Language of document : ECLI:EU:T:2001:43

ARREST VAN HET GERECHT (Vierde kamer)

7 februari 2001 (1)

„Beroep tot nietigverklaring - Beschikking 98/653/EG van de Commissie - Spoedmaatregelen wegens voorkomen van boviene spongiforme encefalopathie in Portugal - Natuurlijke of rechtspersonen - Handelingen die hen rechtstreeks en individueel raken - Ontvankelijkheid”

In de zaken T-38/99 tot en met T-50/99,

Sociedade Agrícola dos Arinhos, Ld.a, gevestigd te Lissabon (Portugal),

Sociedade Agrícola do Monte da Aldeia, Ld.a, gevestigd te Lissabon,

António José da Veiga Teixeira, wonende te Coruche (Portugal),

Sociedade Agrícola Monte da Senhora do Carmo SA, gevestigd te Almeirim (Portugal),

Sociedade Agrícola de Perescuma SA, gevestigd te Almeirim,

Sociedade Agrícola Couto de Fornilhos SA, gevestigd te Moura (Portugal),

Casa Agrícola da Raposeira, Ld.a, gevestigd te Coruche,

José de Barahona Núncio, wonende te Évora (Portugal),

Prestase - Prestação de Serviços e Contabilidade, Ld.a, gevestigd te Lissabon,

Sociedade Agro-Pecuária da Herdade do Zambujal, Ld.a, gevestigd te Palmela (Portugal),

Francisco Luís Pinheiro Caldeira, wonende te Campo Maior (Portugal),

Sociedade Agrícola Cabral de Ascensão, Ld.a, gevestigd te Horta dos Arcos, Serpa (Portugal),

Joaquim Inácio Passanha Braancamp Sobral, wonende te Lissabon,

vertegenwoordigd door C. Botelho Moniz en J. Rôla Roque, advocaten, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verzoekers,

ondersteund door

Portugese Republiek, vertegenwoordigd door L. Fernandes, A. C. de Seiça Neves en A. M. Gonçalves Monteiro, als gemachtigden, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

interveniënte,

tegen

Commissie van de Europese Gemeenschappen, vertegenwoordigd door A. M. Alves Vieira en G. Berscheid, als gemachtigden, bijgestaan door V. Airão, advocaat, domicilie gekozen hebbende te Luxemburg,

verweerster,

betreffende een beroep tot nietigverklaring van artikel 2, sub a, van beschikking 98/653/EG van de Commissie van 18 november 1998 inzake spoedmaatregelen die noodzakelijk zijn geworden wegens het voorkomen van boviene spongiforme encefalopathie in Portugal (PB L 311, blz. 23), voorzover daarbij een verbod is gesteld op de verzending uit Portugal naar Spanje en Frankrijk van vechtstieren bestemd voor culturele of sportieve evenementen,

wijst

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vierde kamer),

samengesteld als volgt: V. Tiili, kamerpresident, R. M. Moura Ramos en P. Mengozzi, rechters,

griffier: G. Herzig, administrateur

gezien de stukken en na de mondelinge behandeling op 20 september 2000,

het navolgende

Arrest

     Feiten en toepasselijke regeling

1.
    De dertien verzoekers zijn Portugese fokkers van vechtstieren. Deze stieren zijn bestemd voor culturele of sportieve evenementen die binnen de Europese Unie uitsluitend in Portugal, Spanje en Frankrijk worden georganiseerd. Het betrokken stierenras wordt enkel in deze drie lidstaten gefokt.

2.
    Nadat de Portugese vereniging van fokkers van vechtstieren kennis had gekregen van de nakende vaststelling van een communautaire beschikking inzake de uitvoer van Portugese runderen, richtte zij op 10 november 1998 een fax aan de voorzitter van de Commissie om zijn aandacht te vestigen op de specifieke situatie van Portugese vechtstieren.

3.
    Op 18 november 1998 stelde de Commissie beschikking 98/653/EG vast, inzake spoedmaatregelen die noodzakelijk zijn geworden wegens het voorkomen van boviene spongiforme encefalopathie in Portugal (PB L 311, blz. 23; hierna: „bestreden beschikking”). Deze beschikking berust op het EG-Verdrag, op richtlijn 90/425/EEG van de Raad van 26 juni 1990 inzake veterinaire en zoötechnische controles in het intracommunautaire handelsverkeer in bepaaldelevende dieren en producten in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PB L 224, blz. 29), laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 92/118/EEG (PB L 62, blz. 49), in het bijzonder op artikel 10, lid 4, ervan, alsook op richtlijn 89/662/EEG van de Raad van 11 december 1989 inzake veterinaire controles in het intracommunautaire handelsverkeer in het vooruitzicht van de totstandbrenging van de interne markt (PB L 395, blz. 13), laatstelijk gewijzigd bij richtlijn 92/118, in het bijzonder op artikel 9, lid 4, ervan.

4.
    In punt 3 van de considerans van de bestreden beschikking verklaart de Commissie, dat in 1996 in Portugal verscheidene inspectiebezoeken zijn verricht met betrekking tot de problemen inzake boviene spongiforme encefalopathie (hierna: „BSE”). Bij die inspecties bleek, dat nog niet alle risicofactoren op adequate wijze werden aangepakt. Een follow-up inspectie door het Voedsel- en Veterinair Bureau van de Commissie van 28 september tot 2 oktober 1998 leverde de bevestiging op, dat er nog steeds bepaalde tekortkomingen bestonden bij de uitvoering van maatregelen ter bestrijding van de risicofactoren.

5.
    Artikel 2 van de bestreden beschikking bepaalt:

„Portugal ziet erop toe dat vanaf zijn grondgebied geen verzending naar andere lidstaten en naar derde landen geschiedt van:

a) levende runderen en runderembryo's;

(...)”

6.
    Volgens artikel 4 van de beschikking dient Portugal ervoor zorg te dragen dat vlees, producten of materiaal die van in Portugal geslachte runderen zijn verkregen, tot 1 augustus 1999 niet vanaf zijn grondgebied naar andere lidstaten of naar derde landen worden verzonden.

7.
    Artikel 16, lid 1, van de bestreden beschikking bepaalt:

„Deze beschikking wordt uiterlijk binnen achttien maanden nadat zij is gegeven, in afwachting van een algemeen onderzoek van de situatie, met name met het oog op de ontwikkeling van de incidentie van de ziekte en met het daadwerkelijk doen naleven van de relevante maatregelen, en in het licht van nieuwe wetenschappelijke informatie opnieuw bezien.”

8.
    Volgens artikel 18 is deze beschikking gericht tot de lidstaten.

9.
    Het bij de bestreden beschikking ingestelde uitvoerverbod uit Portugal is naderhand tot 1 februari 2000 verlengd bij beschikking 99/517/EG van de Commissie van 28 juli 1999 (PB L 197, blz. 45), waarbij de bestreden beschikking verder op een aantal punten is gewijzigd.

10.
    De bestreden beschikking is ook gewijzigd bij beschikking 99/713/EG van de Commissie van 21 oktober 1999 (PB L 281, blz. 90). Deze beschikking, die voorziet in een aantal uitzonderingen op het bij de bestreden beschikking ingestelde uitvoerverbod, biedt met name de mogelijkheid, onder bepaalde voorwaarden vechtstieren vanaf het Portugese grondgebied naar andere lidstaten te verzenden.

11.
    Verder is de bestreden beschikking gewijzigd bij beschikking 2000/14/EG van de Commissie van 31 januari 2000 (PB L 29, blz. 36). De in artikel 4 van de bestreden beschikking vastgestelde beperking in de tijd van het uitvoerverbod werd hierbij afgeschaft. Voorts werd artikel 16 ervan gewijzigd teneinde de bestreden beschikking, zoals gewijzigd, opnieuw te bezien „uiterlijk op 18 mei 2000 (...), in afwachting van een algemeen onderzoek van de situatie”.

12.
    Bij de beschikkingen 2000/371/EG en 2000/372/EG van 6 juni 2000 (PB L 134, blz. 34 en 35) maakte de Commissie gebruik van de mogelijkheid die was geboden door het bij beschikking 99/713 ingevoegde artikel 3, lid 7, van de bestredenbeschikking, en bepaalde zij dat vanaf 7 juni 2000 met de verzending van vechtstieren uit Portugal naar Frankrijk en Spanje mocht worden begonnen.

Procesverloop en conclusies van de partijen

13.
    Bij op 12 februari 1999 ter griffie van het Gerecht neergelegde verzoekschriften hebben verzoekers beroepen ingesteld tot nietigverklaring van artikel 2, sub a, van de beschikking, voorzover daarbij de verzending van vechtstieren uit Portugal is verboden. Die beroepen zijn bij de inschrijving ervan samengevoegd, en vormen dus één zaak.

14.
    Bij afzonderlijke akte, neergelegd ter griffie van het Gerecht op 19 april 1999, hebben zeven van de verzoekers in de hoofdzaak krachtens de artikelen 185 en 186 EG-Verdrag (thans artikelen 242 EG en 243 EG) en de artikelen 104 e.v. van het Reglement voor de procesvoering een verzoek om voorlopige maatregelen ingediend, ertoe strekkende in kort geding de tenuitvoerlegging van artikel 2, sub a, van de bestreden beschikking te doen opschorten, voorzover de verzending van vechtstieren uit Portugal daarbij is verboden, en elke andere passende voorlopige maatregel te doen gelasten.

15.
    Bij beschikking van 9 augustus 1999 heeft de president van het Gerecht het verzoek om voorlopige maatregelen afgewezen.

16.
    Bij beschikking van 14 oktober 1999 heeft de president van de Vierde kamer van het Gerecht het verzoek van de Portugese regering om toelating tot interventie aan de zijde van verzoekers toegewezen.

17.
    Het Gerecht heeft de partijen uitdrukkelijk uitgenodigd opmerkingen te maken over de wijziging van de bestreden beschikking bij beschikking 99/713 en over degevolgen van deze wijziging voor de onderhavige zaak. Verzoekers hebben hun beroep gehandhaafd zonder wijzigingen.

18.
    Op rapport van de rechter-rapporteur heeft het Gerecht besloten tot de mondelinge behandeling over te gaan.

19.
    Partijen zijn ter terechtzitting van 20 september 2000 in hun pleidooien en in hun antwoorden op de vragen van het Gerecht gehoord.

20.
    Verzoekers concluderen dat het het Gerecht behage:

-    artikel 2, sub a, van de bestreden beschikking nietig te verklaren voorzover daarbij een verbod is gesteld op de verzending uit Portugal naar Spanje en Frankrijk van vechtstieren bestemd voor culturele of sportieve evenementen in die lidstaten;

-    de Commissie in de kosten te verwijzen.

21.
    Interveniënte concludeert dat het het Gerecht behage:

-    de beroepen gegrond te verklaren en mitsdien de bestreden beschikking overeenkomstig verzoekers' vordering nietig te verklaren;

-    de Commissie te verwijzen in de kosten.

22.
    De Commissie concludeert dat het het Gerecht behage:

-    het beroep niet-ontvankelijk, subsidiair ongegrond te verklaren;

-    verzoekers te verwijzen in de kosten.

In rechte

23.
    Verzoekers voeren in wezen twee middelen aan: het eerste is ontleend aan dwaling inzake de uitgangspunten van de beschikking en ontoereikende motivering, en het tweede aan schending van de artikelen 30, 34 en 36 EG-Verdrag (thans, na wijziging, artikelen 28 EG, 29 EG en 30 EG) en het evenredigheidsbeginsel. De Commissie betwist de middelen van de verzoekers en werpt een exceptie van niet-ontvankelijkheid van de beroepen op.

De ontvankelijkheid

Argumenten van partijen

24.
    De Commissie stelt, dat geen van de verzoekers rechtstreeks door de bestreden beschikking wordt geraakt, aangezien hun feitelijke situatie geen specifieke kenmerken vertoont die hen op soortgelijke wijze individualiseren als de adressaat van de beschikking.

25.
    Volgens haar dient geen onderscheid te worden gemaakt tussen de situatie van de verzoekers en die van Portugese fokkers van andere runderen. Met name belet het feit dat de vechtstieren enkel worden gefokt om deel te nemen aan sportieve evenementen of stierengevechten niet dat deze dieren, na hun dood in de arena, in de voedselketen kunnen terechtkomen, aangezien het vlees ervan in gespecialiseerde restaurants op het menu staat.

26.
    Ter terechtzitting heeft verweerster verder benadrukt, dat de door verzoekers aan de commissievoorzitter gerichte fax waarin zij hun standpunt uiteenzetten, slechts tien dagen vóór de formele vaststelling van de bestreden beschikking is verzonden. Op dat ogenblik was er reeds een ontwerp-beschikking vastgesteld op basis van eenadvies dat het veterinair comité in oktober 1998 overeenkomstig de toepasselijke wettelijke regeling had gegeven.

27.
    Verzoekers stellen dat zij voldoen aan de in artikel 173, vierde alinea, EG-Verdrag (thans artikel 230, vierde alinea, EG) gestelde voorwaarden inzake procesbevoegdheid, aangezien de bestreden beschikking hen rechtstreeks en individueel raakt.

28.
    Zij wijzen op het bestaan van feitelijke omstandigheden die hen karakteriseren ten opzichte van andere fokkers en handelaars in levende runderen, op wie het genoemde verbod, in abstracto, van toepassing is.

29.
    In de eerste plaats fokken verzoekers een uniek runderras dat bestemd is voor gevechten tijdens culturele en sportieve evenementen die enkel in Portugal, Spanje en Frankrijk plaatsvinden. Deze vechtstieren verschillen van alle andere runderen; de uitvoer ervan ligt voor de hand, zelfs indien zij ter bescherming van de volksgezondheid na het gevecht dienen te worden vernietigd.

30.
    In de tweede plaats zijn verzoekers in het Portugese stamboek van vechtstieren en in het Spaanse stamboek van het ras van vechtstieren ingeschreven. De inschrijving in laatstbedoeld boek staat los van de inschrijving in het eerste boek, aangezien daarvoor moet zijn voldaan aan de specifieke vereisten van de Spaanse regeling.

31.
    In de derde plaats zijn verzoekers voor de verzending en het transport van hun stieren naar Spanje en Frankrijk onderworpen aan specifieke regels voor vechtstieren (die niet gelden voor andere runderen), die een strenge controle van alle vervoerde dieren waarborgen. Deze regels vormen een wezenlijk onderdeel van een geheel van waarborgen met betrekking tot de opspoorbaarheid van de dieren.

32.
    In de vierde plaats hebben verzoekers nog vóór de vaststelling van de bestreden beschikking via hun vereniging (de Portugese vereniging van fokkers vanvechtstieren) de aandacht van de Commissie gevestigd op de specifieke kenmerken van vechtstieren en van de terzake geldende regeling, en hebben zij haar verzocht om met deze kenmerken rekening te houden. De genoemde vereniging oefent geen eigen economische of handelsactiviteit uit of enige andere zelfstandige activiteit die losstaat van die van haar leden.

33.
    Dienaangaande wijzen verzoekers erop, dat zij samen met de andere leden van de Portugese vereniging van fokkers van vechtstieren op 20 juli 1998 bij de Commissie een klacht hebben ingediend, waarin zij om haar tussenkomst verzochten inzake de door de Spaanse autoriteiten veroorzaakte moeilijkheden betreffende de export van in het Portugese stamboek ingeschreven vechtstieren. De informatie in deze klacht maakte het voor de Commissie duidelijk in welke opzichten de op vechtstieren toepasselijke regeling verschilde van de voor andere runderen geldende regeling.

34.
    Verder hebben verzoekers naar aanleiding van berichten over de nakende vaststelling van een beschikking die de runderexport volledig zou verbieden, bij fax van 10 november 1998 aan de commissievoorzitter een uiteenzetting gezonden, om zijn aandacht te vestigen op de specifieke situatie van Portugese vechtstieren. In dit verslag benadrukken zij, dat andere maatregelen mogelijk zijn (zoals de verplichte verbranding van de stieren na de wedstrijd) die de volksgezondheid evengoed beschermen, maar de intracommunautaire handel minder belemmeren.

35.
    Ten slotte voeren verzoekers aan, dat de meesten onder hen met Spaanse en Franse ondernemers overeenkomsten hadden gesloten over de verkoop van vechtstieren bestemd voor de Spaanse en/of Franse stierengevechten tijdens het seizoen 1999. De bestreden beschikking zou de uitvoering van deze overeenkomsten onmogelijk hebben gemaakt.

Beoordeling door het Gerecht

36.
    Krachtens artikel 173, vierde alinea, van het Verdrag kan iedere natuurlijke of rechtspersoon beroep instellen tegen tot hem gerichte beschikkingen of tegen beschikkingen die, hoewel gegeven in de vorm van een verordening of van een beschikking gericht tot een andere persoon, hem rechtstreeks en individueel raken.

37.
    Volgens vaste rechtspraak kunnen degenen die niet de adressaten van een beschikking zijn, stellen dat zij individueel worden geraakt in de zin van artikel 173, vierde alinea, van het Verdrag, indien de beschikking hen in hun rechtspositie raakt uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie, welke hen ten opzichte van ieder ander karakteriseert en hen derhalve individualiseert op soortgelijke wijze als de adressaat (arresten Hof van 15 juli 1963, Plaumann/Commissie, 25/62, blz. 205, op blz. 232, en 18 mei 1994, Codorniu/Raad, C-309/89, Jurispr. blz. I-1853, punt 20, en arrest Gerecht van 27 april 1995, ASPEC e.a./Commissie, T-435/93, Jurispr. blz. II-1281, punt 62). Doel van artikel 173, vierde alinea, is immers, ook rechtsbescherming te verlenen aan degene die, hoewel de bestreden handeling niet tot hem is gericht, daardoor feitelijk wordt getroffen op soortgelijke wijze als de geadresseerde (arrest Hof van 11 juli 1984, Gemeente Differdange/Commissie, 222/83, Jurispr. blz. 2889, punt 9).

38.
    Gelet op die rechtspraak dient derhalve te worden uitgemaakt, of verzoekers door de bestreden beschikking worden geraakt uit hoofde van zekere bijzondere hoedanigheden, dan wel of er een feitelijke situatie bestaat welke hen karakteriseert ten opzichte van alle andere marktdeelnemers waarop de beschikking van toepassing is.

39.
    In casu zijn bij de bestreden beschikking spoedmaatregelen vastgesteld die noodzakelijk zijn geworden wegens een aantal ESB-gevallen in Portugal. Zij behelst een verbod op de verzending van levende runderen en van vlees en andere producten die van in Portugal geslachte runderen zijn verkregen. Dit verbod is gegrond op de bescherming van de volksgezondheid. Van meet af aan werd ervan uitgegaan dat het verbod tijdelijk was, aangezien de beschikking uiterlijk achttienmaanden na de vaststelling ervan diende te worden heronderzocht in afwachting van een algemeen onderzoek van de situatie.

40.
    Verzoekers stellen om te beginnen, dat de door hen gefokte stieren zijn bestemd voor gevechten tijdens culturele en sportieve evenementen, zodat zij er verder belang bij hebben om deze dieren uit te voeren, zelfs indien zij na het gevecht moeten worden vernietigd. Verder zijn verzoekers naar eigen zeggen ingeschreven in het Portugese en in het Spaanse stamboek van vechtstieren, en gelden voor de uitvoer en het transport van deze dieren naar Spanje en Frankrijk specifieke regels, die een strenge controle van alle uitgevoerde dieren waarborgen.

41.
    Deze omstandigheden kunnen niet worden beschouwd als een bijzondere situatie waardoor verzoekers worden gekarakteriseerd ten opzichte van iedere andere fokker of exporteur van runderen die door het bij de bestreden beschikking gestelde uitvoerverbod is getroffen.

42.
    Het feit dat de door verzoekers uitgevoerde stieren in vergelijking met andere runderen eigen kenmerken vertonen, in specifieke omstandigheden worden gefokt en aan specifieke controles worden onderworpen, heeft niets te maken met de wijze waarop de betrokken beschikking verzoekers treft.

43.
    Voorzover deze beschikking de verzending van runderen verbiedt, raakt zij de verzoekers immers niet uit hoofde van bijzondere hoedanigheden of van een feitelijke situatie die hen ten opzichte van iedere andere marktdeelnemer karakteriseert. Zij raakt de verzoekers enkel uit hoofde van hun objectieve hoedanigheid van runderexporteurs, op dezelfde wijze als elke andere marktdeelnemer die vanaf het Portugese grondgebied dezelfde uitvoeractiviteit uitoefent. Aldus richt de bestreden beschikking zich in abstracte en algemene bewoordingen tot niet nader bepaalde groepen personen en is zij van toepassing op objectief bepaalde situaties.

44.
    Deze argumenten kunnen dus niet worden aanvaard.

45.
    Verzoekers stellen verder, dat zij vóór de vaststelling van de bestreden beschikking, meer bepaald via de Portugese vereniging van fokkers van vechtstieren waarbij zij zijn aangesloten, de aandacht van de Commissie hebben gevestigd op de specifieke kenmerken van vechtstieren en van de terzake geldende regeling, en dat zij haar hebben verzocht rekening te houden met deze kenmerken.

46.
    Er zij aan herinnerd, dat blijkens de rechtspraak, ongeacht de eventuele relevantie van de door verzoekers aangehaalde brieven en contacten uit het oogpunt van de materie die in de bestreden beschikking aan de orde is, het feit dat iemand op enigerlei wijze intervenieert in de procedure leidende tot de vaststelling van een gemeenschapshandeling, deze persoon enkel kan individualiseren ten opzichte van de betrokken handeling, wanneer de toepasselijke communautaire regeling hem bepaalde procedurele waarborgen biedt (beschikking Gerecht van 9 augustus 1995, Greenpeace e.a./Commissie, T-585/93, Jurispr. blz. II-2205, punten 56 en 63, en arrest Gerecht van 13 december 1995, Exporteurs in Levende Varkens e.a./Commissie, T-481/93 en T-484/93, Jurispr. blz. II-2941, punten 55 en 59).

47.
    In casu dient verzoekers' argument te worden getoetst aan de toepasselijke communautaire regeling, inzonderheid uit het oogpunt van de richtlijnen 89/662 en 90/425, voorzover deze richtlijnen betrekking hebben op de vaststelling van spoedmaatregelen die noodzakelijk zijn om elk risico te voorkomen wanneer een besmettelijke dierziekte, een nieuwe ernstige en besmettelijke ziekte of een andere aandoening die een gevaar kan opleveren voor de veestapel of de volksgezondheid, wordt geconstateerd.

48.
    Nergens in deze regeling is bepaald, dat de Commissie bij de vaststelling van dergelijke spoedmaatregelen een procedure moet volgen waarin verzoekers het recht zouden hebben om zelf of via hun vertegenwoordigers te worden gehoord.Verzoekers kunnen aan de genoemde interventies dus geen procesbevoegdheid ontlenen in de zin van artikel 173, vierde alinea, van het Verdrag.

49.
    Ten slotte stellen verzoekers, dat zij overeenkomsten hebben gesloten over de verkoop van vechtstieren voor stierengevechten tijdens het seizoen 1999 in Spanje en in Frankrijk; wegens de beschikking konden deze overeenkomsten niet worden uitgevoerd.

50.
    Het is inderdaad zo, dat het Hof en het Gerecht beroepen tot nietigverklaring van een normatieve handeling ontvankelijk hebben verklaard, wanneer een hogere rechtsregel de auteur van de handeling verplichtte rekening te houden met de bijzondere situatie van de verzoeker (zie arresten Gerecht van 14 september 1995, Antillean Rice Mills e.a./Commissie, T-480/93 en T-483/93, Jurispr. blz. II-2305, punten 67-78, en 17 juni 1998, UEAPME/Raad, T-135/96, Jurispr. blz. II-2335, punt 90). Door een verzoeker gesloten overeenkomsten die door de bestreden handeling worden getroffen, kunnen namelijk in bepaalde gevallen een dergelijke bijzondere situatie karakteriseren (arresten Hof van 17 januari 1985, Piraiki-Patraiki e.a./Commissie, 11/82, Jurispr. blz. 207, punten 28-31, en 26 juni 1990, Sofrimport/Commissie, C-152/88, Jurispr. blz. I-2477, punten 11-13).

51.
    Het onderhavige geval verschilt evenwel van die welke hebben geleid tot voormelde arresten, doordat in casu een dergelijke verplichting niet bestaat. Dit argument kan derhalve niet worden aanvaard.

52.
    Bijgevolg is in de onderhavige zaak niet voldaan aan de ontvankelijkheidsvoorwaarde dat de verzoekers door de bestreden handeling individueel worden geraakt.

53.
    De beroepen dienen derhalve niet-ontvankelijk te worden verklaard.

Kosten

54.
    Volgens artikel 87, lid 2, van het Reglement voor de procesvoering wordt de in het ongelijk gestelde partij in de kosten verwezen, voorzover zulks is gevorderd. Aangezien verzoekers in het ongelijk zijn gesteld, dienen zij overeenkomstig verweersters conclusies te worden verwezen in de kosten, met inbegrip van die van de procedure in kort geding.

55.
    Overeenkomstig artikel 87, lid 4, van het Reglement voor de procesvoering zal de Portugese Republiek als interveniënte haar eigen kosten dragen.

HET GERECHT VAN EERSTE AANLEG (Vierde kamer),

rechtdoende:

1)    Verwerpt de beroepen.

2)    Verwijst verzoekers in de kosten, met inbegrip van die van de procedure in kort geding.

3)    Verstaat dat interveniënte haar eigen kosten zal dragen.

Tiili
Moura Ramos
Mengozzi

Uitgesproken ter openbare terechtzitting te Luxemburg op 7 februari 2001.

De griffier

De president van de Vierde kamer

H. Jung

P. Mengozzi


1: Procestaal: Portugees.

Jurispr.