Language of document :

Beroep ingesteld op 29 november 2013 – Raffinerie Heide / Commissie

(Zaak T-631/13)

Procestaal: Duits

Partijen

Verzoekende partij: Raffinerie Heide GmbH (Hemmingstedt, Duitsland) (vertegenwoordiger: U. Karpenstein, advocaat)

Verwerende partij: Europese Commissie

Conclusies

besluit 2013/448/EU van de Europese Commissie van 5 september 2013 betreffende nationale uitvoeringsmaatregelen voor de voorlopige kosteloze toewijzing van broeikasgasemissierechten overeenkomstig artikel 11, lid 3, van richtlijn 2003/87/EG1 van het Europees Parlement en de Raad (PB L 240, blz. 27) nietig verklaren, voor zover daarbij in artikel 1, lid 1, juncto bijlage I, punt A, verzoeksters opname op de lijst als bedoeld in artikel 11, lid 1, van richtlijn 2003/87/EG en de voorlopige totale jaarlijkse hoeveelheden emissierechten die aan verzoeksters installatie met identificatiecode DE000000000000010 kosteloos zouden moeten worden toegewezen, zijn afgewezen;

de Commissie verwijzen in de kosten.

Middelen en voornaamste argumenten

Ter ondersteuning van haar beroep voert de verzoekende partij twee middelen aan.

Eerste middel: verzuim om gebruik te maken van de discretionaire bevoegdheid

In dit verband voert verzoekster onder meer aan dat het Uniestelsel van handel in broeikasemissierechten voor de derde handelsperiode (2013-2020) toewijzingen in gevallen waarin zich een bijzonder onbillijke situatie voordoet, niet uitsluit en de Commissie niet ontslaat van de verplichting om bij haar besluiten de grondrechten van ondernemingen en het evenredigheidsbeginsel in acht te nemen. De Commissie is hieraan voorbij gegaan en heeft aldus de discretionaire bevoegdheid die het Unierecht haar toekent, miskent.

Tweede middel: schending van verzoeksters grondrechten

Verzoekster betoogt in dit verband dat de afwijzing van de door de bevoegde nationale autoriteiten gevraagde hoeveelheden toewijzingen schending oplevert van verzoeksters grondrechten vervat in de artikelen 17 en 16 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie alsmede van het evenredigheidsbeginsel. De voor verzoekster verwachte ontoereikende verstrekking van emissierechten leidt voor haar tot een klaarblijkelijk onbillijke situatie die door richtlijn 2003/87/EG niet is bedoeld. Het teweegbrengen van een situatie die het voortbestaan van ondernemingen, zoals die van verzoekster, in gevaar brengt, is voor het bereiken van de in de richtlijn gestelde doelen noch geschikt, noch noodzakelijk, noch redelijk.

____________

____________

1 Richtlijn 2003/87/EG van het Europees Parlement en de Raad van 13 oktober 2003 tot vaststelling van een regeling voor de handel in broeikasgasemissierechten binnen de Gemeenschap en tot wijziging van richtlijn 96/61/EG van de Raad (PB L 275, blz. 32).