Language of document :

Beroep ingesteld op 29 december 2023 – Alessio e.a./ECB

(Zaak T-1192/23)

Procestaal: Italiaans

Partijen

Verzoekende partijen: Roberto Alessio (Turijn, Italië) en 77 andere verzoekers (vertegenwoordigers: F. Ferraro en A. Califano, advocaten)

Verwerende partij: Europese Centrale Bank

Conclusies

Verzoekers verzoeken het Gerecht om:

vaststelling van de niet-contractuele aansprakelijkheid van de ECB en veroordeling van de ECB tot vergoeding van de materiële en morele schade die voortvloeit uit het besluit om Banca Carige onder buitengewoon bewind te plaatsen (besluit ECB-SSM-2019-ITCAR-11 van de ECB van 1 januari 2019), uit de verlengingsbesluiten (besluit van de ECB van 29 maart 2019 tot verlening van de duur van het buitengewone bewind tot en met 30 september 2019 ECB-SSM-2019-ITCAR-13; besluit van de ECB van 29 september 2019 tot verlening van de duur van het buitengewone bewind tot en met 31 december 2019; besluit van de ECB van 19 december 2019 tot verlening van de duur van het buitengewone bewind tot en met 31 januari 2020), uit de weigering om toegang te verlenen tot de besluiten van 1 januari 2019 en 29 maart (LS/LDG/19/182 van de ECB van 29 mei 2019) en uit de uitoefening van toezichthoudende taken ten aanzien van Banca Carige van 1 januari 2019 tot en met 6 december 2023.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van hun beroep voeren verzoekers elf middelen aan.

De ECB heeft een kennelijke en ernstige schending begaan van het beginsel nemo auditur propriam turpitudinem allegans, en is de zorgvuldigheidsplicht en de plicht tot behoorlijk bestuur niet nagekomen, door bij te dragen aan de verzwakking van de vermogenspositie van Banca Carige in de periode voordat zij onder buitengewoon bewind werd geplaatst.

De ECB heeft een kennelijke en ernstige schending begaan van de artikelen 27 tot en met 29 van richtlijn 2014/59/EU, de artikelen 69-octiesdecies en 70 van de Testo Unico Bancario italiano (Italiaanse geconsolideerde bankwet) (T.U.B.) en van het evenredigheidsbeginsel, door Banca Carige op onrechtmatige wijze onder buitengewoon bewind te plaatsen, zoals het Gerecht heeft verklaard in zijn arrest van 11 oktober 2002, in zaak T-502/19, Corneli/ECB. De ECB heeft bovendien een ernstige en kennelijke schending begaan van artikel 72 T.U.B., omdat zij de verzoekende aandeelhouders heeft belet een aansprakelijkheidsvordering in te stellen door als buitengewone commissarissen personen te benoemen die voorafgaand aan het buitengewoon bewind deel uitmaakten van het bestuur van Banca Carige.

De ECB heeft het gewettigd vertrouwen van verzoekers op een voldoende gekwalificeerde wijze geschonden, door aanvankelijk duidelijk en uitdrukkelijk op te merken dat het niet dringend noodzakelijk was om Banca Carige te saneren, om dan toch de bank op korte termijn onder buitengewoon bewind te plaatsen. Tegelijkertijd heeft de ECB het beginsel van loyale samenwerking met de bestuurden geschonden bij het nastreven van de doelstellingen van de Unie.

De ECB heeft een ernstige en kennelijke schending begaan van artikel 63 VWEU en het beginsel van gelijke behandeling, voor zover de onwettige plaatsing van Banca Carige onder buitengewoon bewind en de daaruit voortvloeiende kapitaalverhoging zonder optierecht voor de verzoekende aandeelhouders hen willekeurig hebben uitgesloten van de mogelijkheid om verder in de bank te investeren en deel te nemen aan de herstructurering ervan, in tegenstelling tot wat het geval was bij saneringen van andere kredietinstellingen in het verleden.

De ECB heeft een ernstige en kennelijke schending begaan van artikel 1, tweede alinea, VEU, artikel 15, lid 1, VWEU en artikel 4 van besluit 2004/258/EG1 inzake de toegang tot documenten van de instellingen, door verzoeken om toegang tot haar besluit van 1 januari 2019 om Banca Carige onder buitengewoon bewind te plaatsen, onrechtmatig af te wijzen, zoals is benadrukt in het arrest van het Gerecht van 29 juni 2002 in zaak T-501/19, Corneli/ECB.

De ECB heeft een ernstige en kennelijke schending begaan van overweging 40 en van artikel 29, leden 5 en 8, van richtlijn 2014/59/EU1 en van de artikelen 56 en 61 T.U.B., door niet op te treden tegen het onwettige besluit van de buitengewone commissarissen om de verzoekende aandeelhouders uit te sluiten van de voorgenomen kapitaalverhoging onder buitengewoon bewind; door onregelmatige volmachten voor de stemming over de kapitaalverhoging niet te controleren; door niet te controleren of CCB daadwerkelijk aan de kapitaalverhoging heeft deelgenomen.

De ECB heeft het onwettige besluit om Banca Carige onder buitengewoon bewind te plaatsen uitgevoerd, door de door haar benoemde nieuwe commissarissen toe te staan handelingen te stellen zonder rechtsgrondslag, en zij heeft nagelaten de maatregelen te nemen die noodzakelijk zijn voor de tenuitvoerlegging van het arrest tot nietigverklaring van het besluit.

De ECB heeft een ernstige en kennelijke schending begaan van het eigendomsrecht van verzoekers (artikel 17 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie).

De ECB heeft een ernstige en kennelijke schending begaan van het recht op behoorlijk bestuur (artikel 41 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie).

De ECB heeft een ernstige en kennelijke schending begaan van het recht op inzage van de documenten van de instellingen (artikel 15 VWEU en artikel 42 van het Handvest van de grondrechten) en van het recht op een doeltreffende voorziening in rechte (artikel 47 van het Handvest van de grondrechten).

In het onwaarschijnlijke geval dat niet wordt aangetoond dat de ECB onrechtmatig heeft gehandeld, voeren verzoekers subsidiair aan dat een aansprakelijkheid voor rechtmatig handelen van de toezichthoudende autoriteit van de Unie moet worden erkend.

____________

1 Besluit van de Europese Centrale Bank van 4 maart 2004 inzake de toegang van het publiek tot documenten van de Europese Centrale Bank (ECB/2004/3) (PB 2004, L 80, blz. 42).

1 Richtlijn 2014/59/EU van het Europees Parlement en de Raad van 15 mei 2014 betreffende de totstandbrenging van een kader voor het herstel en de afwikkeling van kredietinstellingen en beleggingsondernemingen en tot wijziging van richtlijn 82/891/EEG van de Raad en de richtlijnen 2001/24/EG, 2002/47/EG, 2004/25/EG, 2005/56/EG, 2007/36/EG, 2011/35/EU, 2012/30/EU en 2013/36/EU en de verordeningen (EU) nr. 1093/2010 en (EU) nr. 648/2012, van het Europees Parlement en de Raad (PB 2014, L 173, blz. 190).