Language of document : ECLI:EU:T:2009:187

Zaak T‑318/01

Omar Mohammed Othman

tegen

Raad van de Europese Unie en Commissie van de Europese Gemeenschappen

„Gemeenschappelijk buitenlands en veiligheidsbeleid – Beperkende maatregelen tegen personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, Al-Qa’ida-netwerk en Taliban – Bevriezing van tegoeden – Beroep tot nietigverklaring – Aanpassing van conclusies – Grondrechten – Recht op eerbiediging van eigendom, recht om te worden gehoord en recht op effectieve rechterlijke controle”

Samenvatting van het arrest

1.      Procedure – Beschikking die in loop van geding in plaats komt van bestreden beschikking – Nieuw gegeven – Verruiming van aanvankelijke conclusies en middelen

2.      Europese Gemeenschappen – Rechterlijk toezicht op rechtmatigheid van handelingen van instellingen – Verordening waarbij beperkende maatregelen worden vastgesteld tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, Al-Qa’ida-netwerk en Taliban

3.      Europese Gemeenschappen – Rechterlijk toezicht op rechtmatigheid van handelingen van instellingen – Verordening waarbij beperkende maatregelen worden vastgesteld tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, Al-Qa’ida-netwerk en Taliban

1.      Wanneer een beslissing in de loop van een procedure wordt vervangen door een andere beslissing met hetzelfde voorwerp, is deze laatste te beschouwen als een nieuw element, zodat de verzoeker zijn conclusies en middelen kan aanpassen. Het zou immers in strijd zijn met een goede rechtsbedeling en met de proceseconomie, de verzoeker te willen verplichten een nieuw beroep in te stellen. Ook zou het onbillijk zijn indien de betrokken instelling, teneinde het hoofd te bieden aan de grieven in een bij de gemeenschapsrechter ingediend verzoekschrift tegen een beslissing, de bestreden beslissing zou kunnen aanpassen of vervangen en hangende het geding van die wijziging of vervanging zou kunnen gebruikmaken om de wederpartij de mogelijkheid te ontnemen haar aanvankelijke middelen en conclusies ook te doen gelden voor de latere beslissing of nadere, tegen de latere beslissing gerichte conclusies en middelen voor te leggen.

Die oplossing kan ook worden toegepast op het geval waarin een verordening die een particulier rechtstreeks en individueel raakt, in de loop van de procedure wordt vervangen door een andere verordening met hetzelfde voorwerp.

(cf. punten 53‑54)

2.      Aangezien de Raad een persoon op geen enkel tijdstip de tegen hem in aanmerking genomen elementen heeft meegedeeld waarop de hem op basis van verordening nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa’ida-netwerk en de Taliban, opgelegde beperkende maatregelen zijn gebaseerd, en hem evenmin het recht heeft verleend om binnen een redelijke termijn na de uitvaardiging van deze maatregelen kennis te nemen van deze elementen, was deze persoon niet in staat om zijn standpunt daarover naar behoren kenbaar te maken. De rechten van de verdediging van deze persoon, in het bijzonder zijn recht om te worden gehoord, zijn dan ook niet geëerbiedigd.

Bovendien heeft deze persoon, gelet op het feit dat hij niet is ingelicht over de tegen hem in aanmerking genomen elementen en op het verband tussen de rechten van de verdediging en het recht op een effectief beroep in rechte, zijn rechten dienaangaande evenmin toereikend voor de gemeenschapsrechter kunnen verdedigen, zodat ook een schending van dit recht op een effectief beroep in rechte dient te worden vastgesteld.

(cf. punten 85‑86)

3.      De beperkende maatregelen, zoals de bevriezing van tegoeden, die verordening nr. 881/2002 tot vaststelling van bepaalde specifieke beperkende maatregelen tegen sommige personen en entiteiten die banden hebben met Usama bin Laden, het Al-Qa’ida-netwerk en de Taliban, tegen een persoon heeft vastgesteld wegens zijn opname in de lijst van bijlage I bij deze verordening, vormen een ongerechtvaardigde beperking van zijn eigendomsrecht, aangezien deze verordening is vastgesteld zonder dat aan deze persoon enige garantie is geboden dat hij zijn zaak voor de bevoegde autoriteiten zou kunnen toelichten, en dit in omstandigheden waarin de beperking van zijn eigendomsrechten als aanzienlijk moet worden beschouwd, gelet op de algemene draagwijdte en de daadwerkelijke duur van de beperkende maatregelen die tegen hem zijn vastgesteld.

(cf. punten 91‑92)