub a, van het Reglement voor de procesvoering van het Gerecht, aan het Hof van Justitie van de Europese Unie een bedrag van 1 807,48 EUR terug te betalen.

Frimodt Nielsen

Dehousse

Collins

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 26 juni 2014.

ondertekeningen


* Procestaal: Engels.


1 Enkel de punten van dit arrest waarvan het Gerecht publicatie nuttig acht, worden weergegeven.