Language of document :

Mededeling in het PB

 

Beroep, op 25 juni 2004 ingesteld door Zubeyir Aydar namens Kongra-Gel en 10 anderen tegen Raad van Europese Unie

(Zaak T-253/04)

Procestaal:Engels

Bij het Gerecht van eerste aanleg van de Europese Gemeenschappen is op 25 juni 2004 beroep ingesteld tegen de Raad van de Europese Unie door Zubeyir Aydar, Freiburg, Zwitserland, Haydar Isik, Maisoich, Duitsland, Kazim Baba, Berlijn, Duitsland, George Aryo, Oldenzaal, Nederland, Sait Uzun, Egg/Flaw, Zwitserland, Lord Nicholas Rea, Londen, Verenigd Koninkrijk, Hugo Charlton, Londen, Verenigd Koninkrijk, Roger Tomkins, Droucha, Cyprus, Mark Thomas, Londen, Verenigd Koninkrijk, Hugo Van Rompaye, Geel, België, en Jean Paul Nunez, Montpellier, Frankrijk, vertegenwoordigd door M. Muller, E. Grieves en C. Vine, Barristers, en G. Pierce, Solicitor.

Verzoeker concludeert dat het het Gerecht behage:

-    nietig te verklaren het onderdeel van besluit 2004/306/EG van de Raad van 2 april 2004 waarbij KONGRA-GEL als een alias van de PKK is verboden, en verordening nr. 2508/2001;

-    subsidiair, verordening nr. 2508/2001 onrechtmatig te verklaren met betrekking tot de toepassing daarvan op verzoekers;

-    elke door het Gerecht noodzakelijk geachte maatregel te gelasten;

-    de Raad te verwijzen in de kosten die door verzoekers in verband met de onderhavige procedure zijn gemaakt;

-    de Raad te veroordelen tot schadevergoeding.

Middelen en voornaamste argumenten

Verzoekers stellen dat de Raad het EG-Verdrag zowel materieel als procedureel heeft geschonden door te besluiten KONGRA-GEL als een alias van de PKK te verbieden.

Volgens verzoekers heeft de Raad het EG-Verdrag materieel geschonden door:

-    geen transparante, objectieve criteria op de correcte feiten toe te passen;

-    fundamentele rechten niet te eerbiedigen, zoals de door de artikelen 10 en 11 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens gewaarborgde vrijheid van meningsuiting en het recht op vereniging;

-    beginselen van gemeenschapsrecht te schenden, zoals de beginselen van evenredigheid en rechtszekerheid, het recht op gelijke behandeling en het recht op een eerlijk proces;

-     zijn bevoegdheid te misbruiken.

Bovendien betogen verzoekers, dat de Raad het EG-Verdrag in procedureel opzicht heeft geschonden door:

-    verzoekers niet in de gelegenheid te stellen opmerkingen te maken voorafgaande aan het uitvaardigen van het verbod en/of door verzoekers geen eerlijk proces en/of doeltreffende rechtsmiddelen te bieden waar zij zich konden verweren tegen de feitelijke stellingen waarop de Raad zich heeft gebaseerd in de zin van de artikelen 6 en 13 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens;

-    de juridische en feitelijke grondslag van zijn besluit onvoldoende te motiveren.

____________